A°. 1840e LEYDSCHÊ MAANDAG, v- COURANT, 9 NOVEMBER. NEDERLANDEN. Letdkm, 8 November. Gisteren is eene Commissie van de officieren der Stedelijke Schutterij alhier, ter audiëntie van Z. M. toegelaten en heeft Hoogatdezelve voor noemde Commissie met welwillendheid ontvangen. In het Dagblad van sGravenhagt van den dden dezer wordt, na de ine. dedeeltng van de doopsplegtigheid aan den jonggeboren Erfprins van Oranje, In onze vorige medegedeeld, nog het volgende berigt: De bij het uitgaan der kerk voor de armen ingezamelde liefdegiften heb ben de aanzienlijke som van dertien honderd nekt en 'tKStig gulden veertig cents bedragen. Dadelijk na de voltrekking der plegtigheid van den Heiligen Doop aan den jonggeboren Erfprins van Oranje, is de Baron Tindal, Adjudant van Zijne Maj. den Koning, namens Hoogstdenzelven, aan den Burgemeester dezer at ad komen ter hand stelten eene som van vyf duizend guldenom uit te deelen onder de behoeftigen te dezer stede, bij gelegenheid van het geluk, aan Hoogstdeszelfs Huis wedervaren, in de gehoorte van zijnen Kleinzoon. Weinige oogehoiikken later ontving genoemde Burgemeester eenen brief van den Thesaurier van het Huis des Konings Willem Frederik, om almede aan het Bestuur dezer stad te doen geworden eene andere som van vijf dui tend gulden, te gelijken einde en bij gelegenheid van het toedienen van den Heiligen Doop aan Zijner Majesteits Achterkleinzoon. Zoo er op gisteren dankzeggingen ten Hemel stegen uit Tempel en palei zen, weldra zullen er ook gelijke gevoelens van erkentenis en dankbaarheid oprijzen uit de verblijven der ellende, welker schamele bewoners verkwikt zullen worden nit de dubbelde bron van Koninglijke milddadigheid, ler wijl geheel Nederland nevens de ingezetenen der Residentie met blijdschap uit de in de jongste dagen zich telkens herhaald hebbende giften zullen mogen opmerken, dat, bij het in stand blijven des Vurstelijken Geslachts, ook de mededeelzaamheid wordt overgeplant, die steeds het karakier geken. schetst heeft van dat Huis, welks grondregel onafgebroken geweest is: dat menschentiefde en barmhartigheid is eerste juweelen zijn aan de Kroon, die het onder alle standsverwisselingen tot heil van Nederland heeft mogen dragen. Gisteren middag, na den afloop der doopsplegtigheid, is er familie-diner bij Hunne Majesteiten geweest, waarhij Z. M. Koning Willem Frederik en de verdere leden van het Koninglijk Geslacht tegenwoordig waren. Men meldt uit 's Gravenhage van den 6 November: Gisteren is het Corpa Diplomatique bij Zijne Maj. Koning Willem Frede rik. Graaf van Nassau, ten gehoore toegelaten. Heden middag is er bij HH. MM. den Prins en de Prinses van Oranje groot gala-diner gehouden, dal door HH. MM. den Koning en de Koningin, door Zijne Maj. Koning Willem Frederih en alle de leden van het Koninglijke gezin, en door de aanzienlijksten der Residentie, is bijgewoond geworden. Het diner is zeer luisterrijk geweest. zoo wel des morgens als des avonds, vergaderd geweest, om derzeïver on derzoek ovet de aanhangige ontwerpen der financiële wetten, in het bijzon der over de voordragten der Staatkbegrooting vmrr 1841, voort te zetten. Morgen zullen zij derzeïver raadplegingen vervolgen, en', maar'rneü ver. neemt, ten einde brengen. De vroeger op heden bepaalde conferencie Van Zijne Exc. den Minister van Financien met de centrale afdeeling over de be. doelde ontwerpen, heeft heden