de vrije gen«en;ch»p met de inboorlingen en de kooplieden onder hen Op Sumatra's, Celebes, Borneo en andere eilanden. De Hollanders, zeggen zij, hebben, sedert het fort Malborough en andere bezittingen op Sumatra, ten gevolje van het verdrag van 1824, aan hen afgestaan zijn, geene gelegenneid verzuimd, om den handel met de inboor lingen van Pinang en bingapore aan zien te trekken, en hebben hunne aan randingen, in spijt van de ernstige verioogen, vermenigvuldigd. Dat zij bezit genomen hebben van het grondgebied van den Rajah van Sinkel, op de westkust van Sumatra, alsook van Baros, waardoor zij zich het mono. polie van den handel in die districten verworven hebben, is alreeds uit de «tukken, bij het Parlement overlegd, gebleken. Uit de berigten, met den laatsten overlandschen post uit Indie ontvangen, blijkt het verder, dat zij ook bezit genomen hebben van de haven van Tonrouman; terwijl er voorts gegronde vrees bestaat, dat zjj zich ook zullen meester maken vati alle de havens tusschen Sinkel en Atsjeed, vanwaar de koloniën in de Straat zoo tuimen toevoer van peper ontvangen. Zij voegen er bij, dat de Hollanden hunne bezitting tot aan de noord-oostelijke kust uttgesirekt hebben, bedrei gende Lancat, Delli en het Koningrijk van Sine, zoodat er alle reden is, om de geheele onderwerping van Sumatra, en daarmede de vernietiging van allen handel met Groot-Britanniete verwachten, behalve op zulke voor waarden als de Hollanders zullen goedvinden voor te schrijven. Zij maken vervolgens gewag van de dépéche van Lord Palmerstmvan den 29 Augustus 1839, aan Sir E. C. Disbrowe gerigt; alsook van het ant woord van zijn Lordschap aan den heer Colquhounop diens vragen, in de laatste Pa<lemeni«-zuting gegeven, waaruit blijkt, dat de uitlegging van het 6de artikel vin het verdrag van 1824, hetwelk zegt, dat geene nieuwe ve« tigmg op het eiland geoorloofd zal zijn, zonder gezag van de contracterende Gouvernementen gegeven, zoodanig is, dat daardoor de Hollandsctie ver overing geregtvaardigd wordt,naardien dezelve door hun eigen Gouvernement gewettigd is. Zulk eene uitlegging, zeggen de leden van de associatie, zal in het vervolg alle inbezitnemingen der Hollanders regtvaardigenterwijl de Engelschen daardoor verhinderd worden hun gebied in de Oost-Indische zee uil te breiden; terwijl daarentegen, volgens de uitlegging, die zij aan het verdrag geven, de contracterende partijen zich wederzijds verbonden hebben elkaDders handel in den Indischen Archipel niets in den weg te leggen, zon der wederzijlsche toestemming. Sprekende van de nota van den Hollandschen Rlinister van den 18 Augus. tus 1839, aan Sir E. Mallet gerigt, halen zij de volgende uitdrukking aan: Indiende hooge contracterende partijen, bij art. 9 en 10, wederzijds afge zien hebben van het regt om verdragen te sluiten met de Staten op het eiland Sumatra en het schier eiland Malacca, zijn zij nog veei meer gehouden deze Staten geene hulp te zenden. Hierop merkt de associatie aan, dat, daar de Hollandsche Regering b ijkbaar erkent van het regt om verdragen te maken afgezien te hebben het ongerijmd is oorlog in het eiland te maken. Doch de Hollgndsghe Minister regtvaardigt het inbezitnemen van Sinkel en Baros, door aan te voeren, dat het een gedeelte uitmaakte van het grond gebied door de Hollandsche O. I. compagnie in 1666, krachtens een verdrag met de inboorlingen van de westkust, vetkregen. Hierop merkt de associatie aan, dat, volgens het derde artikel van het verdrag, hetwelk veronderstelt, dat elke van de contracterende partijen aan de andere van de bestaande ver dragen kennis gegeven Heeft, en bepaalt, dat men dit ook in het vervolg doen zal, er van dit verdrag van 1666 behoorlijk kennis bad moeten gegeven worden; en merken voorts op, dat het wel vreemd is, dat de plaatselijke Regering