- Men had verwacht, d9f her verslag def central* afdeeling over de onr werpen der begrooti.igsweuen in-dp afdeelingen der Tweede Kamer 2ou zijn üitgebragc. Dit is echter uitgesteld, omdat men nog van veranderingen spreekt, die in de ontwerpen der begroo'.ingiwerten zullen worden gebragt. Men verzekert, dat, bij.de jongste verkiezing tot lid. van de Tweede Kamer der Scaten-Generanlin de zitting der Staten van £tiid-Holland; de heer Gouverneur dier provincie, Graaf van der Duyn van Maasdam, zich onthouden zou hebben, aan die veikiezing deel te nemen. Zijne Maj. heeft den heer J.van 'i Gravenweert 9 Staatsraad in biliten gewone dienst, vergund te dragen de versierselen van Commandeur dér orde van den Verlosser, hem door Zijne Maj. den Koning van Griekenland ge schonken. De leden der Commissie tot het onderzoeken van de bezwaren omtrent bet onderwijs, hebben den i6den dezer bü Zijne Maj. gedineerd. Bij Koninglijk besluit is benoemd tot Burgemeester van Naarden, de beer B. JRobbert van Hasielt Naar men verneemt, zijn door Zijne Maj, benoemd, om met den aden Januarij 1841 in functie te treden: tot Wethouder der stad Delft, MA, IVijnaendts, en zulks in plaats van Mr. H. van Berkeltot Burgemeester dier stad benoemd; tot Wethouder der stad Gorinchem, de heer J. CBoon *ajer9 en zulks in plaats van den heer JF. Rijsoort van Langerakdie, uit hoofde van zijnen hoogen ouderdom, verzocht had, niet op nieuw te wor. den aangesteld. Nog meldt men uit 's Gravenhage van den 19 December: In de zitting van de Tweede Kamer der Stacen-Generaal van heden, is voorgelezen een Koninglijk besluit, van gisteren, waarbij de Voorzitter der Kamer gemagtigd wordt, om, naar aanleiding van are. 86 der grondwet, in zijne handen de eeden, bij dat artikel bepaald, te doen afleggen door Mr, J. G. van Netverkozen lid der Kamer voor de provincie Zuid-Holland. De Voorzitter benoemt eene Commissie, om de geloofsbrieven van het nieuw gekozen lid te onderzoeken. Dezelve wordt zamengesteld uit de hee. ren: de Jonge van Campens Nieuw landGeversvan AkerlakenHin lopen en van der Velden Na een kort verwijl, gedurende hetwelk zich de Commissie met de haar opgelegde taak bezig houdt, doet de heer de Jonge9 namens de Commissie, verslag. Het is haar, bij het gehouden onderzoek, gebleken, dat de Staten van Holland hebben verklaard, dat de heer van Nes is ingezeten der provin cie, Jat hij is Nederlander, geboren binnen het Rijk, uit ouders aldaar ge vestigd en den vollen ouderdom van dertig jaren bereikt hebbende; en dat er bij de Commissie mitsdien geene reden bestaat, om de toelating van den heer van Nes te weigeren. De Kamer vereenigt zich met dit rapport, de heer van Net wordt toege laten, legt in handen des Voorzitters de gevorderde eeden af. Hij neemt zijne vroegere plaats weder in, waar hjj nog onlangs in de dubbele Kamer gezeten was. De Voorzitter wenschte den heer van Nes met zijne benoe ming en de aanvaarding zijner betrekking, hartelijk geluk. Zijn ingekomen verschillende adressen, betrekkelijk het aanhangige ontwerp," houdende wijzigingen in het tarief der regten op den in-, uit- en doorvoer. Daaronder merkt men op: een van een groot aantal kooplieden in manufac turen, te Amsterdam, die hunne bezwaren voordragen tegen de concept- wet, houdende veranderingen in het tarief der regten op den in-, uit- en doorvoer; en een ander van fabriekanten van beenzwart, te Amsterdim, Utrecht, Loenen, (provincie Utrecht) en Alphen (provincie Zuid-Holland), die verzoeken, dac het haar moge behagen, der Regering den wensch ken baar te maken, dat door het verbieden van den uitvoer van alle soorten van beenderen en door eene hooge belasting van den invoer van