A0. 1840.
LEYDSCHE
MAANDAG,
L,
I® <'K
m rrr'X
C 0 U R A !N f
(4 DECEMBER.
Burgemeester en Wethouders der Stad Lf.yden, brengen bij deze ter kennis
iaer beïanaheDbenden, dat, uithoofde van het invallende Kersfeestde Beestenmarkt en
'de Algemeene Marktin plaats van Vrijdag en Zaturdagden lasten en óósten dezer
maandzullen gehouden worden op de volgende dagen, als:
De Beestenmarktop Woensdag den oosten December 1840,
en de Algemeene Markt, op Donderdag den i\sten December 1840;
terwijl voorts de Beestenmarkt op Nieuwejaarsdag invallende op Woensdag den posten
December aanstaande zal gehouden worden.
Lcyden den ioden December 1840.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
J. G. DE *M e Y.
Ter ordonnantie van dezelve,
v. püttkammer.
NEDERLANDEN.
Leyden, 13 December.
Tn de thans alhier uitgekomen Studenten-Almanak voor het jaar 1841, wordt
het getal Studenten opgegeven te zijn 5104 als: 80 in de Godgeleerdheid,
233 in ae Regren, 160 in de Geneeskunde, 7 in de Wis- en Natuurkunde
en 30 in de Letteren. Hierbij komen 160 Studenten aan de Athehiea stude»
renoe, doch die in de rol onzer PïongesGhool zijn ingeschrevennameniijk:
43 in de Godgeleerdheid, 72 in de Rcgten, 36 in de Geneeskunde en 9 in
de Letteren; dus te'zamen een getal -van 670 Studenten uitmakende.
Men verneemc, dat tot Corresponderend Lid van liet Genootschap ter
bevordering van Genees-, Heel-, Verlos- en Scheikunde, onder de zin
spreuk: Vis Unita Fortior, te Hoorn, is benoemd de Heer P. j. Haaxman,
Apotheker alhier.
Men meldt uit 's Gravenhage van den nden dezer:
Bij het beantwoorden van de gemaakte bedenkingen in de afdeëübgeri van
de Tweede Kamer der Sraten-Generaa op de voorgedragend wet, ten aan-
zien der middelen ter dekking van de uitgaven v„n den Staat, gedurende het
jaar S841, heeft het bewind het betreurd, dat er geene voorafgaande monde
linge wisseling van gevoelens over deze aangelegenheid heeft kunnen plaats
hebben, vermits alsnu, door de bekend gemaakte aanmerkingen, de openbare
meening reeds ten ongunste der voordrage is gestemd, zonder dat men intus.
schen van de onderscheidene vaak zeer uiteenloopende gevoelens der leden
verzekerd is. Men heeft dit te meer betreurd, daar eene nieuwe administra.
lie, bij geene mogelijkheid, binnen een tijdsbescek van weinige weken, hec
stelsel van belasting grondig kaD herzien, maar, gelijk verklaard is gewor
den, zich den volgenden jaargang zal ren nutte maken voor dezen zoo veel
zorg vereischenden arbeid4 ten einde niet enkel veranderingen, maar wezen
lijke verbeteringen in te voereii, en, zonder overwigtige redenen, geene be«
staande belangen te kwetsen.
Voorts doet men opmerken, dat geenszins beweerd is geworden, dar het
evenwigc tusschen de uitgaven en de inkomsten reeds gevonden was; doch
men meent, op goede gronden te mogen vertrouwen, bij de voordrage eener
volgende begrooting, dergelijk resultaat te zullen kuhnèn aanbieden.
