G R O OT-BRITANNIE. F R A N K R IJ K. B E L G I E. MENGELINGEN. Het «mart mij a te moeten fcerlgtendat het Gouvernement van Hare Rath. Maj. oetrekitelijk de vaart op den Douro, aan mij eene onbillijke vordering heeft gedaan, ,an welke het mij niet mogelijk was toe te geven, en die aauleiding heeft gegeven tot ernstige vreesdat men voornemens is het verbond van vriendschap te verbrekendat tot beider wederzijdsch voordeeltusschen de beide volken heeft bestaan. Ik bevond mij dus in de noodzakelijkheid, om zoodanige maatregelen te nemen als de*omstandigheden vorderdenten einde bij eenig voorkomend geval de onschendbaarheid der constitutie van den Staat te band naven, en de waardigheid der kroon en de nationale onafhankelijkheid te bewaren; in de hoop, dat het ons mogt gelukken, onbillijke ver denkingen uit den weg te ruimen, en een einde te maken aan een misverstand, dat zonder grond ïa opgewekt. Onder zulke omstandigheden kon mijn Gouvernement niet andersdangelijk het werkelijk gedaan heeft, aan het Gouvernement van Hare Britannischc Maj. den stand dier zaak mededeelenten eindewanneer het noodig mogt zijnop de vervulling der tractaten van bondgenootschap tusschen de helde kroonen aan te dringen. En om het edele onzer gedragingen te bewijzen, verklaarde mijn Gouvernement vervolgens, dat het de bemiddeling van Hare BritannisChe Maj. zoude aannemen in geval het Spaansche van zijnen kant dezelve mede aannam, lk beschouwde het echter als onvermijdelijk,tegélijk tocvlugt te nemen tot de buitengewone middelen, die de constitutie van den Staat aan het Gouvernement Verschaft, ten einde htt land in staat van verdediging tegen eiken inval te brengen. Mijne Ministers zullen u een verslag, met de noodige bewijsstukken, over jagen van de middelen van voorzorg, die zy genomen hebben, opdat alles aan uwé goedkeuring worde onderworpen. De inspanningen, welke deze gebeurtenis onvermijdelijk maakte, hebben ongeluk, kig'ijk de definitive organisatie verhinderd van ons financieel stelseldat zoo zeer de aandacht der Cortes vereischt, en dat ik daarom nogmaals ernstig uwer uiterste zorg vuldigheid aanbeveel. Het is daarenboven van belangdat de Kamers zich met de beraadslagingen over on"e handelbetrekkingen met verschillende landen bezig houden, en mijn Gouvernement zal u spoedig bet tractaat voorleggen, dat mee de Vereenigde Staten van Amerika is gesloten.^ i,;nncnste des Koningrijks is de openbare rust gehandhaafd, en de werkzaam heden der organisatie wettendoor u in de laatste zitting goedgekeurd, gaan steeds voort. In de overzeesche bezittingen begint de nijverheid te herleven. Mijn Gouvernement zal"u, bij voegzame gelegenheid, zoodanige maatregelen voorstellen, als hetzelve het doelmatigst zal oordeelen, om de welvaart van dat belangrijk gedeelte der monarchie te bevorderen. De openbare geest, door bet geheele Koningrijk, blijkt zoodanig te zijn, als wij tnogien verwachten van de Portugesche natie, die steeds den roemrijken naam, die van hare voorvaderen op haar is overgegaanzal bewaren, De zitting is geopend Hare Maj. was mee weinig natie naar de Corcea geredenanderi werd daarbij veel meer pracht ten toon gespreid. SPANJE. Men schrijft uit Madrid van den 6den dezer: De hoofdstad geniet de volmaakste rusthet provisioneel bestuur houdt een waakzaam oog op de bekende woelgeesten. De militaire Autoriteiten geven blijken van veel geestkracht. De Generaal Saone heeft zich naar Murcia begeven, om wraak te nemen over eene beleediging, door de sol daten eernB hoofd-officier aldaar aangedaan. Het regiment van Oviedo zat gestreng worden gestraft. De Gaceta de Madrid van gisteren bevat eene lijst, waaruit blijkt, dat het Miniftene vafi Financien, gedurende de maand November, moest ont. vargen, 56,804,263 renten aan geld, en 35,549,552 realen aan papier. De Maiquts van Kequeni, die H. Maj. de gewezen Koningin Regentel op