en het Britsche Gouvernement hier en in Indië dit grondgebied altijd voor onafhankelijk gehouden nebben. De associatie dringt dus aan op een onderzoek, of er werkelijk in 1824 van het bestaan van zoodanig ver drag kennis gegeven is, en zod niet, dat er dan op den afstand van die grondgebied aangehouden worde. Doch Sumatra is niet het eenige eiland, waarop de associatie de aandachc van Lord Palmetnon wil gevestigd hebben; Celebes en Borneo schijnen even eens aan hetzelfde stelsel van uitbreiding onderworpen te zijn. Ook daar maakt men aanspraken, onder voorwendsel van onde verdragen. Het is dus van het hoogste belang, in allen geval, van die aanspraak naauwlteurig ken. nis te nemen, en zoo het ongelukkig blijken mogt, dat die gronden inderdaad aan de Hollanders behooren, alsdan te onderzoeken, op welke voorwaarden men van deze zijde tot dezelve zal mogen genaken. Na nDg eenige voorbeelden te hebben aangehaald, welke moeijelijkheden onder de gedaante van belastingen, den Britschen handel in de Hollandsch- Indische havens in den weg gelegd worden besluiten de leden van de asso ciatie hun verzoekschrift met te zeggen, dat, indien men zoodanig stelsel toelaat voort te duren, en men zoodanige uitlegging van het verdrag, waar door de bovengemelde handelwijze geregtvaardigd wordt, bij voortduring wil laten gelden, dat dan het bedoelde verdrag, in plaats van naar deszelfs oog merk eenen vrijen handel te bevorderen, juist eene tegengestelde uitwerking zal hebben, en strekken zal om aan den Britschen handel den gevoeligiten ilag toe te brengen, FRANKRIJK. Parijs den 4den Februarij. De wet op de versterking van Parijs Is ein* delijk met 237 tegen 162 stemmen aangenomen. De Kamer houdt zich thans bezig in hare afdeelingen, met de behan. deling van het tusschen Frankrijk en Nederland gesloten handels-tractaat; een dagblad bevat omtrent hetzelve het volgende: Dit ontwerp van wet in het gevolg van een door het Nederlandsch Gou vernement gedaan voorstel, gegrond op een stelsel van wederkrerige conces lien, ten doel hebbende, om de scheepvaart en den handel van heidelanden onder gelijke voorregten en wederkeerige voordeelen te plaatsen. Het Fransch Gouvernement kent de opoffering van het opheffen zijner sur taxes; het staat den invoer toe langs den Rhijn en de Moeselvan de voort brengselen uit de keerkringslanden, die tevens aan het verlangen van onze oostelijke fabrpen zullen voldoen. Bij deze vergunningen voegt het eene wijziging in de tonne- en scheepvaartregtenen eindelijk neemt het genoe- gen met een derde vermindering op het regt van invoer op de kaas en het in Holland vervaardigd loodwit van de zeezijde ingevoerd.! De door het Nederlandsch Gouvernement toegestane voordeelen zijn de volgende Ons wit porcelein zal is het tarief gelijk gesteld worden met eenvoudig aardewerk. Het regt van inkomen op onze zeepen zal met een vierde, en dat op het gekleurd papier met twee vijfden verminderd worden; ons messenwerk, kra- merijen, kanten, bonnetterie en zijden stoffen, zullen tot op de helft van het inkomend regt worden vermiuderd. Eindelijk zullen onze wijnen en brandewijnen op fust van alle regt ontheven worden, en zullen eene terug betaling bekomen, te weten: voor de wijnen drie vijfden, en de brandewjj. nen de helfc, als dezelve gebotteld zijn; dezelfde vermiodering zal voor Neérlandsch Oost-Indie worden toegeataan. Het Gouvernement heeft, gooveel mogelijk wat, pp deze wpze vooral .onzen wijnoogst willen uitbreiden, die een der voornaamste takken onzes handels is, Er zijn thans reeds meer dan 7000 Carlisten niar Spanje terug gekeerd. Men wil weien, dat de Hertogen van Orleans en Aumale met den nieuwen Gouverneur Bugeaud en 15,000 man versterking in het laatst van Maart naar Algiers zouden vertrekken. Van den ia Januari) wordt uit Algierj Jiet