A'. 1841. LEYDSCHE y «7V1 ux 'jEv--- COURANT. N°. 6. WOENSDAG, i4r~ 'X~"r %bK rX.' 13 JANUARIJ. NEDERLANDEN. Ley den, 12 januarö. De Staats-Courant van den uden dezer bevat de wet van den 27 Decern ber, tot opheffing van het Amortisatie-Syndicaat; die van den i2den dezer, de wetten: tot voorziening in de behoefte van 's Rijks geldmiddelen; tot uitgifte van Schatkist-biljettentot vaststelling der middelen tot dekking van de uitgaven, begrepen in de begrooting over 1841; tot vaststelling eener som ter besiryding van de onvoorziene behoeften, gedurende den jare 1841; tot herziening van de wet van den 23 December 1833, betreffende den ae cijns op de suiker; en eindelijk de wet van den 30 December 1840, bevat sende eenige wijzigingen in de bepalingen der wet van den 29 December 1835, ter bevordering der belangen van den landoouw. Men meldt uit 's Gravenhage van den uden Januarij: Bij het onderzoek van het wets-ontwerp tot wijziging in het Tarief in de afdeelingen v*n de Tweede Kamer der Ststen-Generaal, heeft men alge. sueen zijne goedkeuring gehecht aan de voorgestelde bepaling, om de West- Indische volkplantingen ten aanzien der vrijstelling van hare producten op gelijken lijn te plaatsen als de Oost Indische. Men drong algemeen ten sterkste op de uitvoering van zoodanige bepaling aan, en het werd door de leden bejammerd, dat dezelve weder verbonden was aan andere, die minder aannemelyk toeschenen. Men gaf den wensch te kennen, dat, bij aldien het ontwerp overigens geen verder gevolg mogt hebben, deze bepaling af zonderlijk zou worden voorgedragen; terwijl zij alsdan ongetwijfeld zou worden aangenomen. Reeds te lang toch, voerde men aan, werden de West-Indische Bezittingen gedrukt. Bij den kwijnenden staat derzelver en den laat, dien zij het Moederland opleggen, is het aliezins wenscheljjk, de zelve meer gelijkop met Oost-Ind*e te doen concurreren. Ook werd er gevraagd, of liet niet noodig was om bij deze gelegenheid de slotbepaling van art. 75 der wet van den 26 Augustus 1822, in te trekken, zeggende: dat doorvoer naar de koloniën van Suriname niet mag geschieden; dit toch was niet alleen onbillijk, maar streed ook met de strekking van dit artikel. Ten aanzien van art. 4 beeft men de bedenking gemaakt, of het wel grond wettig genoemd kan worden, om de grensbewoners in eenen exceptionelen cn nadeeiigen toestand te p'aatsen. Sommige leden verklaarden zich zeer stellig tegen de zoo aanzienlijke uitbreiding van het terrein van toezigt bij art. i&deralgetreene wet bedoeld en wel voornamelijk op grond, datalsdan zeer aanzienlijke plaatsen en gemeenten, vooral aan onze zuidelijke grenzen gelegen, geheel in dat belemmerd territoir zouden moeten vallen, en de bevolking dier plaatsen aan de lastigste formaliteiten onderworpen worden; de geheele vrij valling van dat gedeelte dei terreins, hetwelk nu aan toezigt is onderworpen, hoewel onder minder moeijelyke voorwaarden kon dezen leden niet bevredigen. Men meende te mogen betwijfelen, ot bet vooroeel uit dezen voorgestelden maatregel te wachten, wel opwegen zal de bezwaren die daaruit voor vele ingezetenen zullen ontstaan. Men vreesde ook dat het getal kostbare commiezen met de meerdere uitgestrektheid van het onvrij territoir moet toe nemen, terwijl het andets van de eene zijde duizenden menschen bezwaarc en het den smokkelhandel niet weert. In eene der atdeelingen heeft met het denkbeeld van compensatie met veel nadruk bestreden. Immers de tweede linie, zeide men, is thans bijna aan geen toezigt onderworpen, terwijl de eerlijke bewoners van de eerste aan de meest drukkende lasten, ten gevolge van het toezigtzijn blootgesteld. Men kan geene compensatie vinden in het opleggen van bezwaren over een terrein, dat dezelve titans niet kent, en in de ontheffing van toezigt over eene uitgestrektheid waar dezelve thans bijna niet bestaat. Onbillijk vindt men in het algemeen, om een gedeelte der bevolking als het ware eene straf op te leggen voor de euveldaden, welke door kwalijkgezinden worden bedreven, en men wenscht nit dat oog. punt minder partijdige maatregelen ter uitoefening van de surveillance te zien daargesteld. Andereleden, die de tweede linie beschouwen als eene contróle der eerste, achten het opheffen van dezelve niet doelmatig. Weder andere leden beschouwen het voorgestelde als eene proefneming, en berusten in hetzelve, mits de verkregen regten der ingezetenen op het terrein, hetwelk nu