het beenzwart, immers en in allen gevalle door daarmede gelijk staande maatregelen, de vernietiging van de nijverheid der requaestranten worden verhoed en afge wend.Deze verzoekschriften worden aan de daartoe bestemde Commissie verzonden. Deze Commissie doet, bij monde van den heer van Hoorn van Burgh, ver slag: i°. op een verzoekschrift van handelaars en makelaars in glas te Am sterdam, die eenige bedenkingen voordragen tegen het aanhangige ontwerp nopens het tarief, voor zoo veel betreft de daarbij voorgestelde regten op het glas; a°. op dat van rozijn-azijnmakers te Groningen, die hunne bezwa. ren doen kennen over de voorgestelde verhooging der regten op roode en zwarte rozijnen. Zij vreezen, dat zij op deze wijze de mededinging met het bier-azfjn niet meer kunnen volhouden; en 30. op dat van de fabriekeurs Jordan en Comp.9 te Amsterdam, die zich beklagen over het voorgedragene verhoogde regc op den invoer van kaarepapieren. Zij verwachten, dat die verhoogde regt slechts den sluikhandel bevorderen zal, De verzoekschrif ten zullen ter griffie worden nedergelegd en de verslagen gedrukt. De centrale afdeeüng doet verslag op de verschillende ontwerpen van wet, strekkende tot vaststelling der Staatsbegrooting voor het volgende jaar. De beraadslagingen over deze ontwerpen worden bepaald op aanstaanden Maan. dag, des morgens ten cien ure. Uit dit verslag blijkt dat op de beantwoording van regeringswege nog algemeene te* genbedenkingen of nadere aanmerkingen gemaakt zijn. Men had verlangd dat elke der onderhavige voordragten van eene memorie van toe lichting ware vergezeld geweest; dit had vele bedenkingen voorkomen. Men kon niet toegeven dat alle posten van uitgaaf voor 1831 op deze negrooting gebragt waren. Om slechts eenige te noemen, bragt men bij: den Hoogen Raad van Adelde militaire kweek school te Breda, voor een deel, het werkdepot te Harderwijk, de sleepdienst op den Ryn de Algemeene Lands-Drukkerijde bijdragen aan het Pensioenfonds, enz. Ook wordt niets aangetroffen voor de aflossing der leeningen van het Syndicaat. Verscheiden leden bleven aandringen op de mededeeling der rapporten van de indertijd aangestelde Commissie van bezuiniging. Men meent re weten, dat onderscheiden voor slagen van bezuiniging in de tegenwoordige omstandigheden overweging zouden verdienen. Men had gaarne het hoog opgevoerde cijfer der begrooting verminderd gezien. Sommige leden hebben verklaard dat, alhoewel zij de begrootingsvvetien op zich zelve, noch wat het cijfer, noch wat de indeeling betreft, konden goedkeuren, en ten aanzien van bet ontoereikende der gewone middelen om de uitgaven te dekken, hun bezwaar blijft bestaan, zij evenwel na de ontvangene inlichtingen, dezelve konden beschouwen als even zoo vele transitoire bepalingen, waarvan eventueel-de aanneming ben niet voor het vervolg kan verbinden. Andere leden maakten hunne stem geheel ?afhanke!ijk van de nader te ontvangen in lichtingen en verzekeringen nopens de aflossing der schuld aan de Handel-Maatschappij en een lid verklaarde, dat hij geen dezer wets-ontwerpen Cdat, betreffende het eerste hoofdstuk misschien alleen uitgezonderd) zou kunnen aannemenbij aldien die inlichtin gen hem niet mogten bevredigen. Eenige leden verstaan de artikelen der Grondwet, omtrent de begrootitig, zoodanig, dat het getal der hoofdstukken en daarmede in verband staande wets n twerpen afhanke lijk verklaard worden van dat der Departementen van Algemeen Bestuur. Andere leden kunnen niet toestemmendat het niet voordragen eener tweejarige be grooting door de additionele artikelen der grondwet zou zijn geregtvaardigd. Alleen de onmogelijkheid, als deze leden reeds vroeger