A0. 1840,
LEYDSCHE
MAANDAG,
<il GA
11
tg
COURANT
16 NOVEMBER.
NEDERLANDEN.
Lev den, is November.
Uit Noordwijk-Binnen wordt ons gemeld, dat op Zondag den 8sten dezer
iüaand, in de Kerk der Hervormde Gemeente aldaar, door derzelver Leeraar,
den Wel-Eefwaariien Heer Usener, met eené gepaste en keurige leerrede,
godsdienstig en plegtig is ingewijd het zeer i'raai en welluidend Orgel, door
twee achtingwaardige leden der Getheente aan dezelve geschonken, en ge
heel voor eigene rekening daargesteld en bekostigd. Aanzienlijk was de toe.
vloed van elders van belangstellenden, die getuigen waren zoo van hetgrooté
voorregtj als ook vaD de erkentenis en blijdschap der Gemeente, bij welke
deze dag steeds in aandenken zal blijven. Het Orgel is vervaardigd dodr
den Heer H. Knipscheer, van Amsterdam, en munt, volgens het eenparig
getuigenis vtn bevoegde deskundigen, uit door hechtheid, deugdelijkheid
der bouwstoffen, regelmatigheid en netheid van bewerking en krachtigen en
liefelijken toon, zoodat den maker daarvoor de regtmatigsté lof toekomt,
en hem ook een bewijs van tevredenheid door de Schenkers is uitgereikt.
De Stitats-Conrant van den igden dezer bevat het volgend besluit:
Wij WILLEM 11, bij de gratie Gods, Koning der NederlandenPrins
van Oranje-NassauGroot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Gelet op de bij Ons ingekomen bezwaren, 'betrekkelijk het lager onder-
wijs, en willende Ons te dien opzigte doen voorlichten door liet gevoelen
van bekwame en der zake kundige mannen
Op het rapport van Onzen Minister van Bihnenlandsche Zaken van den
Ilden dezer, N°. 507, zeer geheim,
Hebben besloten en besluiten:
Art. I. Er zal binnen's Gravenhage eene Commissie worden bijeenge.
roepen, met het oogmerk, om, na kennis te hebben genomen van de, tot
de bedoelde bezwaren betrekkelijke stukken, welke aan dezelve te dien
einde zullen worden medegedeeld. Ons daaromtrent te dienen van conside.
ratien en advies, en om Ons voorts zoodanige maatregelen voor te draven
als zouden kunnen strekken rer te gemoetkoming in gemelde bezwaren.
Art. 2. Tot leden dezer Commissie worden benoemd de heeren: Barori
van der CapellenOnze Minister van Staat, Voorzitter; de Barón van IVij
kerslooth van Schalkwijk, Bisschop van Cnriutn; de heer Groen van Prinsterer
Onze Staatsraad in buitengewone dienst; de Baron van Hugenpoth van Acrdt
lid van ae Eerste Kamer der Staten-Generaalde heer A des Amorie van
der Hoeven, Hoogleeraar bij de Remonstrantsche Kweekschool te Amster.
dam; en de heer N. C. Kist, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid aan de
Hoogeschool te Leydenen tot Secretaris bij dezelve de heer kV. J. Piepers,
Secretaris van den Raad van State,
Art. 3. Deze Commissie zal door Onzen Minister van Binnenlandsche
Zaken tot. het aanvangen van hare werkzaamheden worden bijeengeroepen in
de eerste helft van de maand Decemberen met i°. Jannarij aanstaande hare
werkzaariiheden moeten geëindigd hebben; zij zal den uitslag harer ovetwe.
gingen onmiddellijk aan Ons doen toekomen.
Onze Minister van Binnenlandsche Zaken is belast met de uitvoering van
dit besluit, hetwelk iri het Staatsblad zal worden geplaatst.
Gegeven te s Gravenhageden 12 Novemoer des Jaars 1840, van unze
regering het eerste.
WILLEM.
De Minister van Binnenlandsche Zaken,
De Kock.
