k'. 1810.
LEYDSCHE
154.
C O U R A N T;
WOENSDAG,
fe?T!
&3 DECEMBER.
NEDERLANDEN.
Let den, 22 December.
In de zitting van de Tweede Kamer der Staten Generaal van gisteren, zijn de beraad-
llagingen over de ontwerpen der begrootings-wetten voor den jare 1841 gehouden. Alle
4e Ministers \ygrqn tegenwoordig.
De heeren Star Busmanvan Kappa rd y Hooftvan JIel oma Luzac cn Gevers hebben
zich tegen de aanhangige ontwerpen verklaard. Zij doen zien, dat de financiële toestand
des lanils niet zeer gunstig was; dat de voorgestelde begrooting onvolledig was; dai vele
Hitgaven daarop nog niet voorkwamen, en de middelen te hoog geraamd waren; dat er
slechts eene schijnbare gelijkheid van ontvangsten en uitgaven bestond; dat men spoedig
bet ontoereikende der middelen, om in 's Rijks uitgaven te voorzien, zou ondervinden;
dat men mitsdien reeds in 1841 een nieuw te kort voorzag en dat men dan weder tot
achuldvenneerdtring zijne toevlugt 2ou moeten nemen; en dat men, door de onvolledig
heid der begrooiing toe te laten. Zijne Exc. den Minister van Financiën als het ware
aanspoorde, om weder buiten de wet ie handelen en tot onwettige daden zijne toevlugt
te nemen. Als posten van uitgaven, die van de begrooting nog waren afgelaten, noemde
men: den Hoogen Raad van Adel, de militaire kweekschool te Breda, het werfdépót te
Harderwijk, de sleepdienst op den Rijn, de Landsdrukkerij, de bijdragen aan net bur
gerlijk pensioenfonds, de geschenken voor Gezanten, eene som voor aflossing der leenin
gen van de Schatkist, de rente voor de nieuwe daar te stellen schuld en schatkistbiljetten,
alsmede voor de schuld voor het Haarlemmer-Meer, enz. Zij drongen voorts aan op oe
luiniging en vereenvoudiging, waarvan zij het dringend noodzakeiyke aantoonden. Zij
verlangden, dat de geheele Staatshuishouding op kleiner schaal gebragt werd. Zij ver
langden een en ander te meer, bjj den aanvang van een nieuw Bestuur, opdat bet niet
dezelfde feilen en misslagen begaan zou als het oude, eo niet uen verkeerden weg bewan-
dele, die het land in de tegenwoordige ongelegenheid heeft gebragt. Wat de wet op de
middeien aangaat, vindt men het onaannemelijk, zulke drukkende opcenten op de accijn-
sen op de eerste levensbehoeften te leggen. Sommigen meendendat men zijne toevlugt
tot eene verpligte heffing had behooren te nemen; anderen vermeenden, dat men de trac-
tementen der ambtenarende pensioenen en wachtgelden moest inkrimpeneenigen dron
gen op eene belasting op de inkomsten aanop de belasting der effecten en coupons, of
ipts dergelijks. In het bijzonder gaf men zijn ongenoegen te kennen over de drukkende
contracten door de Regering met de Handelmaatschappij en de Nederlnndsche stoomboot
maatschappij aangegaanwaarvan men het wettige en verpljgiende bestreed.
De néér Star Busman heeft trachten aan te toohen, dat de ongunstige toestand Van
*s lands financien niet alleen aan de feilen en misslagen der vorige Regering moet worden
geweten, maar ook daaraan is toe te schrijvgn, dat er vele ongelukkige omstandigheden
zijn voorgevallen, terwijl de opstand in 1830 wpzenlyk de bronwel van onze tegenwoor
dige beslommeringen is Daarbij heeft de Regering steeds in de hoop op de sluiting van
een gunsti eind-tractaat volhard; zij volhardde ie lang en om te kunnen volhoudenheeft
zij tot onwettige daden en middelen hare toeyhjgt genomen. Bij den tegenwoordigen on-
gunstigen toestand van 's lands financien betreurt hij het, dat de nieuwe Financie-Minis-
ter geen enkelen maatregel genomen of voorgesteld heeft, om dien staat van zaken eenig-
zins ie herstellen. Hij vindt het van belang, juist bij deoptreding van een nieuw Bewind
niet blindelings alles toe te juichen, maar hetzelve aan te sporen, tot krachtdadige bezui
niging en vereenvoudiging en wel zonder eenig aanzien van persoon. Het medelijden met
9iul>unaren behoort plaats te maken voor het medelijden met hen, die onder de zwaarste
belastingen gebukt gaan.
