wel moge acfirerstsan; dat het een punt van nader onderzoek zal uitmaken, in hoeverre het raadzaam ware, geene gelden voor renten en aflossingen voor de nijverheid op de begrooting te. plaatsen; dat Z. Exc. niet kan Inzien, waarom ook de rentelast der Oost-Indische schulden op de begrooting zou moeten voorkomen; dat toch het Moederland er niet de principale debiteur maar slechts de borg van is; dat, wat aangaat de aanmerking, dat de Rege ring nog geene som voor den inkoop en de aflossing van 3J d 4}-pCts.schuld brieven van het Syndicaat op de begrooting geplaatst heeft, Z Exc, ant woordt, dat het Gouvernement daarop wel degelijk bedacht is, doch vooraf wenscht bepaald te zien hoe veel er van die schulden, bij de vereffe ring met Belgie, ten laste van dit land zullen verblijvendat er alsdan ook mogelijkheid bestaan zal, de fortuinen en portefeuilles te treffen" enz. Zijne Excellentie heeft voorts gezegd, dat er beraadslagingen bij de Regering aanhangig zijnom de hooge tractementen en pensioenen te besnoeijen. Zijne Excellentie wil hopen, dat die overwegingen tot eene goede uitkomst zullen leiden. Wat aangaat de opmerking, dat de middelen de uitgaven niet zonden dekken, en dat aan de deswege gegevene belofte niet zou zijn voldaan, zegt Zijne Exc,, dat zijn voorganger het vooruitzigt daartoe heeft geopend, en dat ook hij daartoe het voornitzigt heeft, doch dat het voor de dienst van 1841 reeds een goed resultaat is, dat er geene leeningen ter bestrijding der gewone uitgaven zullen behoeven aangegaan te worden. Zijne Exc. heeft steeds vertrouwen in de toekomst, en hoopt dac er in volgende jaren weder een batig slot van de begrootingen zal overblij- ven. Zijne Exc. is niet beducht voor de verhooging der opcenten. De las. ten der Natie zijn niet hoog opgevoerd. Maar het zijn gemeentelasten, iiec verbazende getal opcenten ten behoeve der gemeenten, soms tot 300 opge. voerd, die de meeste klagten doen ontstaan. Het is te bejammeren, dat men de grondslagen van het Koninglijk besluit van 1819, volgens hetwelk de plaatselijke opcenten slechts 50 mogten beloopen, allengs heeft veron achtzaamd en verwaarloosd. Zijne Exc. erkent, dat de accijns-wetten voor groote verbeteringen vatbaar zijn, maar de tijd om dezelve naar behooren te ontwerpen en te onderzoeken, moet der Regering gelaten worden. Op de vraag, door den heer Luzac gedaan, dat elke voordragt der begrooting van eene toelichtende memorie zou vergezeld gaan. antwoordt Zijne Exc., dac zij vermeent, dat het gemeen overleg, dat de Regering opregc wil, beter door mondelinge toelichtingen, dan door eene menigte schrifturen zal worden bevorderd. Overigens verlangt Zijne Exc. nimmer (financieel geloof, maar financiële overtuiging. Hij betreurt het echter, dac zij die der vorige Rege. een onbepaald vertrouwen geschonken hebben, zich thans terug trekken en het nieuwe bewind niec willen vertrouwen. Dat bestuur heelt hen daartoe niet de minste aanleiding gegeven. Terug komende tot de opcenten, zegt Zijne Exc. dat dezelve niec zoo drukkend zijn, als men voorgeeft; dat de. zelve slechts terug gebragt worden tot het bedrag, waarop dezelve tot voor weinige jaren hebben bestaan; dac vele leden vroeger tegen de vermindering dier opcenten vele bezwaren in het midden gebragt hebben; dat sommigen zelfs tegen die vermindering gesproken hebben; en dat Zqne Exc. het nu te meer bejammert, dat zij verminderd zijn, daar men nu in de onaangename verpligting is, dezelve weder te moeten vorderen. Zijne Exc. is in staac aan te toonen, dat de belastingen bier te lande niec zoo zwaar als in an dere landen zijn. Bijvoorbeeld de grondbelasting; dezelve is nooit zoo laag gesteld geweest als nu. Nog voor weinige jaren geleden beliep dezelve ij millioen meer dan nu. De eigenaren van gebouwde eigendommen hebben niet te klagen. Ten gevolge der gesloten handels-verdragenwaartoe Zijne Exc. heeft medegewerkt, is