geen voortgang gehad, doordien een dertig, zal leden der Kamer hunne opwachting gemaakt hebben bij Zijne Maj. Ka. ning Willem Frederik, Thans zal die conferentie op morgen plaats hebben. Zoo als bevorens gemeld is, blijft de aangekondigde algemeene zitting der Kamer op morgen ten a ure bepaald. De Regering heeft, zoo men weet, thans, ter voldoening aan het be- paalde bij de tweed» alinea van art. 59 der grondwet, aan de Stacen-Generaal overgelegd: a. de staten, betreffende de ontvangsten en uitgaven van Neêr lands Indië voor het jaar 1840, met eene toelichtende memorie; b, de staten van inkomsten en uitgaven der Nederlandsche West-Indische Bezittingen voor het jaar 1840, almede met eene toelichtende memorie; e. eenen staat van bnc- vangsten en uitgaven van de Nederlandsche Bezittingen ter kust van Guinea, voor tiet jaar 1840, met de daarbij behoorende toelichtende nota. A. Wat de Oost-Indien aangaat, zijn overgelegd: l". Afschrift van den uit Indië ontvangen staat der inkomsten en uitgaven van geheel Nederlands Indië, gedurende het jaar 1840. Uit dezen staat blijkt, dat de gewone ontvangsten over het loopend jaar bedragen als volgt: I. Verpachtingen 11,018,682; II. landelijke inkomsten en andere grond, listen 8,850,651; III. belastingen en inkomsten van onderscheiden aard ƒ10,714.195; IV. koophandel en cultures 49,684,002; V. diverse en bui. tengewoue inkomsten 302,293; totaal 81,047,612. Hierbij komen de in komsten van het maritiem etablissement op het eiland Onrust, geraamd op ƒ240,000; de weduwen en weezen- en pensioenfondsen, in Indië te ontvan gen, ƒ681,000; de legatien 392,000; diverse debiteuren en crediteuren 77,071geheel totaal der inkomsten 82,437,684. De gewone uitgaven bedragen: I. Hooge Regering 532,200; II, Depar. tement van justitie ƒ500,492; III. hooge en lagere Collegiën ƒ263,480; IV. algemeen beatuur en politie ƒ3,453,524; V. landbouw, eeredtenst, kun. aten en wetenachappen f 477,085; VI. civiel bouw-depariement 363,785; VII. fiaanciea, koophandel en culturen 30,961,043X. pensioenen en ge stichten van weldadigheid 606,371XI. uitgaven van onderscheiden aard ƒ2,085,016; XII. dagelijksche onvoorziene en voorgedragene, maar nog niet geautoriseerde uitgaven 500,000; te zamen 39,742,997. Hierbij komen aog: VIII. Departement van Oorlog ƒ6,954,507; uitgaven voor ptadjoerits enz. 108,700; IX. Departement van Marine ƒ994 962, (koloniale Marine f682,458 en civile schoeners en kruisbooten 212,504); maritiem etablisse- ment op het eiland Onrust 250,858; weduwen- en weezen- en pensioen, fondsen, io Indië te betalen, ƒ403,500; diverse debiteuren en crediteuren ƒ9,618, en uitgaven van het land Nangoelan ƒ20,654; geheel totaal der uitgaven 48,492,590. Het meerder bedrag der Inkomsten hoven de uitgaven beloopt alzoó f 33-94S.094- 20. Is overgelegd een bü het Ministerie van Marine en Koloniën opge. maakte staat, waarbij dezelfde ontvangsten en uitgaven zjjn gesplitst in de. aulke die in Indië en die, welke in Nederland plaats hebben, en waarbij het onvolledige van den Indischen staat wordt aangevuld. Onder dn onivangitea in Nederland komen voor,- hier ie lande verkocht wordende producten ƒ42,694,002, en eenige mindere posten doen de one© vangsten in het Moederland klimmen tot het totaal van 42,708,202. Vin daar eên te körc tusschen de ontvangen en uitgaven in Indië, hetwelk wordt gedekt uoot stortingen dèr Factory in de Indische