De heer van Rappard toonde breedvoerig aan: dat de begrooting onvolledig was;
3°. dat de noodzakelijke uitgaven niet door de inkomsten werden gedekt, cns0. dat men
op deze wijze voortgaande, den ongelukkigen weg van schuld vermeerdering zou blijven
bewandelen. Ten betooge van bet tweede dezer punten, voerde dit lid onder anderen aan,
dat er ontvangsten zijn, die alleen door schuldvrrmeerdering kunnen worden verkregen;
dat er meer uitgaven gevorderd werden, dan op de begrooting geplaatst zyn; dat de mid
delen minder dan de raming zullen beloopen; dat verhoogde lasten ook tot ontduiking en
sluikerfi aanleiding geven; dat eene mogelijke niet aanneming van het voorstel van het
tarief, reeds dadelyk een te kort zal doen ontstaan; en dat hij door eene aanneming dezer
onvolledige begrooting, geene aanleiding wil geven tot nieuwe verwikkeling van *s lands
financien, die voor orde en eenvoudigheid behoort plaats te maken.
De beer Hooft meent, dat, nu de drang der omstandigheden verdwenen en een tiidvak
van rus» teruggekeerd is, men ook alles in het werk stellen moet 0111 *s lands financiën
te verbeteren. Hij vraagt, of de houders der 3* en 4» pCts. schuldbrieven, zich met
de toezegging van aflossingen zullen moeten behelpen
De heer ven Heioma voorspelt, dat de verhooging der opcenten, een aanmerkelijk ver
lies van bet principaal der belastingen zal doen ontstaan. Als voorbeeld brengt hij bij
d:it in ééne grietenij in één jaar het principaal met ƒ7000 is verminderd. Ook hij ves
tigt de bijzondere aandacht der Regering op eene belasting der effecten.
De heer Luzac heeft er op aangedrongen, dat elke financiële voordrage van eene me
morie van toelichting werd vergezeld. Het verwondert hem, dat eenige leden met zekere
$oort van enthousiasme voor de nieuwe Regering bezield zyn. Hij kent ge-ene oudere en
nieuwe Regering. Dezelfde Regering als vroeger bestaat nog. Ten bewijze hiervan be
hoeft men slechts een blik te slaan op de Ministers, in de vergadering tegenwoordig.
Het zyn alle dezelfde Ministers, die ten vorigen jare in functie waren. Het verschil schijnt
shunts daarin te bestaan, dat toen één Minister de verdediging der begrooting op zich
genomen heeft, die aan eene ronde tafel gezeten was, terwijl thans alle Ministers optreden
en aan eene langwerpige tafel zitting hebben genomen. De heer Luzac verlangt voor de
opmaking der begrooting voor 1842 en 1843» dat geregeld mogen worden de quaestie van
het aandeeldoor Luxemburg in de Nederlandsche schuld te voldoen; die van de opbrengst
der domeinen aan Z. K. H. Prins Frederik toebenoorendeen die wegens de koloniale
geldmiddelen, in verband met de contracten, met de Handelmaatschappij aangegaan.
De beer Gevers meent, dat men niet te voorzigtig kan zijn in het nieuwe tijdperk,
dat men ingetreden is. Er behoort voortaan orde en regelmatigheid te heerscben. Hem
ontbreken nog altijd de noodige waarborgen voor het rig tig beheer van 's tan is financien
in de toekomst. De wet op de Rekenkamer is nog niet'daargesteld. Hieruit zouden ligt
weder verwarringen en onregelmatigheden kunnen voortvloeyen. Hij verklaart zich ook
tegen de sluiting der contracten met de Handelmaatschappij en de Stoombootmaatschappij,
Het kapitalisatie-contract beschikt over de inkomsten van den Staat op eene wijze, die
met de grondwet niet is overeen te brengen. Hij vreest, dat men op het einde van het
volgende jaar niet meer gevorderd zal zijn dan thans. Hij beschouwt liet voor zich een
vaderlandslievende pligt te zijn, der Regering hulpmiddelen te weigeren, zoo lang het
(blijken mogt, dat zij den ouden verderfelykeo weg blijft bewandelen. Men brenge 'haar,
nu het nog tijd is, op dat goede spoor en make haar indachtig op hetgeen er ook in
haar eigen belang te verbereren valt.