hun de afzet hunner producten bevorderd. En wat de eigenaars der gebouwde perceelen aangaat, overal is de huurwaarde toegenomen en in de verhooging der huren vinden zij veel grooter vergoe. ding, dan enkele meerdere opcenten hun kosten. Wat betreft het opsporen van andere middelen, om in 'sRijks behoeften te voorzien, zegt Zijne Exc., dac ook hij gaarne wenschte de fortuinen en portefeuilles te treffen, indien dit slechts geschieden kon op eene wijze, die met de billijkheid zouae over. eenkomen en aan *s lands crediec geen nadeel zou toebrengen. Een ion gratuit zou geene voldoende resultaten opleveren. En tot eene geforceerde heffing zou Zijne Exc. eerst het laatst kunnen besluiten. Zoo lang er nog mogelijkheid bestaat, om op eene andere wijze in 's Rijks uitgaven te voor zien, behoort men tot dat middel niec over te gaan. In vroeger tijd is er soms tot eene geforceerde heffing besloten, maar rampzalig zijn ook de ge volgen er van geweest. Zijne Exc. doet daarbij opmerken dat hij geene vrijwillige giften verlangt, zoo als er wel soms geschonken zijn, die name. lijk later tot dubbele pretentien aanleiding geven. Wat aangaat onzen schut, denlalt en de vermeerdering, die dezelve heeft ondergaan, ontkent Zijne Exc. die hoogte niet, maar doet hij toch opmerken, dac in de meeste nabu. rige landen hetzelfde heeft plaats gevonden. Ten bewijze brengt hij Enge. land bij, waar in 1740 eene schuld van 44 millioen st. bestond, terwijl dezelve thans, en mitsdien eene eeuw later, zestien malen verdubbeld is, en 765 millioen st. bedraagt. Ten slotte geeft Z. Exc. de verzekering, dac men door de aanneming dezer begrooting in de toekomst niet wordt gebond en, maar dat men daardoor aan de Regering een blijk van vertrouwen geven zal, en haar zal aanmoedigen om op den goeden weg voort te gaan en te trachten zoo veel mogelijk aan de wenschen der Kamer te voldoen. De algimiene beraadslagingen over de begrootings-ontwerpen zijn hierop geslo. ten, en die over het eerste hoofdstuk, het Huis des Konings, enz. aan de orde van den dag gesteld op morgen ochtend ten 10 ure. fan den 22 December. In de zitting van de Tweede Kamer der Stateli- Generaal van heden zijn de beraadslagingen gehouden over hec eerste hoofd, tink der begrooting, van het Huis des Konings. De heer Kniphorst zegt: dac het inkomen der kroon bij de grondwet bë paald is; dat de Ministers geen regt hebben daarin eenige verandering te brengen, noch de Kamer dezelve toe te staan. De spreker zal zich dus bui. ten stemming houden. De heer Gevers is van een legenovergesceld gevoelen. Hij betoogt dac hét hoofdstuk wel degelijk aan de beraadslagingen der Kamer moet onderworpen worden, vermits hetzelve ook om den vorm afkeuring kan verdienen. Zijne Exc. de Minister van Financien spreekt in denzelfden geest. Wanneer het inkomen der kroon niet op de begrooting wotdt geplaatst, dan zouden Thiddelen en uitgaven niet sluiten. Daarna wordt het eerste hoofdstuk In omvrage gebragt en met algemeene stemmen aangenomen, uitgezonderd den heer Kniphorstdie zich buiten stem ming houdt. Nopens het 2de hoofdstuk, Hooge Collegien, enz., maakte de heer Luzac eenige bedenkingen, en beschouwde de heer Gevers hetzelve als te hoog. Na eene verdediging van Z. Exc. den Minister van BinnenlandscheZaken, werd hetzelve met 47 tegen 2 stemmen, de heeren Hooft en Geversaangenomen. In het derde hoofdstuk verlangden de heeren Luzac, Tromp en Kniphorst, meerdere inkrimping. De heer Schimmelpennick beklaagde zich, dat er gelden voor Belgische orangisten gebezigd zijn. De wet werd aangenomen met 39 tegen 20 stemmen. Tegen hebben gestemd de heeren: Hooft, Kniphorst, He/oma, fcrwey - Mejan, Gevers, Star Busman, van Rappard, van den Mortel, de ia Court Luzac, Panhuys, van der Gronden, Bink.esModdermanvan Meeuwen ,Kee rensvan Nagelt, Rengers, Tromp en de Backere. Omtredt het 4de hoofdstuk. Justitie, maakte de heer van