NEDERLANDEN.
Letden, io December.
Men verneemt, dat tot Corresponderend Lid vao het Genootschap ter be.
vordering van Genees-, Heel-, Verlos- en Scheikunde, onder de zinspreuk:
Vtt Unita Fortior, te Hoorn is benoemd de Weld-Ed. Zeer Gel. Heer W.
M. S. Junius, Med. Chiret ArtObst. Doctorte Wassenaar.
Men meldt uit Gravenhage van den pden dezer:
Binnen kort zullen er bij HH. KK. HH. den Prins van Oranje en Prins
Frederik der Nederlanden, prachtige bals gehouden worden.
De afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben zich
gisteren en heden bezig gehouden met het onderzoek van de antwoorden der
Regering op de bedenkingen der sectien, ten aanzien der aanhangige ontwer
pen der financiële wetten.
Van regeringswege is dezer dagen geantwoord op de bedenkingenwelke
in de afdeelingen der Tweede Kamer gemaakt zijn omtrent de voorgedragene
begrootingswetten van uitgaven voor 1841. In den aanvang der öeantwoor
ding wordt hec volgende verklaard:
De Regering, de aanmerkingen der afdeelingen op de staatsbegrooting ge
maakt, ernstig overwogen hebbende, en tot de beantwoording derzelve zul
lende overgaan, moet ook hier weder de, jegens de overige financiële ont.
werpen gemaakte, bemerking doen voorafgaan, dat zij het voor de zaak des
Lands wenschelijk had geacht, dat een mondeling overleg aan de wisseling
van schriftelijke processen-verbaal, nota's en memorien had kunnen vooraf
gaan, daar zij van de billijkheid en de vaderlandsliefde der leden te zeer
overtuigd is, om zich niet verzekerd te houden, dat deze, met het oog op
de bestaande omstandigheden, op de moeijelijkhedendie, na ai het gebeur-
de, het openleggen van den staat der geldmiddelen moest veroorzaken, en
op de gewigiige veranderingen die onlangs zijn voorgevallen, in debegrooting
over 1841, zoodanig als die voorgedragen is, zouden hebben kunnen berus
ten, des noods onder voorbehoud, dat de aanneming derzelve als geen olyk
van goedkeuring, noch omtrent derzelver hoegrootheid, noch omtrent hare
onderdeelen, noch eindelijk omtrent den vorm, zoude worden aangemerkt.
De voorgedragene begrooting toch levert in zich reeds talrijke blijken
op van de geneigdheid der Regering, om aan alle billijke verlangen toe te
geven, en het dadelijk daarop brengen van zoo vele onderwerpen als waar
omtrent zulks verlangd is, raag als een bewijs hiervan aangevoerd worden,
zoo wel als het voorstellen eener eenjarige begrooting, waarop echter aan.
merking gevallen is.
Behalve de onmogelijkheid, welke er bestond om, bö den onbeilisten
toestand van het Amortisatie-Syndicaat en van Limburg, reeds nu eene twee
jarige begrooting te leveren, die op deugdelijke grondslagen zou gevestigd
zijn, meent men, tot regtvaardiging daarvan, zich op de additionele artike
len der Grondwet te mogen beroepen, wier toepassing op eene gewijzigde
bepaling derzelve, voorzeker niet kan ontkend worden.
Die Grondwet is de rigtsnoer van alle de daden der regering, en het is uit
eerbied voor dezelve dat zij gemeena neert geene creuicLwci ic
voordragen, gelijk dit door eene afdeeling verlangd is, maar eene begrooting
naar de voorschriften der Grondwet ingerigt, dat is, gesplitst in zoo vele
ontwerpen van wet, als er verschillende hoofdstukken zijn.
Dat de tegenwoordige voordragt overigens in denzelfden vormen de
omschrijvingen veelal in dezelfde bewoordingen zijn vervatals de vroegere
voordragten, dit vermeent men dat geene regtvaardiging behoeft, daar die
vorm eigenaardig is aan het onderwerp, en in allen gevalle het hier meer op
bet wezen der zaak aankomt.
Het hoofdzakelijk karakter, hetwelk men aan de onderhavige begrooting
heeft willen geven, is dat van vtaarheid, en daarvan kan dezelve den toets
volkomen doorstaan.
Ter beantwoording van geopperde bedenkingen van algemeenen aard wordt
verder door de Regering het volgende verklaard:
De Regering deelt volkomen in de meening, dat er, tot het daarstellen van
een blijvend evenwigt, zoo veel mogelijk, als van de eene zijde de staats,
regeling, van de andere zijde een goed staatsbestuur zulks gedoogen, be
hoort vereenvoudigd en bezuinigd te worden. Bij elke voorkomende gelegen,
heid wordt zulks betracht, en zelfs in eene mate, die reeds te ruim is ge.
acht geworden.