De heer Roèll erkent den raoeijelijken toestand, waarin de Regering geplaatst is, ver
laagt op onderscheidene punten vaq de Ministers inlichtingen te bekomen en zal daarnaar
zync stem regelen.
De heer Vermeytide jan zal ook den verderen loop der discussien afwachten om daar
naar zijne stem te bepalen. Hy vangt aan met op te merken, dat de toestand van *slands'
financien de scherpste kritiek oplevert wegens den constitutionelen regeringsvormdie hier
te lande in de laatste jaren heeft bestaan. IJdel waren de beraadslagingen geweest, die
hier ge/cerd zyn; uitgaven worden er buiten de Staten-Generaal gedaan; verbindtenissen
zouder medeweten der Kamers aangegaan, enz. Dit doet hem denken aan het gezegde
van Montesquieu: le gouvernement representatifcorrompu est lepire de tousles gouvernemens.
vermeent dat de vertegenwoordiger geen blind geloof, geen onbepaald vertrouwen in
de Regering stellen mag. Hy deelt de meeste der tegen de ontwerpen in het midden ge-
bragte bezwaren, doch vraagt zich af, wat "slands welbegrepen belang op dit oogenblllc
van hem vordert? of eene aanneming of verwerping der begrooring betere uitkomsten kan
opleveren Deze vragen zal hij nader beantwoorden.
Or heeren Gouverneur, yan Hemertvan GolsteinLuybenRepelaervan Akerlaken
.fan vu» Dan van Deelt hebben verklaard, dat zij vele der aanmerkingen, door de tegen
standers der begrooting aangevoerd, deelden, maar dat zij de ontwerpen zouden aanne
men omdat zjj de begrooting alechts als van transitoiren aard beschouwdenlonpende
slechts over één jaar, en tevens, dat zjj een blijk van vertrouwen wenschten te geven
aan bet nieuwe Bewind, dat de schuld der feiten van het oude niet moest dragen. De
Regering zal, meenden zijdaardoor aangemoedigd en aangespoord wordenom aan de
billjjke wenschen van de Kamer en van het Volk te voldoen. Hetgeen reeds aanvankelijk
door de Regering gedaan was, gaf velen grond, om dat vertrouwen te mogen schenken.
Inzonderheid waren zij over de volkomene blootlegging van "s Lauds financiën voidam.
In menig opzigt had men de loHèljjke strekking der nieuwe Regering ontwaard o u liet
gemeen overleg in grondwettigen zin ,tc bevorderen. Waar vroeger weigering uesipnd
wordt er thans welwillende toenadering ontwaard. Men moet de negering thans niet
•terug stootenmaar iia..r I elpen-en ondersteunen. De beèrooring was reeds meer volledig.
Ook eenige neruii igingeq waren er daargesteld. Men meest derhalve der Regering d'cn
tijd en dc gelegenheid laten, om het nieuwe spoor te oetreden. En mogt men onverhoopt
in het vol eend jaar ontwaren, dat men thans dwaalde, dan zou het geweest zijn ter goeder
trouw en in het belang van Vaderland en Koning 1
De heer van hemert heeft bijzonder aangedrongen, dat de Regering alsnog, tot de aflo»,
aing der schuld aan de Handel-Mnatschappij en tot de vernietiging van het kapitalisaiie-
contract eeuig voorstel zou doen. Hij voorziet daarvan de schoonste gevol en. Eene
verhooging van opcenten zou hy in een volgend jaar bezwaarlijk kunnen goedkeuren.
Ook de beer van Golstein verlangde de vernietiging van het bedoelde contract.