Na in het algemeen te hebben aahgemerkc, dat voor de regeling der geld.
middelen eerst de behoefcen behooren te worden bepaald, eti naar dien maat.
staf de middelen, om daarin te voorzien, volhardt de Regering bij haar ge
voelen, van zich te mogen beroepen op de meening van den kundigen Gogel,
nopens den omvang der lasten, welke de bevolking van Nederland kan dra.
gen. Zij erktnt, dat de in 1806 ingevoerde middelen in 1807 niet meer dan
45 millioenen hebben opgeleverd; maar oordeelt, dat deze mindere opbrengst
ais een gevolg der toenmalige omstandigheden moet worden beschouwd, en
dat men thans bij eene meerdere bevolking, meer uitgebreide cultuur en
meer levendigen handel, op eene betere uitkomst mag vertrouwen. Men
geeft intusschen toe, dat de verdeeling der belasting op betere grondslagen,
ter ontheffing der mindere klasse, behoort te worden gevestigd, waartoe dan
ook reeds eene herziening in dien geest is toegezegd.
Het bewind oordeelt, dat, indien de verdere middelen eenige verhooging
erlangen, de grondbelasting almede in evenredigheid behoort te worden ver
hoogd, terwijl in elk geval de m'ndere klassen daardoor niet zullen worden
bezwaard. De Minister doet opmerken, dat dit middel in i8o<5 is. begroot
op 11 millioenen; in 1815 op ruim elf; in 1832 nog op 10,280,000, en bij
<le tegenwoordige voordrage op niet meer dan 9,580,000
Betrekkelijk de opcenten op het personeel, de patenten en de accijnsen,
worde aangemerkt, dat toen, voor eenige jaren, dezelve van 25 tot 5 zijn
verminderd, die afschaffing door vele leden der Kamer is ontraden geworden,
en dat men alzoo niet kan bevroeden, dat het weder opvoeren dezer opcen
ten tot 20; in den tegenwoordigen tijd, zoo bijzonder bezwarend zoude kun
nen zijn. Voor het overige wordt andermaal, ten aanzien van het personeel,
de voordragt van eene nieuwe wet toegezegd, waarin men aan de tegen de
thans bestaande verordeningen op dat stuk gemaakte bezwaren hoopt te ge-
moet te komen.
Aan de bedenking, ten aanzien de gemeenten, welke de opcenten op hec
gemaal niet zouden kunnen ontbeeren, is te geraoec gekomen, door de be^
paling, dat het ontbrekende, indien dit volstrekc onmisbaar is, door andere
middelen, of bij hoofdelijken omslag over de meescgegoede ingezetenen, zal
kunnen worden gevonden.
De Regering schaart zich aan de zijde der leden, welke beweerd hebben,
dat het zeer ongeraden zoude zijn, om de renten te verkorcen, door middel
van een zegel op den coupon, of anderzins. Zij oordeelt, dat dergelijke
maatregel hec crediet van onzen handelsstaac gevoelig zoude schokken, en
uit dien hoofde zeer onstaatkundig zoude wezen; ongerekend nog het be-
2waar bij de uitvoering. Even zoo denkt het bestUDr over eene belasting
■op de koloniale producten, en wel bijzonder op de koffij, als wel overtuigd,
dat de opbrengst daarvan niet zoude opwegen tegen de nadeelen, die de
handel in dat belangrijke stapel-artikel onzer vruchtbare kolonie, zoude
lijden. Eene korting op cractementenpensioenen enz. is mede zeer onge
raden voorgekomen, als eenzijdig en derhalve onbillijk, en uit die hoofde
noodlottig voor de dienstbetrachting. Daarentegen wordt verzekerd, dat
men, bij eiken openvallenden pose, door zamenvoegïng, vereenvoudigd en
bezuiniging zal trachten te erlangen, en dac wel zonder aanzien van perso-
nen, of van aanbevelingen
Ten aanzien van de verlangde nieuwe wetten op de registratie, de jagc,
de posterijen en den waarborg, is geantwoord, dat de Regering zich voor
het oogenblik bij het noodzakelijkste heeft moeten bepalen, en dat deze
aangelegenheden in tijd en wijle grondig zullen worden onderzocht.