Hoogstderzelver reia heeft vergezeld, is alhier teruggekeerd. Hij heeft een schitterend halssieraad van Hare Maj. voor de Hertogin de la Victoria ten geschenke tnedegebragr, vergezeld van een1 eigenhandigen brief van Hare Maj., waarin Hoogstdezelve hare dochters aan de Hertogin ten iterksce aanbeveelt. De Pauselijke Nuntius te Msdrid heeft bevel gekregen door het Regent, schap, om Spanje te verlaten. Het Geregtshof, dat dit bevel heeft uitge. vaardigd, betoogt tot verdediging van baar gedrag, door vele aanhalingen uit gewijde en ongewijde schriften, dat het Hof van Rome ztch met de in. wendigé aangelegenheden des Rijks niet te bemoeijen heeft. Door het Regentschap zün maatregelen omtrent hec onderwijs der jeugd genomen. De beeldcenis van den Generaal Espartcrt is onder allerlei eerbewijzen door de nationale garde te Cadix rondgedragen. DUITSCHLAND. In het Koninglijk paleis te Hanover ia den ïoden dezer een vr(j hevige brand ontstaan door het barsten van een kagchelwaar door veel schade is aangerigt; na eene Inspanning van 3 nre is men den brand meester geworden. Boven Koblentz zat hec ijs den pden dezer nog onwrikbaar vasc. Aldaar was in de laatste 24 uren zooveel sneeuw gevallen, dat men de landwegen niet en den grooten weg slechts met moeice kon passeren. Uit Duren aan de Roer schrijft men, dat er zich in die streek dit jaar vele wolven vertoonden, waarvan onderscheiden reeds waren afgemaakt. Er ia in het Zwitsersch kanton Solothurn eene samenspanning ontdekt om het bestaande gouvernement omver te werpen; een aantal personen was gevangen genomen, de militie en burgerwachten waren onder de wapenen geroepen, en krijgsvolk uit de uaburige kantons was dec 6den en 7dtn in de stad getrokken, om, op verzoek, de rust re handhaven. In het kanton Bern ia eene werkplaati van valsche munten ontdekt, bestaande uit eenen slotenmaker en twee zijner knechts. De Regering van Denemarken heeft aan de Advocaten van het noor. delijk gedeelte van Sleeswijk het bevel gezonden, om voortaan in hunne officiële stukken niet meer de Duitsche maar de Deensche raai ce gebruiken. De Paus heeft Hare Maj. de gewezen Koningin Regentes van Spanje den 30 December ten gehoore toegelaten. Hij heeft zich met haar meer dan een half uur onderhonden. De Kroonprins van Beijeren is in het laitsc van December in Grieken land aangekomen en door zijnen broeder, Koning Othoaan den Piraeeus ontvangen. Londen den 12 Januarij. De Koningin heeft dezer dagen met haren Ge. maal in groot gevaar verkeerd van re verdrinken, daar Prins Albert, zich ver. makende met de Koningin in eene slede op het meer van Frogmore voort te stuwen, plotseling rijder en slede met de Koningin door het ijs zakten, doch gelukkig door de in de nabijheid zijnde bedienden bij tijda gered werden. De Turksche gevolmagtigde Gezant aan het Engelache Hof, Chekib- Effendi, is II. Zaturdag van Parijs te Londen aangekomen. Fan de Wejcr, Belgisch Gezant, ia over Ostende naar Brussel vertrokken. Een gedeelte van de magazijnen der algemeene stoomboot-fabrijk te Septford is door eenên zwaren brand vernield. Tusschen Dublin en Plijmouth ia de stoomboot de Thames, met 60 men. zchen aan boord, vergaan, waarvan alechra dén man en 3 vrouwen gered zijn, Parts den 15 Jannarij. Eene relegraphiache dépéche uit Brest meldt, dat de vrede tusschen Frankrijk en Buenos-Ayrea was gesloten. Sedert b|jn» drie jaren waren de havens der Argentijnache Republiek door Franiche ache, pen geblokkeerd geweest. Den i3den dezer heeft in de Kamer van Afgevaardigden de lezing van het rapport van den heer Thiers plaats gehad, omtrent de versterking van Puiji; de lezing heeft a voile uren geduurd, en uit dezelve ia onder anderen ook gebleken, dat de Commissie bet thana volkomen met het Miniacerie ten vanzien van dit punt eena Ir. Op den apoorweg van Antwerpen naar Bruise! beeft het convooi der passagier», ten 