De heer Luyben wensciite dat de effecten houders wierden bezwaard. Eene verpligte
heffing keurt bij af. Dc Regering zou zich daardoor voor altijd depopularisereti. iiy
beschouwt de vcrliooging der opcenten ais een noodzakelijk kwaad, doch acnt zich, door
derzelver goedkeuringvoor liet vervolg niet verbonden. Hij dringt bijzonder op de
afschaffing van eene der Moogcscholen aan.
De beer van Akerlaken zou niet gaarne beffingen zien ingevoerd. Dezelve zouden aan
het grootste deel des Volks niet voldoen. De met de Handel-Maatschappij aangegane
contracten leveren bij hem een groot bezwaar tegen ae aanneming der wet op de middelen
op. Dezelve zijn tliet op eene grondwettige wjjze gesloten en brengen eene schadelijke
uitkomst voor de Schatkist voort.
De heer van Dam van Deelt zegtdat by in de laatste jaren steeds zijne goedkeuring
aan de begrootingswetten heeft onthoudenen slechts een enkelen keer dezelve heeft
aangenomen, omdat men daarin een bewys van toenadering meende te bespeuren. Zij
werd toen met algemeene stemmen aangenomen. Hieruit blijkt dat bij niet gedeeld beeft
in het onbepaald vertrouwenomdat het toch bij de eenvoudigste beschouwing der onder
deden van de bègrootirig bleekdat zij op valsche en fictieve opgaven en berekeningen
berustte. Wanneer hij nu de onderhavige begrooting beschouwt, en dezelve in verband
brengt met de optreding der nieuwe Regeringvoor wie hij echter met geen enthousiasme
bezield is, zoo moet lij verklaren voor de uitgaven en welligt ook voor de middelen te
zullen stemmen. Niemand is toch tot het onmogelijke gehouden. En hij vraagt het dan
aan hen, die thans de begrooting bestrijden, op welke wijze die Regering thans naar
hunne meeningde begrooting zou moeten inrigten Zy kan toch waarlyk geen nieuw
financieel stelsel improvisecren.
Zijne Exc. de Minister van Financien zal thans, na de veelvuldige en ge-
wtgtige aanmerkingen, waartoe de aanhangige ontwerpen tot regeling der
ontvangsten en uitgaven voor het volgende jaar aanleiding gegeven hebben,
de ontwerpen toelicltteu en zoo veel mogelijk aanbevelen wat er in de
zelve in de tegenwoordige omstandigheden aanbevelingswaardigs gelegen is,
Z. Exc. erkent, dat het wisselen van gevoelens, denkbeelden kan aangeven,
waarvan de Minister, bij de behandeling der financiële aangelegenheden del
lands partij en nut kan trekken, doch hij ontveinst bet evenmin, dat het op
geven van zoo vele zwarigheden, aia in de gedrukte processen-verbaal ia
geschiet), niet weinig moet bijdragen, om de lasten der natie veel zwaarder
en hooger te doen beschouwen, dan zij inderdaad zijn. Men heeft dit dezen
dag in den loop der discussien voldoende aangetoond, door te beweren, dat
het niet voldoende is, d.c de natie de latten kan maar dac z|j die ook moet
villen dragen. Z. Exc. vermeent, dat de begrooting niet op zichzelve, maar
in verband met het verledene en met het oog op de toekomst moet worden
beoordeeld. Wat het verledene aangaat, doet Z. Exc. opmerken, dat er
buitengewone omstandigheden zijn voorgevallen en dikwerf tegenstrijdige be-
lantren hebben bestaan, die veel tot de verwarring hebben medegewerkt.
Z. Exc. kan geloovendat het in 1829 aan zwarigheid onderhevig geoordeeld
wert)om voor tien jaren eene begrooiing van ontvangsten en uitgaven in te
willigen, doch het komt Z. Exc. voor, dat daartoe minder bezwaar kan be
staan in de tegenwoordige omstandigheden, bij hei optreden eener nieuwe
regering, bij den aanvang eener nieuwe administratie, na de herziening der
grondwet, waarbij zoo vele waarborgen aan de natie en aan de Kamer ver
zekerd zijnnu dat de geheele begrooting slechts als een tijdelijk budgec
wordt beschouwd en nu die begrooiing slechts voor een jaar werken zal.