Mer betrekking rot de medegedeelde bedenkingen, nopens de koloniën;
is geantwoord, dat de sommen, ter zake van welke het kapitalisatie-contract
is gesloten met de Handei-Maatschappijten bedrage van 39 millioenenha
ren oorsprong verschuldigd zijn aan de voorschottenwelke dit ligebaam heefc
gedaan, alvorens in het bezit te zijn van de te verwachten producten; welk
bedrag, met den interest alsnu, gedurende negen jaren, met vijf millioenen
jaariijks, zal worden afgedaan. Ofschoon liet contract blijkbaar eenè kola.
nialé strekking heeft, zal hetze! /e -aan de leden der Kamer worden medege
deeld; even als het consignatie-contr ct, bevattende de voorwaarden, ojj
welke de koloniale producten door de Handel-Maatschappij te géide wor
den eëmaakt.
Verder wordt opgegeven, dat het netto product der in 1840 gehondenfe
veilingen zal beloopen 29,116,280; hetwelk zal worden besteed: aan kolc-
niale uitgaven door hec departement 2$ millioen; uitzendingen in zilver eh
in koper, ruim 4 millioen; scheeps- en oorlogsbehoeften 21 millioen; Ned;
Handei-Maarschappij voor stortingen in Nederlandsch Indië, enz. 8 millioen;
nitkeeringen aan de Schatkist 1 ij millioen; en alzoo tot nadere beschikking
overlatende 335.226.
Hec bewinci vermeent, dat hec batig slot der geldmiddelen geenszins bQ
eene wet moét worden bepaald, omdat zulks eene bemoeijing mee de inwen
dige huishouding der koloniën zoude in zich sluicen, strijdig met art. 59 der
grondwet.
De vraag, of er geene meer voordeelige overeenkomsten met de Handel-
Maatschappij zouden kunnen wórden gesloten, indien men haar het voor
schot, door middel eener negotiatie, dadelijk had teruggegeven, wordt, naar
het oordeel der Regering, genoegzaam door den inhoud der kapitalisatie- eh
consignatie-contracten beantwoord. Het laatsce berust, volgens haar, op bil
lijke grondslagen, en onderscheidt zien voordeeiig van vroegere overeenkom.
s:en van dien aard. Het bewind meent, dat de bij voortduring toegestane
commissie van 4 pCr., aitijd in verband moet worden beschouwd met de om
standigheid, dat het tegenwoordige koloniale stelsel aan de Maatschappij hec
veld van handels-speculatie, hetwelk haar bij de oprigcing was opengesteld;
geheel heeft ontnomen; dat echter deze commissie in hec vervolg voor ver.
mindering vatbaar zal zijn; dat, zoo de voordeelen, die de maatschappij n®g
geniet, steeds belangrijk zijrt, dit ligchaam altijd billijke aanspraak heefc op
de ondersteuning van hec bestuur, als krachtig medewerkende tot de bevof.
dering van scheepvaart en nijverheid.
Uit de Indische boeken blijkt, dac de koloniale geldmiddelen gedurende
de jaren 1834 1S3S, en alzoo over vijf jaren, hebben opgeleveru een on
zuiver excellent van bijna 85 millioenen, en, ter zake van de mindere op.
brengsc oer verkochte producten, ten bedrage van bijna 26 millioenen, eeti
zuiver excedent van 59 millioen. Die zuiver excedenc heeft in 1834 8J mil
lioen beuiagcnin 1835 ruitn 11 millioen; in 1836 ruim 12 auiuoenin
1837 ruim 13} millioen en in 1838 17J- millioen.
aJ.ës v-n ue Kamer vanKoophandel en Fabrijken ce Rotterdam
bezwaren inhoudende tegen hec aangeboden ontwerp van wet, tot daarscelling
van verandering in het tarief der regten op den in-, uit- en doorvoer is aan
de leden van de Tweede Kamer der Staren-Generaal roudgcdeel'Ü.