6 ure vtu Antwerpen afgegaan, een ander convooi met pak. goederen, vroeger vertrokken, ingehaald, met dat ongelukkig gevotjr, dit de laarse trein tegen de eerste gestoten heeft en onderscheiden waggona uit de sporen zijn gellagen. Een zeker heer Lafcrtvan Braine-le-Chatean heeft de beenen verbrijzeld gehad en is kort daarna gestorven; andere perso nen hebben slechts ligte kneuzingen en wonden bekomen. De machinisc van het convooi der reizigers had het licht van het eerste convooi voor dat van het station van Mechclen aangezien. Het THEATER en DRAMA der CHINEZEN. (naar de Revue des deux Mond es.) {Vervolg en slotO Dramatische regels zijn er zoo goed als nier. De eenheid van tijd en plaats Wordt met zoo veel stoutheid gestoord, als men naauwelijks bij onze heden, daagsche romantieken zonde durven verwachten, en voor de illusie worde volstrekc niets gedaan, zoo zelts, dat men somtijds in plaats van een paard, eenen stok tusschen de beenen neemt, en daarbij een paar maal met de zeep klapt, om de begoocheling volmaakt te doen zijn. Decoratien en machines ontbreken geheel; de kleeding echter is gewoonlijk zeer karakteristiek. Elke handelende persoon zege, zoo dikwijls dezelve re voorschijn komt, deszelf» naam en stand; eene oude bespottelijke gewoonte, welke streng nageko. men wordt. Vreemd is het dat men in dien oostelijken hoek der aarde ook zekere ge. woonten van ons tooneel wedervindt. Daaronder behoort de verdeeliog its vijf bedrijven. Wat echcer het Chinesche drama een geheel eigendommeiijlc aanzien geeit, is deszelfs zamenstelling uit proza en verzen: al hec prozaï sche is in den onopgesmukcen sciji van het vertrouwelijke onderhoud geschre ven, terwijl de dicnteriijke gedeelten, welke men letterlijk opzingt, in vorm «n inhoud zoo veel mogelijk van het eenvoudig natuurlijke afwijken. Zoodra een persoon in een Chineescn drama door iets buitengewoons be zield worde, zingt dezelve, en schildert in hoog dichterlijke taal de gevoe. len, welke eene of andere situatie in zijne of in des aanschouwer» ziel verwekt. De onderwerpen der Chinesche dramas zijn deel» aan de geschiedenis, deels aan legenden ontleend, ook ontbreekt bet niet aan luimige karakter, nukken, waarin de geheele stof den dichter toebehoort. Professor Juliets heeft de juiste omschrijving eener Chinesche komedie medegedeeld, waar. van de titel luidt: De slaaf van lijnen schat. Dit oorspronkelijk atuk levert belangwekkende vergelijkingen met den gierigaard van P/autus op. De koddige overdrijvingen van den RomeiniChen komiek vindt men in eenen nog hoogeren graad bij den Chineschen schrijver. Den dood nabij zijnde, zegt de gierigaard tot zijnen voedster-zoon: „mijn zoon, ik voel mijn einde naderen. Zeg mij, in welke soort van doodkist wilt gij mij laten leggen?" De zoon: Zoo ik het ongeluk beb, mijnen vader te verliezen, dan zal Ik hem de schoonste doodkist van dennenhout koopen, welke ik maar vinden kan. De vader: Zijt gij niet wijs? Het dennenhout kost immers veel geld! Wanneer men eenmaal dood is, dsn onderscheidt men het eene hout van het andere nier. Staar er nog niet achter het huis eene oude krib? Deze zalwanneer men dezelve wat opsmukt, uitmuntend voor eene doodkisc geschikt zijn. De toon: Ach, deze krib is immera veel te kort! Daarin kan uw ligchaam geene plaats vinden, want gij zijt groot van gestalte, eerwaarde vadert De vader: Nu, zoo de krib niet lang genoeg is, dan kunt gij mijn ligchaam Immers met weinig moeice verkorten: neem eene bijl en hak het in tweeën, leg dan de beide stukken op elkander en alle zwarigheid is overwonnen. Maar hoor eens! ik heb u nog iets gewigtigs aan ce bevelen: gebtuik toch met tot oil einde mijne goede bijl, dezelve kon daardoor bederven, leen eene bijl van onzen buurman. Zoo hjj zwarigheid maakt, beloof hem dao eene goede belooning, gij behoefc daarom geen woord te houden 1 Deze waardige