Nog zou door Zijne Maj. een besluit genomen zijn, waarbij wordt vast.
gesteld, ten aanzien van de provincie Zuid-Holland:
1°. Dat de Staten der provincie Zuid-Holland zullen bestaan nit 86 leden,
van welke de stand der Edelen en Ridderschap zal worden vertegenwoordigd
door 10 leden, de stand der Steden door 41 leden, en de Landelijke Stand
door 35 leden,
2°. Dat de Stedelijke Stand zal worden vertegenwoordigd in de volgende
evenredigheid, te weten: Rotterdam door 10 leden, 'S Gravenhage ff. Let-
den s, üordrecht4, Delft 3, Schiedam 2, Gouda 2, Goriaèhem 2 Brielle I,
Schoonhoven 1, Woerden 1, Vlaardingen 1, Maassluis 1. Te zaïnen
41 leden.
30. Dat de Landelijke Stand zal worden vertegenwoordigd in de navol,
gende evendigheid, te weten: de kiesdistricten van de volgende hoofdplaat.'
sen: Noordwtjk Oegstgeest, Naaldwijk, Ptjnacker, Delftshaven, Bohegra.
ven, Alphen, Stompwijk, Haastrecht, Alblasserdam, Ridderkerk, Oud-
Beijerland, Strijen, SomtnelsdijkHelvoetsluis en Geervliet, elk twee leden,
en dat van Meerkerk drie leden; te zatnen 35 leden.
4°. Dat de landelijke kies-districten zullen blijven zamengesteld, zoo als
dezelve tot hiertoe zijn zamengesteld geweest.
5°. Dat de aanvulling ter voltalligmaking van het hierboven genoemde ge
tal Staatsleden, zoo spoedig mogelijk, respectivelijk door ieder van de drie
Standen zal geschieden.
Ttissehen onzen Minister van Buitenlandsche Zaken en den buitenge.
wonen Gezant vanPrnissen zijn onlangs de volgende officiële stukken gewis,
seld, omtrent een handelstractaat tusschen 011s land en het Vorstendom
Neuchktel:
's Gravenhage den 6 Junij 1840.
De ondergeteekende, Minister van Buitenlandsche Zaken van Zijne Maj. den
Poning der Nederlanden, heeft de eer ter kennisse te brengen van den heer
Graaf v<a» Lottum, buifengewoon Gezant en gevolmagtigd Minister van Zijne
Maj. den Koning vanPruissen, dat, ten gevolge van het verlangen, hetwelk
de Nederlandsche en Pruissische Hoven bezielt, om, door middel eener
uitwisseling van nota's, de handel-betrekltingen tuss.chen het Koningrijk der
Nederlanden en het Vorstendom Neuchütel bepaaldelijk te regelen, Zijne Maj.
de Koning der Nederlanden bewilligt, dat de voortbrengselen der nijverheid
van het Vorstendom Neuchitel, van den aard, aangeduid onder letter c van
het iste artikel van het handel-tractaat, den 21 Januari) 1839, tusschen de
Nederlanden en de Staten van het Duitsche Tolverbond gesloten, zoo te land
als langs de rivieren, zullen kunnen worden ingevoerd in de Nederlanden,
gedurende het bestaan van gezegd tractaat, op den voet, en tegen betaling'
der regten, in gemeld artikel aangewezen.
Zijne Maj. ataat insgelijks toe, dat de voortbrengselen van het Vorstendom
Neuchitel bij den invoer in de Nederlandsche koloniën ook het genot zullei)
hebben van de gunst bij art. 2 van gezegd tractaat bedongen, ten aanzien vao
de voortbrengselen der landen, welke tot het Duitsche Tolverbond behooren.
Hoogstdezelve neemt daartegen het voorstel aan door Pruissen gedaan, dat
de koopwaren uit de Nederlanden in het Vorstendom Neuciiatel, zoo te land
als te water ingevoerd wordende, gedurende het bestaan van gezegd tractasrj
zullen zijn op den regenwoordigen voet, of vrij van inkomende en andere
regten, of ontheven van alle andere of hoogere regten, dan de thans bestaanue.