Zijne Maj. neefi oen Minister van Staat, Baron van der Cape Hentot
ziinen Gezant bij he; Fransehe Hof aaogesteid, in vervanging van den
Baron Fagelwelke de betrekking op zich genotnen heefc van Opperstal,
meester van Ziji.e Maj. Koning (Villem Frederik "'Graaf van Nassau,
Men verneemc, dat op last des Konings de Gouverneurs der provin,
cun zouden zijn aangeschreven, om toe te zien en te zorgen, dat er geene
oproepingen geschieden col levering van reffioiit paaiden voor eenige vreemde
Mogendheid; zonder echter den verkoop en aackoop van paarden op 2ich
zelve te belemmeren.
Zijne Maj. heeft, naar men uit Dordrecht schrijft, Hoogstdeszelfs
verlangen te kennen gegeven, dat het gebruik van de, ter beschikking vaft
het algemeen bestuur staande, 2 pCt. der gewone inkomsten van de steden,
nimmer voor langer d n één jaar voor een bepaald doel worde coegésraan.
Naar men verneemt, hebben de acht pages en de beide als zoodanig
gefungeerd hebbende kadees der Militaire Akademie, welke bij de inhuldr-
ging des Konings dienst gedaan hebben, zijnde de heeren van Rheedevan
'der Cape Hen, van Spenglervan Aer sten, Beyer en van Vosholvan Oldeneel,
van Eik, Taets van A mer on gen, van Heerdtde Koek en van (Vassenaar Cat-
H'yck, elk van Zijne Maj. een gouden cylinder horologie ten geschenk ge
kregen, terwijl de vier eersrgenoemden, die den maarel der Koningin gé.
dragen hebben, bovendien elk nog een gouden ketting en cachet hebben
ontvangen.
-- Men verneemt, dat bij de hoofden der deparcemenren van algemeen be
stuur ontvangen is de volgende asnschrijving van den heer Secretaris van staat:-
Onder de vorige Regering zijn herhaaldelijk proeven genomen tot vereen
voudiging in het bestuur, ook door hec overlaten aan de hoofden der de
partementen, of aan de Gouverneurs der provinciën, en aan provinciale eti
stedelijke adminiscratienvan bemoeijingen en beslissingen, welke vroeger
bij hoogere magt werden gebragt.
De Koning heefc geoordeeld, dat deze vereenvoudigingen verder moeten
worden voortgezet, en dat eene behoorlijke toepassing van art. 75 en -/$
der grondwet behoort mede te brengen, dat vele zaken, welke thans aan
Zr. Ms. beslissing worden onderworpen, door de hoofden der departemen
ten, zonder Hoogstdeszelfs tusschenkomstafgedaan worden. Ik vind mij
gelast, de aandacht dier hoofden hierop in te roepen, eh van dezelve, vóór
het einde der loopende maand, een rapport en voorstellen te vragen, om.
trent de navolgende punten:
i°. De vereenvoudigingen, welke, in het algemeen, in het bestuur té
brengen zouden ziin.
20. Zakelijke opgaaf van hetgeen thans aan Zr. Ms. beslissing wordt on
derworpen.
3°. Wac daarvan buiten Zr. Ms. tusschenkomst zoude kunnen worden af
gedaan, en aan wien de beslissing zou dienen te worden overgelaten.
Zijne Exc. de Minister van Financien heefc bekend gemaakt, dat aan'
hem, als gift voor de Schatkist, door een' inwoner van Goes, is ingezon
den eene som van een honderd gulden.
In het Dagblad van 's Gravenhage trefc men het volgende aan:
Onze lezers zullen u elligc gaarne een paar woorden van onzen jeugdigen
stadgenoot, Gustaaf Adolph Basslé vernemen, die in Engeland sederc meer
dan twee jaren met de meeste onderscheiding door ae aanzienlijkste persb*
ren ontvangen wordt. Hij bevond zich in September 11. te Bristol, alwaar
hij voor de leden van het vermaarde Bristoi-Inscituut twee MueraocechniqW