yplgende geschreven: Ongetwijfeld weet gij, dat het moederland ons arme Afrikanen, met eenen nieuwen Gouverneur begiftigd heeft. Het is de tiende sedert het tienjarig bezit van AlgiersOpmerkelijk is het, dat zoo lang de Maarschalk PaUt een stelsel volgdehetwelk met de belangen der kolonie regtstreeks strijdig VAI; ïoo iang hjj in het oorlogvoeren tegen de Arabieren de ergste miss tap pen beging; zoo lang hij het koloniseren verzuimde, noch de klagten van het ieger, noch tie verioogen der volkplanters, noch de woenendë aanvallen der dagbladen in staat waren om hem te doen vallen. Nu echter de Ma?r- schalkdoor eene lange ondervinding en velerlei tegenspoeden wijzer gewor» denden voor een man op zijn hoog standpunt zeldzamen moed heeft ge* bad, om van stelsel te veranderen, is hij bij het bestuur in ongenade geval, lenen hij treedt af, juist op het oogenblik, dat hij zich door verscheidene nuttige maatregelen eene welverdiende populariteit had verworven. Dit Ie eene betreurenswaardige gebeurtenis, geschikt om in Frankrijk wapenen in de hand te geven aan degenen, die steeds beweerd hebben, dat eenmagtige wil aan de opkomst onzer Kolonie hinderpalen in den weg legt. De belag- chelijke zijde der zaak is, dat de Fransche Regering den Maarschalk ymie terugroept, op grond van zijnen voor twee jaren geuitten wensch, om toe herstel zijner gezondheid naar Frankrijk te mogen wederkeeren. Sedert ech ter is zijne gezondheid volkomen hersteld en zijn verzoek was in de verge telheid geraakt, waaruit men het thans heeft opgedolven, 's Mins opvolger, de Generaal Bugeaudzal veel moeite hebben onr nen slechten indruk uit te wisschen, aien zijn aan de Tafna gesloten verdrag en de hem te regt of te onregt toegeschrevene plannen van een meer beperkt bezit, hier getnaakc hebben. Intusscnen moeten wij toegevendat de Generaal Bugeaud met de wijze van oorlogvoeren in Afnka volkomen bekend en tevens een voortref felijk planter is: twee onschatbare eigenschappen in dit lard. Desnicrtemin is de bevolking hier over de verwijdering van falie, waarvan zij de waarschijn lijke aanleiding wel doorziet, zeer onthutst, uen vorigen Maandag gaf de Maar schalk audiëntie en voor het eerst zag men een groot aantal kolonisten in -'Zijne zalen. Zij boden hem een adres tan, hetwelk den Maarschalk, aan zulke bewijzen van genegenheid ongewoon, tot tranen toe roerde. MENGELINGEN. BUREAU der MILITAIRE VERKENNINGEN in het KONINGRIJK der NEDERLANDEN. Onder de vele verordeningen van den dag betreurt onze Stad en het we* tenschappelijk Publiek in het bijzonder, het op handen zijnde verlies der Topographische en voer de militaire aangelegenheden en geschiedenis van ons Vaderland in het bijzonder, reeds voor lang zoo buiten als binnenslands met roem bekende instelling, onder directie van den Heer Generaal-Majoor van Gorkum, als Directeur der Militaire Verkenningen. Bij een verslag in eene bijzondere Vergadering van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, alhier op den 8sten der atgeloopene maand ge houden, mogten wij zeer vele voortbrengselen van Z. Ed. zien en tevens een algemeen overzigt verkrijgen van de uitgebreide werkzaamheden tot hiertoe aan deze instelling opgedragen, dewelke, om kort te gaan, alle vakken van eene volmaakte aardrijks-kennis en beschrijving zonderonderscheid betreffen, en al dat geen bevatten, wat zoowel voor den Staatsman, landsbestierder, en waterbouwkundigeals voor den koophandel en de nijverheid, voor de mineralogie en de geologie; zoowel voor den geschiedkundige, als bovenal voor den krijgsman, tot in de uitvoerigste bijzonderheden aangelegen kan schijnen. Van eene uitvoerig geteekende kaart der voormalige Zuidelijke Provinciëndie zich over een gedeelte van Frankrijk tot Laon en Metz uitstrekt, op de uit. voerige schaal van i el voor 25,000 ellen, in 