A0. 1840. LEYDSCHE COURANT. WOENSDAG, 5 DECEMBER. NEDERLANDEN. Leyden, 8 December. Men meldt uit Gravenhage van den 7den dezer» BIJ de beantwoording van de in de afdeeltngen" der Tweede Kamer gemaakte bedenkingenbetreffende het ontwerp van wet tot opheffing van het Amortisatie syndicaat, heeft de Regering hoofdzakelijk verklaard: dat er geene reden bestaat, om, ter zake van de nog loopende onderhandelingen van geldelijke» aard, de zoo algemeen gewenschte en noodzakelijke opheffing van die in* stelling andermaal tegen te houden, te minder, omdat de verdeeling van de SChuloen-laat door de uitvoering van het Londensche tractaat geregeld wordt, en, voor zoo ver daartoe termen zijn, in de liquidatie met Luxemburg be. grepen zal worden; dat zij vermeent, dat het noch gevoegelijk, noch raad zaam zou zijn, thans openingen te geven omtrent den stand der nog plaats hebbende onderhandelingen tot liquidatie tusschen Nederland en Belgie; dat zij voornemens is, de veilingen der onverkochte domeinen voort te zetten; dat, bij dit voornemen van vervreemding, het dadelijk veranderen van het bestuur der domeinen, met terzijdestelling van ambtenaren, die met de goe deren bekend zijn, voorzeker onraadzaam zou wezen; dat het tonds van 68 millioenen 2} pCt. rentegevende schuld, bij art. 11 van de >vet van 27 De cember 1822 tot betaling der buitengewone pensioenen daargesteld, tot dit einde niet voldoende is geweest, vermits dit kapitaal in de laatste jaren aan gesproken is, om, bij het voortdurend gemis van de jaarlijksche dotatie van 2j millioenen en van de aanzienlijke bijdragen en inkomsten, die het Syndi. caat vroeger uit de zuidelijke provinciën genoot, de kas dier instelling te kunnen in staat stellen, om gestand te doen aan alle verpligtin'gen uit de organieke wet voortvloeiende, zoo ook aan die, welke na 1830 aan hetzelve zijn opgelegd geworden. Bij deze antwoorden is gevoegd eene opgaaf van verschillende in het ontwerp gemaakte veranderingen, waarvan de meest belangrijke deze is, dat het 9de art., waaruit het voortdurend bestaan van een gedeelte der administratie van het Amortisatie-Syndicaat werd afgeleid, thans uit het ontwerp is weggela'en. De Staats-Courant van den 7den dezer bevat nog eene aanvulling van benoemingen den 28 November II. door Zijne Maj. gedaan, als tot Zijner Majs. buitengewone Adjudanten, buiten bezwaar van het Rijk, de Luitenant- Generaal Baron van Geen, de Generaal-Majoor Jhr. R. 1Klcrck, en de Colonel der schutterij te Haarlemjhr. Bernaart van Bergentot Commandeurs der orde van den Nederlandschen Leeuw: de heeren A.J. Borret en Jhr. W. G. van de Poll, leden van den Raad van Staten, en tot Ridder, Zijner Majs. buitengewone Adjudant, Colonel Luien. Bovendien verneemt men, dat door Zijne Maj. benoemd zljnj Tot Commandeur» der orde van den Nederlandschen leeuw de Baron von Hügell, Kamerheer van Zijne Maj. den Koning van Wuriemberg; de Ma. joor-Generaal von Krauckenbergbuitengewoon Gezant van Zijne Maj, den Koning van. Hanover; de Generaal Baron van Preen, buitengewoon Gezant van Z. H. den Hertog van Nassau-, de Baron von Helos,chsverd Colonel Aide-de-Camp van Z. H. |den Kroonprins Mederegent van Hessen en Hoogat. deszelfs buitengewoon Gezant, benevens den Generaal von Beulsvitz, Adju dant-Generaal van Z. K. H. den Groot-Hertog van Saxen-tVeimar Eisenach en Hoogstdeszelft buitengewoon Gezant. Tot Ridder der Miliaaire-Willems-orde van de 3de klasse is benoemd, de Graaf A. von Bellegarde, Generaal-Majoor in dienst van Zijne Maj. den Keizer van Oostenrijk en Hoogsideszelfs buitengewoon Gezant. Nog bevat de Staats-Courant het volgende berigt eener geldleening ter som vao drie millioen gulden, uitmakende de tweede serie der negotiatie van acht millioen guldenter goedmaking der kosten van droogmaking van bet Haarlemmermeer, vastgesteld bij Koningiijk besluit van 20 Mei 1839, N°. 12. Art. 1. Deze geldleening geschiedr ingevolge de wet van 22 Maart 1839 (Staatsblad N°. 