tot de eerste linie behoort, zal geëerbiedigd te worden. Nog andere leden verklaarden zich ernstig voor het denkbeeld van eensoortig onvrij ter ritoir en prezen hetzelve aan, op de door de Regering aangegeven gronden. Eindelijk waren er eenigen die nog geen bepaald gevoelen over deze belang, rijke verordeningen in het bestaande stelsel durfden uiten. In eene der af. deetlngen waren drie leden van oordeel, dat de voorgestelde bepalingen den smokkelhandel niet zullen beletten, en vereenigen zich in het begrip, dat een veel krachtiger middel zoude gelegen zijn in de afschaffing vau alle tran. sactien, en in het brengen van alle zaken voor de regtbankenwelke de bevoegdheid zouden hebben de strafbepalingen te modereren. Het bekend maken van de namen der smokkelaars merkt men daarbij aan,als een geschikt middelom den oneerlijken handelaar niet met den eerlijken op dezelfde maatschappelijke lijn te plaatsen. Men verneemt, dat het Zijne Maj. behaagd heeft, aan den Luitensnt- Generaal Trip en aan den tweeden Luitenant van de artillerie Bei/en te ver- gunnen, het aannemen en dragen der versierselen van de orde van St. Anna, eerste klasse, en de St. Stephanus-orde derde klasse, hun door Zijne Maj. den Keizer van Rusland geachonken. Er wordt algemeen van eene aanzienlijke inkrimping van de Koningltjke Hofkapel gesproken. Men spreekt er van, dat Zijne Maj. Koning Willem II vele personen Zot de hothouding van den vorigen Koning behoord heboende, en die nog «iet geplaatst zijn, pensioneren zal. Heden heeft alhier de publieke verkoop plaats gehad van 31 paarden en onderscheidene koetsen, toebehoorende aan Zijne Maj. Koning Willem Frederik en welke door Zijne Maj. Koning Willem II niet in gebruik zijn genomen. Donderdag t. I. heeft zijne hoogw. Mgr. de Bisschop van Curium bij Z. K, H. den Prins van Oranje het middagmaal gebruikt. Naar men verneemt zal de nieuw gebouwde Roomsch-Katholijke kerk, in het Hoogewestende alhier, tegen de maand Mei of Junij aanstaande, plegtlg door zijne hoogw. Mgr. den Bisschop van Curium worden ingewijd. Naar men verneemt, is de Minister van Binnenlandsche Zaken door Zijne Maj, gemagtigd geworden, om, door tuaachenkomat van den tijdelijken voorzitter der ridderschap van Noord-Holland, gemelde ridderschap buiten gewoon te doen bijeenroepen, tot het houden eener vergadering, in de laatste week der maand Januarij, ten einde in die buitengewone vergadering ■over te gaan tot i°. het benoemen van eenen Secretaris: het benoemen eener Commissie tot onderzoek der stukken van die edelen, welke mogtett begecren, als leden drr ridderschap te worden opgenomen; 3J. het benoemen eener Commissie tot regeling der geldelijke belangen met de ridderschap van Zuid-Holland en overneming van dat deel van het fonds der gewezen riflder- scliap van Holland, waarop de edelen van Noord-Holland regt hebben; en 4°. het benoemen eener Commissie tot wijziging van het regiement der ge wezen ridderschap van Holland, en vin het fonds van dezelve, voor Zoo veel die reglementen alsnu van toepassing kunnen zijn op de ridderschap van Noord Holland. Eervol ontslag is verleend bij de dienstdoende schutterij in Zuid-Hol. land: bjj die te Rotterdam, aan C. C. Sprenger van Eyk, als tste Luitenant; bij die te Brielie, aan Mr. L. Ploostcr, als Auditeur; en benoemd: bij die te Rotterdam, tot isten Luitenant J. C. Eek, thans 2de Luitenant, tot 2den Luitenant J. R. Eek, thans schutter; en by die te Brielle, tot Audi» leur, Mr. J, van Lakerveld Bisdom. Volgens eene opgave In de Atkmaarsche Courant, zijn gedurende het jaar 1840, door het Noord-Hollandsche kanaal langs die stad gevaren 1069 uit zee komende en 575 naar zee gaande schepen, te zamen een getal uit makende van 1644 schepen, hetgeen 212 minder 11 dan in 1839. Te Vere zijn in het afgeloopen jaar in- en uitgeklaard de navolgende schepen, ais: ingeklaard 42, inhoudende 6494 tonnen, zjjnde 13 Nederland- sche, 20 Engelsche, 6 Belgische, 2 Fransche en 1 Deensch. Uitgeklaard 72, inhoudende 11,793 tonnen, zijnde 10 Nederlandsche:8 Engelsche en 44 Belgische. Er is eene nieuwe vervolging tegen het in Groningen uitkomende dag blad de Tolk der Vrijheid, aangevangen. Acht punten van beschuldiging zijn, zoo wel tegen den drukker alf tegen de schrijvers, ingebragt. Onder de geïncrimineerde artikelen behooren die, getiteld: de Kapitein van het schip Geduld draagt het commando aan zijnen zoon op; de ongrondwettigheid van het