Overigens zou het verkrijgen van de verlangde inzage in hetvoor eenige
jaren (1831,) door de Commissie van bezuiniging uitgebragte rapport', thans
weinig tot handleiding meer kunnen dienen, daar verscheidene der toen voor.
gedragen maatrelen werkelijk in toepassing zijn gebragt, zoo als de vermin,
dering der tractementen van de Ministers, leden van den Raad van State en
andere ambtenaren, en overigens de omstandigheden in'vele opzigten geheel
van aard veranderd zijn.
Ten slotte meent men eene der nog gemaakte algemeene bedenkingen niet
met stilzwijgen te mogen beantwoorden, namelijk deze: dat, in plaats van
bezuiniging in de tegenwoordige begrooting, eerder de strekking tot verhoo.
ging zou zijn te herkennen.
Wanneer cijfers van vroegere begrootingen tot vergelijking van de tegen,
woordige worden aangenomen, dan zou deze bedenking niet geheel onge.
grond schijnen, maar men moet hiertegen aanmerken, dat die vroegere be
grootingen, welker volledigheid werd betwist, even daarom niet tot vergelij.
king kunnen strekken met de tegenwoordige, die alle uitgaven bevat.
In de zeer uitvoerige beantwoording der bedenkingen van bijzonderen aard,
die tegen eik der boofdsiukken van de begrooting gemaakt zijn, komt onder
anderen voor: dat eene nienwe wet op de Algemeene Rekenkamer thans
overwogen wordt, en dat dezelve gedurende de tegenwoordige zitting aan
de vergadering zal worden aangeboden; dat het, behoudens de belangen
van 's lands dienst, althans voor het jaar 1841, onmogelijk is, ten aanzien
van het personeel en van de bureaux-kosten van het Departement van Bui-
tenlandsche Zaken meerdere spaarzaamheid in te voeren, dat, bij de raming
der kosten voor het Departement van Justitie, eene splitsing van de kosten
voor de provincie Holland voor het tegenwoordige nog niet in aanmerking
heeft kunnen komen, als zamenhangende met de bepalingen, welke aan
gaande de samenstelling der regterlijke collegien in de provincie Noord-Hol.
land bij de in te leveren wet zullen worden vastgesteld dat de Regering
zich werkelijk onledig houdt met het ontwerpen van een nieuw tarief van
justitie-kosten in strafzaken; dat aan den wensch, dat, bij eene regeling der
militie-wetten, de belangen der zeemagt niet zullen worden uit 'net oog ver
looren, voldaan zal worden bij eene herziening der wet op de Nationale
Militie; dat het ontwerp eener nieuwe verordening op den paarden-post reeds
is afgewerkt en aan den Raad van State verzonden is geworden maar dar dit
ontwerp door den Raau is teruggezonden, met onderscheidene bedenkingen,
die eene geheele omwerking schijnen noodzakelijk te maken; dat intnssciien
de Regering, overtuigd dat dit onderwerp herziening behoeft, zelve er he.,
lang in steltdat deze zaak tot afdoening kome; dat de Regering van liet
voordragen van nieuwe bepalingen op het sruk der jagt en vissclierij steeds
weerhouden, wordt, doordien daaromtrent eene zoodanigeuireenloopenaedenk.
wijze aan den dag is gelegd, dat er een standpunt sch'ijnt te ontbreken,
waarvan te dien opzigte zou moeten worden uitgegaan.
In de onderwerpen der begrootings-wetten zijn geene veranderingen van
eenig wezenlijk belang gemaakt. In de considerans der onderscheidene ont
werpen is achter het jaar 1841" bijgevoegd „in afwachting, dat zal kunnen
worden voldaan aan art. 123 der grondwet."
Naar men verneemt, wordt zoo door de zeehandelaren als grossiers,
enz., in tabak handel drijvende, aan H. E. M., de Graten-Generaal dezes
Rijks, een verzoekschrift ingediend, ren einde H. E. M. aan te toonen, dat
de prodnct-verhooging, door Zijne Exc. den Minister van Financien op de iti-
en uitgaande regten van N. A. tabak voorgedragen voorden algemeenen handel
ten deze, hoogsiverderfelijz en voor 's Rijks Schatkist ondoelmatig zal zijn.
Heden middag ten twee ure hebben de deputation der beide eerewach
ten, onder bevel van den heer kVclsinck en Jhr. Mock, z.ch naar het stad.
huis begeven, en wel de eerste in vol costuum te paard, en de tweede të
voet, ren einde derzelver bannieren, welke door de lieeren Post Brands en
Jhr. Rijckevorsel waren gedragen, plegtig in handen van het steaelijk bestuur
te stellen; rullende dezelve, als eene herinnering aan de heugelijke intrede
oes Konings in deze Residentie, en aan de goede gezindheid der jonge lieden,
die tot de eerewachten hebben behoord, op het Raadhuis worden bewaard.