300 bladen groot olifants, wer. den verscheidene bladen ons ter bezigtiging voorgelegd, welker allerfraaiste bewerking de bewondering der vergadering tot zich trok. - De wijze waarop de bergen en golvende oppervlakte van den grond zijn voorgesteld, is van de uitvinding van den Generaal, en werd ons door een daarbij keurig uitge. voerd erel Topographische modellen verklaard. Dit scelmet eene beschrij. ving in het Fransch, in'der tyd (1828), voor er. ten dienste der Commis sie der groote nieuwe Kaart van Frankrijk, onder voorzitting van den Mar quis de ia Place vervaardigd, alsmede eene Instructie, hoedanig de metingen ter bepaling der verschillende hoogten, betrekkelijk het gemiddelde waier- pasviak der zee moeten verrigt worden, werd aan de Maatschappij tot aan. denken vereerd. Eenige zeer schoon voorgestelde plans van vestingen met naast dezelve ge plaatste iristrucnen hoe deze vestingeD aan te vallen of te veroveren en te ver* dedigen, en zeer uitvoerige krijgskundige memoriên, over alles handelende, wat betrekking heeft tot eene naauwkeurige kennis van het land en derzelver bewoners en industrie, van deszelfs zwakte en sterkte, of om een leger te voeden, en a?n hetzelve verdedigings-stellingen aan te bieden, vergezelden, met meer andere stukken, overigens deze verklaring, welke ons de zeer groote uitgestrektheid der wetenscnappen en kundigheden heeft doen opmer ken, die tot deze soort van militaire dienst vereischt worden. Wanneer wij ook de vernietiging van meerdere wetenschappelijke Instellingen zouden moeten betreuren, waarop steeds ons Vaderland zich beroemen mogt, zoo gevoelen wij het verlies van deze instelling nog des te meer, daar wij in het ons verf onde werk het begin zagen eener zoo hoog noodige nieuwe kaart van dit Rijk, Het is roch bekend, dat de kaart van wijlen den Luitenant-Generaal Krayen- hoff alleen met juistheid geeft de afstanden der torens van eenige steden en dorpen, maar dat zij overigens alles te wenschen overlaat. Met de ophefling der voorschrevene Instelling van de Generaal van Gor kum, gaat alzoo ook onze reeds voor lang zoo billijke hoop op een nieuwe kaart verloren, welke genoegzaam kosteloos begonnen, ook volgens onze overmiging op dezelfde wijze met even geringe kosten zoude hebben kon. nen voltooid worden en wel blijkbaar binnen een korten tijd. De straks gemelde Vergadering drukte dan ook herhaalde malen haar hartelijk verlangen uit, dat het werk van den Generaal mogt worden voortgezet. Volgens de mededeeling des Generaals schijnen wij ons echter nu alleenlijk nog te mogen vleijen, met de verschijning van de kaart der gewezene Zuidelijke Provinciën onzes Rijks, van dewelke ons zeven zeer fraaije bladen vertoond zijn; als ook waarschijnlijk van eene kaart der rivieren de Rhijn, Waal ea Maas, van Pannerden tot Brielle, in 24 bladen, welke beide uitgaven toe teer matige prijzen door ZE. zouden zijn voorgedragen. Letden, 6 Februarjj 1841. NATUUR- en MENSCHENLEVEN in het TURKSCHE RIJK. naar de mede deelingen van Dr. Bou£. Europisch Turkye bevat eene menigte prachtige landschappen, welke de opmerkzaamheid van eiken reiziger verdienen. De schilders zouden hier ia de natuur en den mensch rijke atof voor hun penseel vinden, eene stoCFe, welke tot nu toe bijna geheel ongebruikt gebléven is. Waar vindt men eeno trouwe afbeelding eener Albanesche bruiloft en der wonderlijke ceremoniën^ welke daarmede verbonden zijn?Waar ziet men eene levendige beeldende daarstelling van den dans Kolo% zoo als dié door de Serviërs gedanst wordt? Heeft ergens een kunstenaar ons het beeld eener reizende Turkin met hare gewapende slaven geteekend; of Turksche en Christen karavanen, terwijl zij in een karavanserai of in de schaduw van eéuige boomen nachtverblijf houden?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 3