De ondergeteekende erkennende in rriil van deze tegenwoordige nota, op
heden eene daarmede, overeenstemmende mededeeling van den heer Graaf
van Lottum, buitengewoon Gezapt en gevolmagtigd Minister van Zijne Maj,;
den- Koning van Pruissen, ontvangen te hebben, zal zich haasten gezegde
mededeeling en de tegenwoordige nota te brengen onder het oog van zijnen'
hoogen Souverein, opdat de wedetzijdsche-schikkingenna over en weder
in *s Gravenhage en te Berlijn te zijn goedgekenrd, kunnen worden openbaar
gemaakt en ten uitvoer gelegd.
Dffiimdirgetèekende. beijvert zich van deze gelegenheid gebrüik te maken,
om aan den Graaf van Lottum de verzekering zijner hoogachting te vernieuwen.
(Cef.) Verstolk van SoelEn.
's Gravenhaöe den 6 Jnnij 1840.
De ondergeteekende, buitengewoon Gezant en gevolmagtigd Minister van
Zijne Maj. den Koning van Pruissen, heeft de eer ter kennisse te brengen
van Zijne Exc. den heer Baron Verstolk van Sóete'n, Minister van Staat en
voor de Eniténlandsche Zaken van Zijne Maj. den Koning der Nederlanden,
dat, ten gevolge van het verlangen, hetwelk de Pruissische en Nedcland.
sché Hovèti bezielt, om door middel ëener uitwisseling van nota's, de ban.
delbetrekkingen tusschen het Koningrijk der Nederlandèh en het Vorstendom
NeuchS'el bepaaldelijk te regelen, Zijne Maj. de Koning van Pruissen be
willigt, dat zoo lang het tractaat van 21 Januarij 1839 tusschen de Staretr
van het Duitsche Tolverbond en de Nederlanden zal bestaan, de uit gezegd
Koningrijk in het Vorstendom van Neucha'el, hetzij te land of te water in
gevoerd wordende koopwaren zuilen zijn op den regenwoordigen voet, of
vrij van inkomende en andere regten, of ontheven van alle andere of hoogere
regten, dan de thans bestaande, en dat gezegde Zijne Maj. wederkeerig
aanneemt het voorstel door NtUerland gedaan, dat dé voortbrengselen der
nijverheid van het Vorstendom Neucbatel van den aard aangeduid onder de
letter c. van het iste art. van het voorschreven handel-tractaargedurende
het bestaan van gezegd tractaat in de Nederlanden, zoo te land als langs de
rivieren, zullen kunnen worden ingevoerd op den voet, en tegen betaling
der regten in gemeld artikel aangewezen en dat'de voortbrengselen van hec
Vorstendom NeuchÜtel ook bij den invoer in de Nederlandsche koloniën het
genot zullen hebben van de bij art. 2 van gezegd tractaat bedongen gunst,
met opzigt tot de voortbrengselen der landen, welke tot het Duitsche Tol.
verbond behooren.
De ondergeteekende erkennende, in füil van deze tegenwoordige nota, op
heden eene Jaarmede overeenstemmende mededeeling vanZijne Exc. den heer
Baron Verstolk van SoelenMinister van Staat en voor de Buitenlandsche
Zaken van Zijné Maj. den Koning der Nederlanden, te hebben ontvangen,
za'! ziïh haasten die mededeeling en de tegenwoordige nota te brengen onder
het oog van zijnen hoogen Souverein, opdat de wederzijdsche schikkingen
na over en weder te Berlijn en 's Gravenhage te zijn goedgekeurd, kunnen
worden openbaar gemaakt en ten ui voer gelegd.
De ondergeteekende beijvert zjch Van dele gelegenheid gebruik te maken,
om asil 01j»:\; li- - - - - f
achting te vernieuwen. QGef.) van Lottum.