Koningschap van Willem II, enz. Op den 5den dezer overleed in het Hervormde Armgeiticht te Hasselt, in den hnogen ouderdom van 102 jaren, Lugje Berends, Wed. van P. van Balen. Ais eene zeldzaamheid en getuige van hare sterke ligchaamsgesteld. heid, wordt hierbij aangemerkt, dat zij op haar vijftigste jaar nog van eenen welgeschapen zoon beviel. Zoo het voedsel mede tot haren hoogen ouder dom aanleiding heeft gegeven, kan de gepelde geritepap als een heilzaam midJel worden geprezen en toegediend. CHINA. De berigten van de Engelsche vloot voor China, te Londen ontvangen, loopen tot oen isten October. Uit dezelve ziet men, dat door den Admiraal Elliott onderhandelingen met den Keizer zeiven van China zijn aangeknoopt. Elliott naroenlijk was de rivier Peiko, waaraan Peking ligt, met eene stoom, boot en onderscheiden gewapende sloepen tot aan een der forten op den oever opgevaren eene vredevlag geheschen hebbende. Een Mandarijn was daarop aan boord gekomen, aan wien de Admiraal eenen brief voor den Keizer had overhandigd, met bepaling, dat hij binnen zes dagen antwoord moest hebben. Op den bepaalden dag kwam het antwoord, nog een uitstel van wege den Keizer van tien dagen vragende, om op de vredesvoorwaarden van den Ad. miraal te antwoorden. Omtrent het laatste worden geene zekere berigteo medegedeeld, daar de Engelsche Regering die voor als nog geheim houdt; doen men wil ween, dat de Keizer zou geantwoord hebben, dat hij met de Engelschen in vrede wenschte te leven; geen genoegen neemt in de hande lingen van zijnen Commissaris Lin; denzelven in de inagi der Engelschen zou stellen, zoo zyo gedrag, na behoorlijk onderzoek, dit verdiende; dat hij wilde, dat verder te Canton zou onderhandeld worden; en 3,000,000 M sr. tot schadevergoeding voor de in bealag genomen opium zou worden uitbe taalden het eiland Lintao, aan den mond van de rivier van Canton in het bezit der Engelschen zou worden gesteld. Daarop had Elliott den 15 September de rivier Peking weder verlaten en was op het eiland Chnsan teruggekeerd, waar vele ziekten onder de Engel sche bezetting heerschten en gebrek was aan versch voedsel, meer dan drie. vierden der misschappen lagen in de hospitalen. I N D I E. Omtrent de gebeurtenissen in het Rijk van Lahore, vindt men in de cou. rant van Delhi de volgende nadere bijzonderheden: De dood van Shurruk-Sing en Mour-Mehal-Sing zijnen schoonzoon en opvolger heeft het aanzien der 2aken geheel veranderd. .Mere,die thans den troon moet bestijgen is den Engelschen minder genegen dan zijn voorganger dit was. De dooJ van Shnrruk was naiuwelijks bekend geweest of eene zijner vrou. wen heeft verklaard den brandstapel te zullen beklimmen en heeft zich ook werkelijk met drie harer slavinnen met 's Vorsten lijk doen verbranden. Na den afloop der plegtigheid hebben de olifanten, bjj het doorgaan van eene der stadspoorten en het stoten tegen dezelve den val berokkend van eenen zeer zwaren balk. Mehal-Singde nieuwe Koning, is door denzelven aan het hoofd getroffen geworden, en in den avond aan de gevolgen daarvan bezwe ken, Een kind van een der grooten was op de plaats zelve dood gebleven. Bij het iiik van Mehal-Sing hebben zich wederom twee zijner vrouwen en twee zijner slavinnetjes doen verbranden, en met het lijk van het omgeko. men kind zouden ook twee jonge vrouwen zich hebben opgeofferdmaar derzelver jeugd en schoonheid heeft het medelijden der menigte verwekt, en Shere-Sing, de tegenwoordige opvolger, is nog tijdig genoeg geko. men om de jongste van dezelve te |redden. Mehal-Sing, de laatst omgeko. men Vorst, heeft eene zijner vrouwen in gevordenden staat van zwangerschap achtergelaten, en daar Shere-Sing, ofichoon itjdig verwittigd, niet onmiddel. lijk voldoende maatregelen tot afwending van alle tegenkanting tegen zijne troonsbestijging genomen heeft, zoo heeft de moeder dier vrouw zich in het bezit van het kasteel weten te stellen, en weigert zij hetzelve over te leve. ren, op grond dat de vrucht, waarvan hare dochter zwaDger gaat, de wet tige trooniopvolger zal zijn. T U R K Y E. Met de stoomboot Hydra, welke den Engelschen Generaal Smith wegen» ongesteldheid terug voerde, heeft men tijdingen uit Syrië ontvangen, die het door den Admiraal Stopford officieel medegedeelde berigt, betrekkelijk de vlugt vau Ibrahim-Vichsz, tegenspreken. Het schijnt, dtt de regeringloos.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1841 | | pagina 1