aanmerkten, wettigt in hunne oogen de afwijking van grondwettelijke voorschriften. Verscheiden leden beklagen zich dat de beantwoording is ingerigt even als in vroegere jaren, zonder door een of meerdere Ministers te zijn geteekend. Telkens, zeggen zij, kent in dezelve voor de Regeringzonder dat aangegeven wordt, tot welk departement van algemeen bestuur dit in ied^r geval betrekking heeft. Zonder overdrijving van den onguiistigen staat der financien, meenen vélen dat nog een aantal meereere 'uitgaven of mindere uitgaven kunnen aangewezen wordenals b. v. het meerder henoodigde om te voorzien in de rentebetaling der Domein Losrentenhetgeen door Belgie voorloopig on de 5 imllioen wordt ingehouden, enz. Hierna treedt bet centraal verslag in de vermelding der aanmerkingen of vragen over afzonderlijke nun ten. Wat het Huif des Konings aangaat, meenden eenige leden, dat de uitgaven daarvoor, ofschoon bij de grondwet geregeld, de toestemming der Staten-Generaal vereischen. Eene afdeeling bleef ten sterkste aandringen op de gemaakte bedenkingdat de vermelding der 500,000, die van de 1,500,000 'moeten worden afgetrokken, volstrekt noodzakelijk is. Wat de Staats Secretarie betreft, vond men het vreemd op de begrooting van 1841 fondsen toe ie staan voor eene ïnrigting die alsdan niet meer zal bestaan. 'Wat de Buitenlandsche Zaken aanbelangt, hebben de gegeven inlichtingen de noodza kelijkheid of nuttigheid niet doen gevoelenom thans zendingen naar Spanje en Portugal af té vaardigen; kwamen de sleeploonen ƒ335797, voor de Nederlandsctie Stoomboot- Maatschappij voor, veel te boog te zijn; heeft inen de vtfeeuigmg der begrooting van Bui* tcnlnndsciie /aken en Nijverheid verlangd; in het algemeen verlangd dat de buiteriland- scbe zendingen in verhouding tot onzen tegenwoordigen toestand wierden gebragt, enz. Wat 'Justitie betreft, kon men. acht gevende op de geheime justitie-kostendie elders vermeld, waren, zich niet verbergen, dat de op de begrooting voor geheime correspon ded ie gebraste som hiertoe ontoereikend zal worden bevonden. War Binnenlandsche Zaken aangaat, achtte men daarop aanmerkelijke bezuinigingen mogelyk. Men wenschte voldoende opgave of de Gouverneur van Noord-Braband Neder lander is. De verwijzing naar het beslui: van 24 Augustus 1839 was geen genoegzaam antwoord. Hje zucht rot centralisatie bleef bij dit departement beerscben. Het besluit van 1 Maart 1831 is en blijft eene doode letter Dat ondergeschikte besturen niet klagen', bewijst niets. Dit zou hun verkeerd uitgelegd kunnen worden. Nu blijven de misbruiken bestaan. Het aangehaalde vcorbeeld van de afkeuring eener gemeente-begrooting behoefde geene toelichting. Men had die ook niet gevraagd. Hetzelve werd enkel bijgebragt al* een bewijs van de kleingeestige bemoeijingen van het hooger Bestuur, waardoor geld en tijd wordt verspild. Ook omtrem de centralisatie in het stuk der financien by de Pro vinciate Gouvernementen bleef eene afdeelitig bij haar gevoelen. Wat Marine en Koloniën raakt, verlangde men steeds de splitsing der begrooting, men vond de antwoorden, op dit hoofdstuk gegeven, zeer doeltreffend ingerigt. Wat Financiën betreft, konden eenige leden.zicli niet met het denkbeeld vereenigen, om dc renten der genegoiiëerde kapitalen voor de droogmaking van het Haarlemmermeer' uit de kapitalen zelve te vinden. Vele leden verlangden den nominativen staat der personen, die in het genot van pen sioen wachtgeldenenz. zijn. Men drong aan op het instellen van een onderzoek nopens de loterij. Ten opzigte van Limburg ontveinsde men niet, dat de organisatie dier provincie weder op een zeei kostbaren voet schynt voorgenomen te worden. I11 eene afdeeling