kas en door uitzending van specie uit Nederland, ten bedrage van 16,536,227, Onder de uitgaven; in Nederland geschiedende, behooren: itos.tèn der na. tuurkundige Commissie ƒ18,006; voor goederen uit Nederland (Indisch Dg. psrtement van Financiën enz.) ƒ963,006; renten en aflossing op de Indische leening vin 183S, ad f 1,170000; vbor goïdergn uit Nederland (Indisch Dp- partement van Oorlog) ƒ900,óoo; kosten, Vallende op de uitzending van ofrï. eieren en manschappenter ovei brenging van neger-recruten van de kust van Guinea naar Oost-Indiëf 27,800wegens goederen uit NederlW voor «je fö.trficaticn 190',oco; voor kosten vin het koloniaal werf-ciépót te Harder, wijk 412,500; werving van negers (200 's jaars) f 35,317toelage aan én uitzending van ia letten op de Militaire Academie te Breda f 25,000;. wegens goederen voor de koloniale Marine 200,000; aan goederen uit Nederland voor de Marine ƒ633,000; aan pensioenen ten laste der Indische kas f 228,533; aan goederen van onderscheiden aard 74,000; aan verlof-tracteniemen f 125,000 (ƒ25,000 bovendien uit vijf ,on voor onvoorziene uitgaven, op de Inoische begrooting gebragt); wijders aan diverse uitgaven, door het Mi. nisterie van Koloniën In Nederland te doen 110,837; aan uitgaven van het civiel weduwen- en weezenfondi f 140,000; aan het militair weduwen- en weezenfonds 88,500; militair verhoogd pensioenfonds 96,000, en aan civile-,' militaire- en marine-delegatien 392,000. Al verder komen onder de in Nederland bewerkstelligde uitgaven voor: rente der Oost-Indische schuld, volgens de wetten van 24 April 1836, 11 Maart 1837, 27 Maart 1838 en 22 December 1838, ten bedrage van ƒ9,800,000; aan renten en af. lossing der vordering van de Neder!. Handel-iVIaatscnappij ad ƒ32,000,000, volgens het kapitalisatie-contract, ƒ5,000,000; derhalve geheel totaal van de Indische uitgaven, in Nederland geschiedende, f 19,400,320. Er blijft in Nederland alzoo een Indtscn batig uverschot van f 12,765,655. Dit gunstig slot wordt (voigens staat N°. 3_) gebragt tot ƒ:4,188,360, door eene geldelijke operatie, hierin bestaande, dat, in plaats van koper geld, dat ten bedrage van 10,536,227 in de Indische kas moet terugvloetjen voor 7,1:3,522 aan zilver geld wordt gestort. Van de alzoo veraregen 14,188,360 wordt afgetrokken het verschil tus. scben de begroo'ingsprijzen en de netto-opbrengst der producten, ten De. loope van 12.760,267. Bluft f 1,428,095. Daar de financiële aangelegenheden van Suinaira niet in den a/gemeenen staat van ontvangsten en uitgaven van Neérlands-Indië begrepen zijn (door een misverstand, dat in 1841 zal worden hersteld,) moet van de evenge. melde overblijvende 1,428,095 worden afgetrokken 300,000, zijnde her vermoedelijk te kort van Sumaira, door uen Gouverneur-Generaal opgegeven, Alzoo is er nog een beschikbaar overschot van f 1,128,095. Hierop zijn reeds de volgende bemalingen aangewezen; i". subsidien aan de West-Indische Koloniën 190.000; a°. idem aan de kust van Guinea Heden zijn de afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Qenerail,f 58 6^" pn 35. idetn aau de sleepdienst op Rijn en Waal f 145,000, te zamelt f 393 680. Blijft zuiver alzoo f 734,413. 