Burgemeester en Wethouders hebben de manschappen der beide eerewachten
hunnen bij zonderen dank betuigd voor den ijver, dien zij betoond hebben in
de vervulling der edele taak, die zij zich opgelegd hadden, alsmede voor de
verschijning op en voor het Raadhuis op dezen dag, waarmede zij gemelde
taak op eene loffelijke wijze hebben besloten. De Burgemeester heel: deze
toespraak aan de manschappen der eerste eerewacht, die voor het stadhuis
te paard geschaard stonden en in plegngen optogt derwaarts gekomen waren,
van de puije van het Raadhuis gehouden. Daarna zijn de beide detachemen
ten afgetrokken en zijn de eerewachten door de bevelhebbers ontbonden.
Uit Waddingsveen meldt men, dat er aldaar in den nacht van den ödeii
dezer, ten huize van den graanhandelaar Visser, door middel van braak, de
waarde van 5000 aan geld en bankpapier gestolen is. Een der dieven heeft
met een olank tnes bij het bed der ontwaakte kinderen de wacht gehouden,
om aan de kleinen door vrees het roepen om httlp te beletten.
Uit Haarlem schrijft men van den 9 November:
Dezer dagen is bij de Sucnting van Teijler bekroond geworden eene ver.
handeling in antwoord op de door het tweede genootschap uitgeschrevene
prijsvraag, betreffende eene aesthetisch-critisch-vergelijkende beschouwing
van Shakespeare en Vondel, als treurspel-dichters, van welke is gebleken
lUliiijVCi IC AIJI1 Ui, Uwvi *-• w as-ar-»... 1 w.
binnen deze stad.
Uit Amsterdam wordt gemeld, dat de heeren de Wed. Borski den 8sten
dezec eene circulaire hebben rondgezonden, vergezeld van de vertaling eener
Russisch-Kcizertiike ukaze van den 5 September II., waarbij eene leening
geopend wordt van 25,000,000 zilveren roebels h 4 pCt., welke op het Rus.
sisch grootboek zal worden ingeschreven. Het kantoor van Hope en Comp.
is belast om die leening tot geld te maken.
Te Groningen heeft de Adjudant-onderofficier H. Sweig, op *s Konings
verjaardag een gouden medaille ontvangen, hem namens Zijne Maj. Koning
kViV.em Frederik uitgereikt, wegens volbragte trouwe Vijftigjarige militaire
dienst. Deze militair heeft de veldtogten van de jaren 1794, 97, 99, 1807
•n 1809 bijgewoond; in Rusland krijgsgevangen gemaakt, streed nil in 1813
en 14 in de Russische gelederen en diende sedert dien tijd in ons Vaderland.
De Colonel van de 8ste afdeeling, waarbij hij nu staat, hield tot hem, bij
het uitreiken der medaille, eene hartelijke en krachtige toespraak,
Men schrijft uit Middelburg, dat Hare Maj. de Koningin, ter gelegen,
heid der plegtige inhuldiging van Zijne Maj. den Koning, aan het genoot,
schap van Moederlijke Liefdadigheid aldaar, bij een eigenhandig schrijven aan
de Directie, Hoogstderzelver belangstelling in deze inrigting heeft gelieven
te betuigen, en tevens aan dezelve eene gift van f 200 heeft doen gewor.
den, met toezegging eener gelijke jaarlijksche bijdrage.
/EGYPTE.
Over Marseille is te Parijs den 7den December de volgende telegraphisché
dépêche ontvangen:
Alexandrie, den 26 November.
De Consul-Generaal aan den Minister van Ruitenlandsche Zaken.
Na eene lange briefwisseling tusschen den Commodore Napier en den
Minister van Bnitenlandsche Zaken van Mehemed-Ali, heeft de Onderkoning
besloten, om het erfelijk bezit van Egypte alleen aan te nemen, de vloot
terug te geven en Syrië te ontruimen.
Volgens een bijzonder berigt zou de Commodore Napier van Alexan.
drie naar Ibrahim-Focht vertrokken zijn met brieven, den last inhoudende,
om met zijn leger zich op Engelsche boderas in te schepen, ten einde al
dus naar Alexandrie te worden overgebragt. Op den dag voor de onderwer.
ping van Mehemed-Alihad Napier de wateren en gronden voor Alexandrie
doen peilen, ten teeken, dat de aanval beginnen zou. De Egyptische ar.
tillerie had echter het voornemen bekend gemaaktzich niet te willen ver.
dedigen en daarom des nachts het geschut vernageld. Dit zou veel bijge.
dragen hebben om Mehemed-Ali tot andere gedachten te brengen.
RUSLAND,
De oorlogsvloot der Oostzee ligt thans stil in de gewone winterhavens
en is geheel onttakeld, zoodat dezelve vóór April van het volgende jaar
wel niet uit zal loopen en al de geruchten, die verspreid zijn geworden,
omtrent het deelnemen van die vloot aan de bevrediging van hei Oosten
volkomen onwaar bevonden zijn. De troepen van het zuidelijk leger heb
ben grooie en uitgestrekte kantonnementen betrokken, en liggen daar ala
het ware in hare winterkwartieren, zoodat ook zij in den aanstaanden win.
ter niet zullen ageren, In Odessa is het thlns weder zeer stil. Aldaar
bevindt zich niet meer dan de gewone bezetting en in de omstreken det