was men tegen het herstel der Ontvangers Generaal. De inkoop van 3 pCt. Amortisatie-Syndicaat verpligtend zijnde, even zoowel als de uilloting van een gedeelte der 4 pCt zoo drong er eene afdeeling op aan, dat hiervoor op de begrooting een post wierd uitgetrokken, daar dezelve anders onvolledig zou zijn. De vroegere gemaakte aanmerkingen ten aanzien van het door Luxemburg verschul digde gedeelte in de schuld; de waarneming, van het algemeen Rijks kassierschap door den Minister van Financien; de hooge bezoldiging van den Ontvanger-Generaal der lotery worden herhaald. Wat Oorlog aanbelangtkomt men op tegen het hooge bedrag van dit hoofdstuk en tegen de meeningdie uit de antwoorden kan worden opgemaaktdat de 12 millioen hier als eene vaste sóm schenen beschouwd te worden, die wel overtroffen kon, dpch piet verminderd zou worden dit trof velendie de behoeften voor Oorlog meer in yerband gebragt wilden hebben met de Igeldmiddelen van den Staat, vooral in tijden van vre^e. „Hoe noodzake.ijk het ook moge wezsn, wordt gezegd, ora's Rijks krygsmagt in eenen staat te houden, dat het Vaderland tegen een aanval oogenblikkelyk kan worden' verdedigd, niet minder noodzakelijk is het, de uitgaven te verminderen, ten einde een te vreezen noodlottigen financiëlen schok te verhoeden." Ten slotte worde iu het algemeen door eene afdeeling aangemerkt, dat by haar de overtuiging is ontstaan dat, indien onze inrigtingen. en uitgaven op dcnzelfden voet blijven bestaan, het eene onmogelijkheid is, zoodanige behoeften door onze gewone hulpmidde len, al worden die vermeerderd, op den voorgedragen voet duurzaam te bestrijden. Zjj betoogt er de noodzakelijkheid uit, dat, zoo al niet reeds in 1841, dan toch zeker bij de eerste tweejarige begrooting die veranderingen zullen dienen te worden daargesteld, waardoor een behoorlijk verband tusschen de behoeften en de hulpmiddelen zal ontstaan. Men betreurde het, daarvoor zelfs niet eens de geruststellende toezegging te mogen ont vangen, welke welligt zoude hebben medegewerkt, om deze eenjarige begrooting uit een ander oogpunt te doen beschouwen. Eene andere afdeeling heeft meer bepaaldelijk op vereenvoudiging in het Staatsmachine aangedrongenals onvermijdbaar voor ware bezuinigingen. Men verlangde afdoende be sparingen geen stichten van onheilzonder nutin het verkorten der inkomsten yao mindere ambtenaren. Deze en andere aanmerkingen aan de Regering zynde medegedeeld gewordenis dien aangaande door de centrale afdeeling eene conferentie met de Ministers van Financien van Marine en Koloniën gehouden. Daarop zijn eenige wijzigingen in de wetsontwerpen van begrooting gebragten twee nieuwe ontwerpen ontvangenten gevolge van de split sing in tweeën van het 8ste hoofdstuk. De som der iste wet wordt 1,250,000in de 2de wet zalin plaats van de Secretarie van Staat en de Hooge Collegiengesteld worden: „de Hooge Collegien van Staat en het Kabinet des Konings;" de som 111 de 5de wet wordt 3,353.070. De 8ste wet wordt gesplitst in twee wetten, als 8a Departement van Marine ƒ5,145.147, en Sb Departe ment van Koloniën 61,226. - Uit het verslag der centrale afdeeling, nopens de middelen tot bevrijding der Staatsuitgaven, blijkt, dat vele leden nog altijd veel bezwaar hebben blijven zien in eene verhooging der opcenten op de accijnsen, vooral voor zoo verre dezelve op de eerste levensbehoeften gelegd zijn. Er waren som migen, die reeds nu verklaarden, uit dien hoofde de voordragt te zullen ver* werpen; maar er waren ook anderen, die vermeenden, dat als tijdelijke voor* ziening, zij aan het ontwerp voor één jaar hunne goedkeuring zouden hech ten. Overigens heeft men te dezer gelegenheid weder over