4°. Wordt een staat overgelegd, tot aantuoning van het verband tusschen het fndisch excedent van 1840, ad 33,945,094, en het batig slot van f'tn',765,6^5. A1 en vindt op de posten van dezen staat onder anderen: voor buitengewone verdedigings-werken 750,000; voor de Neeerlandsche marine 823,1^6; voor niéuwe vaartuigen f 100,000; voor de kofBj-suiker- eh indlgo-ctllmur in de residentien Madian en Kediri, bij vrijstelling van land. renten, 377,030; voor uitbreiding der cultures 50,000; voor de kosten der natuurkundige Commissie ƒ40,365, enz, 50, Wordt aangeboden een staat, wegens het verband tusschen de op den Indischen staat van 1840 voorkomende som van f 27,851,975 voor remise, en het batig slot van 12,765,655 bovengemeld. Óp dezen staac zfln vermeld uitgaven, weike ten benoeve van Indië in Nederland gescnie. den, en niet op den Indischen staat voorkomen, als daar zijn: kosten van het kaloniaal werf-depót te Harderwijk ƒ412.500, werving van neger-recru. ten ƒ35.715, militaire akademie te Breda 25,000, renten der Oost-Indi. sche schuld 9.800,000, en diverse uitgaven, door het Departement van Koloniën te doen, f 110,837. Onder nieuwe uitgaven op dezen staat zijn uitgetrokken de 5 millioen voor renten en aflossing der Nederlandsche Han. del-Maarschappij en 250,000 voor het fortificatie-fondsnader toegestaan. 6°. Wordt overgelegd eene approximative berekening van het verschil tusschen de Indische begrootingsprijzen der tot grondslag van de Indische begrooting van 1840 gediend hebbende hoeveelheden producten, en de netto- opbrengst daarvan, volgens de laatst bekende veiltngs-prijzen. Hierop vindt men Kojjij: 797,007 picols, veilings-prijs 27y cent per Nederlandsche pond;netto. opbrengst 20 72J per picolIndische begrootingsprijzen 33, verschil J I2.27{; to aal 9 783,260.92 Warier; 719 570 picols, veilings-prijs 30 cents per Nederlandsche pond; nettó-opbrengst 8.32} per picol; Indische begrootingsprijzen f 14, verschil 5.6/1; toraal 4,083,559-75- Indigo: 1,659,000 ponden, veilings-prijs ƒ3.91 per Nederlandsche pond; netto-opbrengst 3.16^; Indische begrootingsprijzen f 2.50, verschil f o.66,-^; totaal f 1,106,553. In de memorie van toelichting tot deze onderscheiden staten wordt aange merktdat, in opvolging van bestaande bepalingen, de uit Indië ontvangen staat, voor zoo veel de uitgaven betreft, nog steeds ingerigt is op den voet der beerooting van het jaar 1834, door den toenmaltgen Commissaris- Generaal des Konings in Neêrlands-Inuië, ook voor volgende jaren verbin. dend verklaard, en die eerste begroottng heeft te dezen aanzien slechts die veranderingen ondergaan, welke uitdrukkelijk door den Koning zijn toege staan geworden. „Zoo wordt (zege de memorie) op dat gedeelte van den staat, aan Het.' welk de naam gegeven is van rekening met het Ministerie van Koloniën, on. der de Nederland betaalbare posten,- gevonden eene som van ƒ2,450,000, wegens rente en aflossing der iste en 2de 1'eeningen bij het Amortisatie syndicaat hoezeer die leeningen ia de bij de wet van 24 April r83<J op' Indië gevestigde schulden zijn opgenomen geworden. Daarentegen vindt men geene melding gemaakt van de renten der bij die en latere wetten gecre ëerde Indische schulden welke thans 9;8oö,ooo 's jaars bedragen, „Deze en meel andere gapingen in den Indischen begrootingsstaat, moesten noodzakelijk hier te lande worden aangevuld ter berekening van het wezen. Ijjke overschot. „Op dien staat zal voortaan, tot en met bet jaar 1849, ook moeten jvor. den gebragt eene jaarljjkiohe uitkeeriug aan de Nederlandsché^Haadel-Maatv

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1