7,) ten bedrage eener som van drie millioen gulden, uit. makende de tweede serie van het vereischte kapitaal van acht millioen gul. den. De beschikking over de overblijvende drie millioen gulden, tot aan. vulling van het voorschreven kapitaal van acht miliioen gulden, zal in het jaar 1841 geene plaats hebben. Art. 2. De interest zal loopen tegen vjjf ten honderd in het jaar,- in. gaande met 1 Januarij 1841. Art. 3. Met de aflossing zal een aanvang worden gemaakt met het jaar volgende op dat, in hetwelk de droogmaking voltooid zal zijn; zullende deze jaarlijksche aflossing geschieden met niet minder dan een ten honderd van .het oorspronkelijke kapitaal, en jaarlijks vermeerderd worden, zoo wel met het bedrag der door aflossing bespaarde rente van 5 pCt.als met zoo. danige grootere sommen als zullen kunnen beschikbaar gesteld worden uit de fondsen, welke uit de onderneming zullen voortspruiten. Art. 4. De jaarlijksche aflossing zal plaats hebben bij uitloting, welke zat geschieden in het openbaar aan het lokaal van het Departement van Binnenlandsche Zaken, jaarlijks op den eersten Maandag van de maand December; zullende de uitgeloten nommers dadelijk, bij advertentie in de Nedertandsche Staats-Courantter kennisse van het publiek worden gebragt. Art. 5. De voormelde uitloting zal loopen over alle de series der geld- leedingen en dus aanvankelijk over het volle kapitaal van acht millioen gulden. Art. 6. De inschrijvingen zullen geschieden met ronde sommen van dui. «end gulden, waarvoor bij het fournissement zoo veel mogelijk zullen wor. den afgegeven obligatien, elk ten bedrage van f 1000, geteekend door den Minister van Binnenlandsche Zaken, met achttien halfjarige coupons, waar van de eerste verschijnen zal op 1 Julij 1841. De obligatien zullen zijn in blanco en worden genommerd van 2001 tot 5000. Bij gedeeltelijke fournis- tementen zal provisioneel van de gedane betaling aanteekening geschieden op het In art. 9 vermelde bewijs, om later bij de afbetaling en tegen uitgifte van de obligatien verrekend te worden. Art. 7. De uit te geven obligatien zullen kunnen worden gebruikt tot betaling van den koopprijs der droog te maken landen, voor het nominaal kapitaal, met bijvoeging van de verloopene interessen, berekend tot den dag, op welken de kooppenningen zullen verschuldigd zijn. De nommers der op deze wijze ingetrokkene obligatien zullen jaarlijks bij annonce in de Staats- Courant worden bekend gemaakt. Art. 8. De inschrijvingen zullen, van Maandag den 21 tot en met Woens dag den 23 December 1840 ingesloten, geopend zijn ten kantore van de Ne. derlandsche Bank en bij de Agenten van den Rijks-Kassier in de hoofd plaatsen der provinciën, alsmede te Rotterdam, op welke kantoren tevens de betaling der Interest-coupons en de aflossingen zullen plaats hebben. In. geval het kapitaal, waarvoor wordt Ingeschreven, op den eersten dag dé verlangde drie millioen mogt overtreffen, zullen de inscnrijvuigen van de volgende dagen niet in aanmerking komen en het geheele bedrag, zoo moge. lijk over de ingeschrevene posten worden verdeeld of anders b|j loting over de deelneming worden toegekend; terwijl indien de inschrijvingen, op dien dag genomen, beneden het vereischte bedrsg mogten blijven, deze de voor. keur zullen hebben. Indien de inschrijvingen op den 22 December 1840 genomen, het ontbrekende van den eersten dag mogten overschrijden, zal het disponibele bedrag tusschen de inschrijvingen vau den tweeden dag éven. redig worden verdeeld, of, zoo als hiervoren is gezegd, bij loting toegewe. zen, en Zal op gelijke wijze met de inschrijvingen van den derden dag worden gehandeld indien op den tweeden, voor de volle som van drie millioen gul. den niet mogt Zijn ingeschreven. An. 9. Zoodra de inschrijvingen zullen gesloten zijn, zal van wegé het Ministerie van Binnenlandsche Zaken, door tusschenkomst van de Agenten van den Rijkskassier, aan de belanghebbenden een bewijs worden afgegeven, vodr welke som hunne inschrijvingen zijn aangenomen. Art. 10. De inschrijvers zullen gehouden zijn, voor of op den 5 Januarij 184!, een bedrag van tien ten honderd van de aangenomene inschrijvingen over te storten, bij gebreke waarvan hunne inschrijvingen zullen kunnen ver. klaard worden vervallen te zijn. Van deze stortingen zullen qnitantien wor. den afgegeven, die, bij het fournissement van den laatsten termijn, als con. tant zullen worden aangenomen. Art. 11. Het fournissement zal geschieden in vier termijnen te weten: voor of op den 15 Januarij 184125 pCr.voor of op den 15 April,25 pCt.; voor of op den 15 Julij25fCt.voor of op den 15 October, 25 pCt. Ech. ter zal het den inschrijvers vrijstaan, na voldoening van den eersten termijn, de betaling van den laatsten termijn te vervroegenonder genot eener korting op dien termijn tegen vijf ten honderd, berekend van en met den dag der betaling tot den 14 Julij 1841 ingesloten. Art. 12. Tot zekerheid der deelnemers in deze negotie en de volgende seriesworden