Omtrent hét verbrandè kcffijhuis te 's Gravenhage, waarvan wü in
onze vorige hebben melding gemaakt, vernemen wij nog, dat het onlangs,
doör het Stedelijk Bestuur was aangekocht, met het plan om het naderhand
aan het stadhuis te trekken; hetzelve was voor brandschade verzekerd.
Hare Maj. de Koningin heeft aan den kastelein Smit, die eerst sedert den.
isi'en dezer huurder van hetzelve was geworden, doch die nu alles verloren
heeft, f 20b. geschonken, ter aankoop van k'IeedingStukken voor z:ch en de
zijnen. De oorzaak van het ontstaan des Grands is onbekend.
Men meldt uit 's Gravenhage van den 13 November:
Gisteren avond I« er bij HH. KK. HH. den Prins en Prinses van Oranje
een luisterrijk ba! gehouden, waarop HH. MM. de Koning en Koningin,
HH. KK. HH. Prins en Prinses Fréderik der Nederlanden, Prinses Sophia,
Prins Alexander en Prins Hendrik tegenwoordig waren. Onder de genoodig-,
den merkte men op de Ministers, het Corps Diplomatiek, vele leden van de
Staten-Generaal, van den Raad van State, de burgerlijke én militaire over-
heden en meer anderen.
Gisteren middag is in den Nieuwen Doelen een diner van de leden van
het hoofdbestuur der permanente en der sub-Commissie van de Maatschappij
van #eldadfghëid gehouden. Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden woon.
de, als bestendig voorzitter, oezen maaltijd bij.' Ook Zijne Exc. de Luite.
nant-Generaal Graaf van den Bosch nam er dèel aan.
Dé afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben het
onderzoek over dé voorgedragen financiële wetten nagenoeg ten einde gebragt.
Slechts eene enkele afdeëiing houdt zich daarmede nog bezig.'
Van den \\dcn November. Bij voortduring ontvangt Zijne Maj. vele
Commifsien en Collegien, die den Koning met Hoogstdeszeifs troonsbeklim
ming geluk komen wenschen. Dit is dezer dagen onder anderen ook het
geval geweest niet eene Commissie uit het Stedelijk Bestuur van Grave.
Heden zijn bij Zijne Maj. ontvangen de wel-eerw. heer Opperrabbijn en hec
Collegie van Parnassijns tier Nederlandsche Israëlitische Gemeente hier ter.
stede, die insgelijks den Koning, bij Hoogstdeszeifs troonsverheffinghebben
gecomplimenteerd. Zij zijn, naar men verneemt, op de vleijendste wijze
door Zijne Maj. toegesproken. - - -
Naar men verneemt, heeft Z. K. H. de Prins van Oranje, den koepel
aangekocht van wijlen den wel-eerw. heer Faassen de Heer, staande op de
Scheveningsche duinen, aan het
H. K. H. Prinses Sophia en Z. K. H. Prins Hendrik vereerden heden
avond de tweede voorstelling van de opera Le Lac des Fées, met Hoogstder-,
zeiver tegenwoordigheid. Men beeft bij deze voorstelling weder algemeen
de uitmuntende nieutve decoratiën van deze opera, die door den kunstschjl
der van Hove vervaardigd zijn, geroemd en denzelven, op het einde der
voorstelling teruggeroepen.
In een onzer dagbladen leest men, bet volgende:
Het is ons hoogst aangenaam ce kunnen verzekeren, dat de bedenkingen,,
die tegen de door de Regering reeds geprojecteerde wet op het kopijregt.
van den Staat, zijn in het midden gebragt, geleid hebben tot het besluit, om
die wei, zeker vooreerst, niet voor te dragen; en dat dit hoogst belangrijke,
punt voor de kennis der wetten en verordeningen voor de Ingezetenen ijl het^
alggmeen en tevens ook voor den Boekhandel en de drukpers in Nederland,'
'het onderwerp eener nadere overweging van de Regering uitmaakt.'