Nes aanmerkin gen tegen de wet op de Regterlijke Organisatie. De heer Luzac deelde daar in, doch meende dat, daar dezelve nu eens ingevoerd was, zij vooreersc moest blijven bestaan. Met 48 tegen 1 stemmen, den heer Hooft, werd de wet aangenomen. Het 5de lioolds uk nopens Binnenlandsche Zaken, werd, na eenige dis. cussie, met 34 tegen 15 stemmen aangenomen. Tegeh hebben gestemd de heeren: HeeftHeioma, Cevers, Star Busman, Van den Mortel, Luzac ,van Panhuys, van der Gronden, Modderman, Keer ent, van Nagell, ven Hoorn van Burgh, Tromp, de Backere en van Meeuwen. Her 6de hoofdstuk Hervormde Éeredienst, enz.en Het 7de, Roomsche Eetedienstworoen zonder beraadslaging met algemeene stemmen aangenomen. Over hoofdstuk 8 a. Marine, voerden de heeren Schimmelpenninckvan den felden en de Jonge het woord. Eerstgenoemde toonde de onvolledigheid der voor Marine toegestane gelden aan. Aangenomen met algemeene stemmen. Hoofdstuk 8 b. Koloniën, is, na eenige discussie, waaraan de heer Luzad deel nam, met algemeene stemmen aangenomen. Het 9de hoofdstuk, Financiën, is met 35 tegen 14 stemmen aangenomen. Tegen stemden de heeren: Hooft, Kniphorst, Gevers, Star Busman, var! Rappard, Luzac, van Panhuys, Modderman, van Nagell, Rengers, Dy:k' metsterde Backere, van Meeuwen en Gockir.ga. De beraadslaging over het 10de hoofdstuk, Oorlog, wordt bepaald op mor. gen ochtend ten 10. ure. Wegens de uitgebreidheid der verslagen van dé Tweede Kamer def Staten-Generaalzijn wij genoodzaakc de buitenlandscbe berigcen, van wei nig belang zijnde, thans weg te laten. De eifecten waren aan de Beurs re Amsterdam, den etsten dezer 1 Werk. Schuld 2j pCt. 50r'f, 5 pCt. 973. Hand.-Maacsch, 162. De andere effecten de vorige koers houdende, Mren Regenten van de Ncdcrduitsche Gereformeerde Huiszitten en Diaconie- Armen, geven aan hunne geëerde Stadgenooten berigtdat zijuit hoofde van de zoo vroeg in. gevaftene vorst, het doelmatig geoordeeld hebben om reeds in deze maand een begin re nlaken met .de uereiding van Warme Spijs yoor Rehoeftigen. De uitbreiding, weike on langs, met voorkennis van de Ede! Achtbare Regering, aan die lnrigting gegeven isstelt hun in staat om thans, en voortaan, genoegzaam te kunnen voldoen aan de steeds toene mende aanvrage naar Aandeden, zoo als die door Leidens Ingezetenen vooral In den laat- sten winter zoo ruimschoots aan Behoeftigen zij" uitgereikt geworden. Zoodanige Aan, deelcn hebben zij dan ook nu wedei tegen denzelfden prijs als vroeger, verkrijgbaar ge steld. bij den Binnenvader van het Hulszittenhuisoui met Maandag den 28sten December te beginnen. Zij nemen deze gelegenheid te baal om hunne administratie aan de weldadigheid hunner Stadgenooten op het dringendst aan te bevelenten einde zij door ruime giften in staat gesteld worden om in de behoeften hunner verarmde Geloofsgenootenten gevolge van den njjpenden winter en het bijna volslagen gebrek aan werkzaamheden, eenigermate te kunnen voorzien. Leiden 21 December 1840. In naam van Regenten voornoemd, H. P O T T U M, Heden overleed mijne hartelijk geliefde Echtgenoot J. F. ABRESCH, in den onderdotn van 35 jaren. Uit een allergelukkigst Huwelijk van ruim zeven jaren laat zij mq vier Kinderen na, die nu mijne troost en zorg en vreugde zijn. Leyden 21 December 1840. A. RUTGERS. ZUIVERING van HYPOTHEKEN. Bi) geregistreerd Exploit van den Deurwaarder CORNELIS KAREL BIEG- MAN, te Leyden, in dato 22 December 1840, ten verzoeke van de Hceten PIETER van GEER, Mr .Smid, en CORNELIS WIJNNOBEL, beide wonende te Leyden, ten deze domicilie gekozen hebbende ten huize van den Ondergeteekenden Procureur, wonende te Leyden, op de Hoogland, sche KerkgrachtWijk VII. N°. 