Als of dit alles niet voldoende ware, om de leden tot de aanneming van het
budget te doen besloiten, heeft de Regering bij herhaling verklaarddat
deszeifa aanneming de leden geenszins voor het vervolg zou verbinden, maar
dat er slechts een votum van vertronwen gevraagd werd, op dat de Rege.
ring in staat zij, om gedurende het ingetreden jaar, alle die verdere verbe
teringen, vereenvoudigingen en bezuinigingen in overweging te nemenwelke
door de Kamer zijn aangegeven en waarop de Regering hare aandachc ge.
vestigd heeft. Z. Exc. verklaart hierbij, dat hij alle veranderingen bemint,
wanneer het werkelijk verbeteringen zijn, maar dat hij ze vreejt, wanneer
zij ondoordacht worden daargesteld, of zelfs wanneer men ze met een on
verschilligen blik aanschouwt. Hij deinst er eenter niet voor terug en heeft
menmmalen veranderingen met goed gevolg tot stand genragt. Men had ver.
langdzegt Z. Exc. dat ik een geheel nieuw financieel stelsel zon hebben
voorgedragen. Maar hij vraagt het ter goedei trouw, of daartoe de tijd en
de gelegenheid heeft bestaan. Eerst sedert 1 Augustus heeft hij de porte.
feuille van het zoo moeijelijk Departement van Financien aanvaard. Z. Exc.
moest zich loen met den staat van 's lands geldmiddelen bekend maken; de
blootlegging van 's lands financien, aan de Vergadering toegezegd, voorbe
reiden; dezelve in eenen voor alk lid bevattelijken vorm inrigten; de be
grooting moest daarna worden opgemaakt; zij moest nog, naar de voorschrif
ten der grondwet, asn het voorafgaand onderzoek van den Raad van State
onderworpen worden; allerlei gewigtige omstandigheden zijn vervolgens voor
gevallenwaar zou dan de tijd te vinden geweest zijn om een geheel nieuw
financieel stelsel te ontwerpen, hetzelve behoorlijk te onderzoeken, op te
maken en te ontwikkelen? Z. Exc. toont aan, dat de begrooting in menig
opzigt verbeterd is; dat zij zich van die van vorige jaren daarin bijzonder
gunstig onderscheidt, dat zij het ware cijfer van uitgaven aanduidt en dat er
op de begrooiing verschillende posten voorkomen, die in vorige jaren daarvan
waren afgelaten; dat de Siaacs-Secrecarie, als zoodanig, daarop niet meer
voorkomt; dat de begrooiing voor Marine en Koloniën in twee deelen is ge-
splitat en aan de afzonderlijke stemming der Kamer zal worden onderwerpen
dat de Regering tot de opheffing der geheele administratie voor de nationale
nijverheid en derzelver ineensmelting bij de verschillende takken van het al.
gemeen Bestuur besloten heeften dat, wel ia waar, het cijfer der begroo
ting hoog is opgevoerd, doch dezelve thans ook volledig is en men dus op
het cijfer op dit oogenblik minder behoort te letten. Wat aangaat de beschul
diging, dat er nog uitgaven of ontvanglten zouden bestaan, die niet op de
begroocing voorkomen, zegt Z. Exc., dat de ontvangsten en uitgaven van
den Hoogen Raad van Adel op verzoek der Kamer zelve, in 1819 gedaan,
van de begrooting zijn afgelaten, dac de Koning destijds met eigen middelen
de behoeften van dat Departement, waarin destijds moest worden voorzien,
heeft gedekt; dat Z. Exc. vermeent, dat het al dan niet op de begrooting
plaatsen van uitgaven kan afhangen van de meerdere of mindere kosten, die
gedweilde het eene of andere jaar voor eenlg hoofdstuk moeten worden
gedaan; dat wat betreft de kosten voor de Landt-Drukkerijhet onderzoek
'der v.rsag, in .hoe verre ook deze op de begrooting moesten en konden wor
den geplaatstdaar waar 100 vele belangrijke onderwerpen ter tpralce waren.