hec ongelijkma tige der belastingen geklaagd en verlangd, dat ook de beweegbare bezittin» gen, als effecten en anderen, zouden worden bezwaard. Sommigen bleven de vrees koesteren, dat de raming der middelen zoo hoog opgevoerd is, dat daaraan de toekomst niet zal beantwoorden, en dus weder een deficit daar uit zal ontstaan Men herhaalde het reeds aangevoerde, ten aanzien van de verhooging van den accijns op de suiker, dat indien deze wordt toegestaan, het noodlottig gevolg daarvan zal zijn, dat die opcenten grootelijks, ja wel voor 7/10 niet door de Schatkist, maar door de raffinadeurs zullen genoten worden. Men heeft ook in het algemeen gevraagd of het niet mogelijk was, op eene andere wijze in de behoeften voor het jaar 1841, te weten; door geforceerde heffing op kapitaal of inkomsten, te voorzien, gelijk die In de vorige jaren wel meer zijn aangewend geworden. Men erkende met de Regering, dac het niet dan in bijzondere en dringende omstandigheden behoort te worden aangewend, doch men oordeelde, dat, indien zulke omstandigheden ooit bestonden, het dan wel tegenwoordig is. Mei» is in de afdeeling opgekomen tegen de verklaring eri toepassing, welke de Regering aan art. 59 der grondwet, nopens de koloniën, gegeven heeft en te kennen gegeven, dat het contract met de Handelmaatschappij aangegaan» in het minst niet bij de wetgevende magc kan in aanmerking worden geno mendaar men de overtuiging bezit, dat de Regering evenzeer onbevoegd is geweest, om de bewuste voorschotten door de Handelmaatschappij te laten doen, die bij eenige leden met eene bedekte leening gelijk staan, all om daarna daarover wegens de afbetaling verbindtenissen te sluiten. In eene der afdeelingen heeft men verklaard, dat indien men no tot geene belasting op de renten of effecten mogt overgaan, men zeker het volgend jaar tot dien maatregel zou moeten komen. Men bleef ook aandringen, om de aan- zienlijke tractetnenren en pensioenen eenigzins te verminderen. Eene der afdeelingen hield het aangaan, maar vooral het consolideren van de schuld der Handelmaatschappij onder bepaalde voorwaarden, voor on grondwettig en het contract derhalve voor niet verbindend. „Voor wien zoude dit contract verbindend zijn,** vraagt de afdeeling; „niet voor Nederland, want de Koning en de Staten-Generaal hebben die schuld niet bekrachtigd; en evenmin voor de Oost-Indische Bezittingen; want dat onderdeel van het Rijk kan niet naar willekeur over de schulden vau hec moederland beschikken." Men wilde gaat het verslag voort, daaruit evenwel de gevolgtrekking niec maken, dat de gedane verschotten aan de Handel Maatschappij niet zou den mogen worden terug gegeven, maar men meendè der Regering alsnog in consideratie te moeten geven, om eene wet voor te dragen strekkende om de schuld aan de Handel-v Maatschappij af te lossen. Daardoor zoude men zich van die verpligting tot jaarljjksche aflossing van 3 miliioenen kunnen ontslaan. De assurantie der producten zou kunnen vervallen, de Commissie- gelden en andere onkosten zouden kunnen verminderen en de toestand van 's Rijks geldmiddelen daardoor verbeteren. In de meeste afdeelingen heeft men het ongrondwettige betoogd, om de gemeenten opcenten te ontnemen. ^Men vreesde ook, dat daaruit ongelijk, matigheid zou voortvloeijendaar er gemeenten bestaan die geene opcenten hebben op die accijnsen, terwijl daar waar ze bestaan de noodzakelijkheid zal geboren wordenom die door .anderewelligt niet minder drukkende middelen te doen vervangen. Ook de antwoorden omtrent de DomeinenaanPrins Frederik gegeven, kwamen niec voldoende voor. De leden verlangdendat die aangelegenheid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 2