man is uit zuinigheid ongehuwd gebleven; daar het echter in China schandelijk is, geene afstammelingen na te laten, koopc hij uit nood eenen zoon. Hij geeft zich alle moeite om dit zoo goedkoop moge. lijk te doen, en de streken, welke hjj hiertoe gebruikt, geven aanleiding tot eene menigte belagchelijke tooneelen. Wy zullen nu kortelijk gewagen van drie der vertaalde drama's. Het eerste zoude een geschiedkundig, hei tweede een burgerlijk treurspel en het derde eene verliefde komedie kunnen genoemd worden. De gebeurtenis, welke het onderwerp van: de Wees van het huis Tschao, uitmaakt, wordt door den beroemden geschiedachrijver Siö-matsian verhaald. Een boosaardig Minister wil het geslacht van eenen Vorsteiljken magnaat, welken hij haat, van de aarde verdelgenmaar zijn voornemen mislukt, door de edelmoedige opoffering van twee mannen, waarvan de een zijn leven, cn de ander dat van zijnen zoon priji geeft, om de eenige nog overgeble vene telg van het huis Tschao te redden. Nadat Tschao-so onder de slagen van den geweldenaar was gevallen, brengt zijne vrouw eenen zoon ter wereld, waarvan Tu-ngan-ku zich, even als van de moeder, meester wil maken. Een arme huis-doctor der Vorstelijke fami. lie, Tschlng-ing genaamd, onderneemt de redding van bet kind. Hij verbergt het in een kistje met geneesmiddelen, en komt met de kostbare vracht, gelukkig buiten het palei». Tsching-ing brengt het kind bij eenan eerwaar, digen grijsaard, die vroeger in betrekking tot den Graaf stond, nu echter afgezonderd op het land leefde, en deelt hem zijn heldhaftig plan met de volgende woorden mede: „Ik heb eenen zoon, die mede pas geboren is. Klaag mij aan, waardige heer, en zeg dat ik den wees van het huis Tschat in mijne woning verborgen houde. Mijn zoontje en ik zullen moeten ster. ven; gij zult echter het Vorstenkind opvoeden, opdat het eena deszelfs ouders zoude kunnen wreken," Hierop antwoordt de oude man: „Waarde vriend Tiching-ing, denk, dac er mogelijk twintig jaren verloopen, alvorens de jongeling wraak zal kunnen uitoefenen. Na verloop van dien tjjd zoudt gij zestig, ik echter negentig jaren zijn, Eenen zoo hoogen ouderdom zal ik moeijelijk kunnen bereiken, en, sterf ik, vóór dit de knaap volwassen is, wie leert hem dan hoe hij zijne ouders wreken moet? Ga, en wijl mij als dengenen aan, die bet kind bij zich verborgen heeft!" Na verloop van twintig jaren ia de barbiar Tu-ngan-ku nog in leven. Hij heeft den wees bij zich genomen, omdat hij hem voor den zoon van Tchin- ing houdt. De laatste, vreezende dac zijn einde nabij konde zijn, wil den Prins zijne ware afkomst doen kennen, en hem zeggen, wat hij te doen heeftom de zijnen te wreken. De wijze waarop hij dit Inkleedt is van eene zeer dramatische uitwerking. Nadat Tsching-ing door eenige raadselachtige woorden de nieuwsgierigheid des jongelings heeft gaande gemaakt, verwijden hij zich, en laat een boek op de tafel achrer, waarin de tragische lotgevallen van het huis Tschat in platen voorgesteld worden. De jongman wordt door deze afoeelsels bijzon, der getroffen en voornamelijk roert hem den aanblik eener knielende jonge moeder, die haren zuigeling eenen vreemdeling aanbiedr. Daarop ontvlamt hij in woede tegen eenen roekeloozen Minister, die eenen eerwaardige» grijsaard snood mishandelen liat. „Het is mij," roept hij uit, „alsof ilc door de banden des bloeds aan dit gezin gebonden was! Zoo Ik dien schnrk van Minister niet doode, verdien ik niet den naam eens mans," Zijn ge waande vader, die dezen uitroep hoort, komt weder in het vertrek, en verhaalt hem hec geval, zonder hem de personen ce noemendasrbjj voe. gende: „Reeds twintig jaren geleden is dit alles gebeurd. Het klein hul peloos kind, ia thans een krachtige jongeling. Zoo hij zijnen vermoordcu vader niet wreken kanwaartoe ii hij dan op de wereld V'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 3