968; geinsinueerd san den Edel Achtbaren Heer Officier bq de Arrondissemencs-Regtbank te Leyden, alsmede aan den Edel Achtbaren Heer Kanton-Regtcr van het Eerste Kanton in het Arrondia, seroent Leyden, is kenbaar gemaakt, dat door den Ondergeteekenden Procu reur, op den achttienden December jongstleden, ter Griffie van gemelde Regtbank zijn gedeponeerd: I. Een geregisseerd Copie Collationnée, opgemaakt door den Notaris JAN ANTHONY PRYN, residerende te Leyden, van eene Acte van publieke Veiling, Koop en Verkoop, gehouden ten overstaan vati hem Notaris, in presentie van getuigen en in tegenwoordigheid van gemelden Heer Kanton- Reeterden een en twintigsten November 1840, waarhij door den Heer CORNELIS HENRICUS HOELEN, Boekhouder, wonende te Haarlem, in tjualiteit als gemagtigde van den HeerTHOM AS WILSON, Fabrikant, medé te Haarlem woonachtig, en welke Heer Wilson, bij zekere Acte, Ohliga. toir en Hypothecair ten zijnen behoeven, door DIRK BENJAMIN ADRIAN, vóörheen Fabrikant, gewoond hebbende te Leyden, op den achtsten October 1800 negen en dertig, ten overstaan van gemelden Notaris Pryn en getuigen te Leyden gepasseerd en behoorlijk geregistreerd, (welke Dirk Benjamin Adrian, mede deelgenoot van en handel gedreven hebbende onder de Firma van Adrian en Compagnie, later in staat van Faillissement is gesteld), onherroepelijk is gemagiigd, om in geval van wanbetaling, het verbonden en gehypothekeerde onroerend Goed, publiek en volgens plaatselijk gebruik te doen Veilen en Verkoopen; uit krachte van die magt is verkocht en door de gemelde Heeren Pieter van Geer en Cornelis Wijnnobel i» gekocht: Eet. HUIS, ERVE en TUINTJE, benevens een daaraan verheeld en on. langs geheel nieuw gebouwd FABRIEK-GEBOUW, ingerigt tot Grijnfabriek, Spinnerij, Vollerij, Plesserij, Rouwerij, Drogerij, benevens het Decariiseren en bereiden van Wollen-Manufacturenstrekkende van de Hoogewoerd tot aan het Levendaal; en nog een GEBOUW, ingerigt tot Wasscherij en ViSc Conrooljen van Grijnen, meiFournuts en Ketel; mitsgaders nog een BERG PLAATS of PAKHUIS; alles staande en gelegen bij en aan den anderen, binnen de Stad Leyden, zoo aan de Zuidzijde van de Hoogewoerdtusschen de Rijn- en Bolwerkstraten, als aan de Noordzijde van het Levendaal, uit komende aan de Westzijde van de Rijnstraat, belendende in zijn geheel op de Hoogewoerd, aan de eene zijde Jacobus Carton, en aan de andere zijde Jan Pieter Jansenop het Levendaal, aan de eene zijde Hnthony Petrut Uitenhout, en aan de andere zijde Jan Pieter Jansenen in de Rijnstraat, aan de eene zijde Jacobus Carton, en aan de andere zijde Johanna Maria Rozicr, Weduwe van Jan Heijmansonder het Bon Zuidrijnevest, Nummers 129, 130, 128, 180, 183, 184, 185 en 186; Wijk III. N°. 301 A, 260, aót, US9. 301 en 301 rood; op de perceelsgewnae Kadastrale Legger der gemeente Leyden voorkomende in Sectie D, sub Numero 824, als Huis en Erve, ter grootte van twee Roeden, een en zeventig Ellen, en Numero 825, als Fa briek, Pakhuis en Erf, ter grootte van viif Roeden en twee en tachtig Ellen, mei de zich daarin bevindende Stoommachine, 4 Rekmolens, 1 Fijamolew,. I Saijetbaspel, 1 Conrooijmachine, 2 Volmachinea, 2 Plesmachines, 4 Rouw. molens, 2 Borstelmolens en 2 Lustreermachines; en zuiks alles te zamen om en voor de Som van tchttien Duizend fiif Honderd Tien Guldens, buiten en behalven de kosten, lasten en bedingen der verkoop. En II. Een Extract van bovengemelde Acte van Veiling, Koop en Ver. koop, mede opgemaakt door genoemden Notaris Jan Anthony Pryn, ten; einde in de Audientie-Zaal van gezegde Regtbank te worden voorgehangen.- Zijnde het gemelde Dépót geschied om het voorschreven onroerend Goed te zuiveren van oningeschreven Legale Hypotheken, waarmede hetzelve be last mogt zijn, conform Art.2194 van het in vigeur geweest zijnde Burger, lijk Wetboek, en Art. 26 van de Wer op de overgang van de vroegere toe de nieuwe Wetgeving. Leyden, 22 December 1840. De Procureur, occuperende voor genoomdo Hoereu P. van Geer en C. Wijnnobel, A. A. D I L L I Bü de Wed, ANTHONY.de KLOPPER en ZOON, te Leyden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 2