speciaal, verbonden de bijdragen tot de kosten dezer onderne ming, door ue Staten van Holland toegestemd, mitsgaders die, welke door de belanghebbende districten zullen worden verstrekt, alsmede de opbrengst van den koopprijs der drooggemaakte landen, derzelver inkomsten en die der dijken, gedurende de bewerking, en in het algemeen alle de inkomsten eu voordeden, welke de onderneming kan opleveren. Ingeval nogtans het een en ander niet geheel voldoende mogt bevonden worden, tot betaling van de jaarlijksche interessen en aflossing zal daarin, ingevolge het vastgestelde bij art. 3 der voorschrevene wet, door 's Rijks schatkist worden voorzien. Art. 13. Aan de gepatenteerde makelaars en commissionairs in effecten wordt voor provisie of courtage pCt. toegekend, hetwelk zij bij de beta, line van den laatsten termijn zullen kunnen korten. Vastgesteld bij het Koningiijk besluit van den 26 November 1840, N°, 9. Accordeert niet het origineel, De Secretaris-Generaal bij het Ministerie van Binnenlandsche Zaken C. VoLLENIlOVEN. Het Dagblad van 's Gravenhage geeft de aanspraken van den Staatsraad Burgemeester van '1 Gravenhage, bij gelegenheid van de plegtige inkomst aldaar van HH MM. den Koning en Koningin, op Zaturdag II., aldus op: „Sire! „Het strekt het gemeentebestuur van 's Gravenhage tot eene omiitspre. keüjke vreugde, Uwe Majesteit te mogen verwelkomen in Hoogsideszelfs Kuninglijke verblijfplaats, gehuldigd door den eed des Volks, gekroond door de liefde en den eerbied eener getrouwe Natie. „Moge die eed gestadig den Nederlanderen voor oogen zweven, bij het ontwaren des geluks, dat van uit Uw Paleis en als het ware van den Troon zich verspreidt over alle takken van nijverheid, handel en algemeene belan gen, als de vrucht van Uwe zóó treffend uitgesprokene verbindtenis, om al Uwe landgenooten en onderdanen naar vermogen te handhaven bg huniiè voorregten en dierbare aangelegenheden. „Geliefde nederige verzekering te ontvangen, dat het steeds eene eerste behoefte voor de inwoners Uwer geboortestad zal zijn, om door gehoorzaam, held aan de wetten, gehechtheid aan Uwen Koninglijken persoon en geslachc, en het opvolgen Uwer bevelen aan den dag te leggen, hoezeer zijlieden hec voorregt waarderen, van de naaste en eerste getuigen te zijn van de Koning, lijke bezorgdheid voor het heil van allen, die onder Uwen sehepter mogeti leven. Leve de KoningI" „Mevrouw de Koningin! „Vergun ons om U plegtig te begroeten, bij den intogt Uwer Majesteit binnen deze Residentie en Hoogstderzelver terugkomst van de hoofdstad des Rijks, alwaar tusschen dat Rijk en deszelfs geëerbiedigden Koning, Uwen Doorluchttgen Gemaal, eene verbindtenis gesloten is, waarvan de banden, door de deugden en Godsdienstige stemming eener Edele Koningin versierd; steeds naauwer en naauwer zullen worden aangebonden door de bezorgdheid van den Vader des Vaderlands voor het geluk van allen, en Uwe moederlijke belangstelling in het ongeluk van hen, die zich onder deze in rampspoed bevinden. „Uwe Majesteit heeft de gebeden en wenschen der' schare gehoord, die uit de hoofdstad des Rijks ten Hemel zijn opgezonden; mogen dezelve ook alhier en in het binnenste van Uw Paleis aan Uw persoon en Koningiijk ge. slacht in de ruimste mate vervuld worden, barmhartigheid en dankbaarheid elkander steeds in Uwe Vorstelijke woning ontmoeten, en moge de Haagsche bevolking immer op den waren prijs weten te schatten liet voorregt, van in derzelver muren, bij de wieg en bakermat van den Koninglijken stam, ook het voorbeeld vin stille Godsvrucht, ware grootheid en de bron van troosc te bezitten, voor de raad- en hulpbehoevenden van geheel Nederland." Zijne Maj. heeft wegens het gejuich der menigte niet kunnen antwoorden, en om die zelfde reden heeft de Burgemeester aan Hare Maj. de aanspraak niet bij monde kunnen doen, maar dezelve schriftelijk aan Hoogstdezelve overhandigd. Zondag I. 1. hebben HH. MM. en de verdere leden van het Koningiijk geslacht de godsdienstoefening in de Kloosterkerk onder het gehoor van Ds. Ruitenschild bijgewoonddie bij deze gelegenheid predikte over 1 Chron. 29: 13. Des avonds waren het Raadhuis en de eerepoorten van stadswegen weder verlicht. Zijne Maj. heeft bepaald, dat er een opzettelijk onderzoek zal worden ingesteld naar de behoeften van gewezen ambtenaren, Belgen van geboorte, aan wie tractementen enz. zijn toegelegd, ten einde daaromtrent nadere regeling vast te stellen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1