A0. 1810. LEYDSCHE C 0 U R A N f NEDERLANDEN. VRIJDAG, 30 ocTOBËR. feü*GIMtI;STER EN WETHOUDERS DER STAD LlYDEN, v feéhad hebbende het verzeek van Pieter Olivier, Broodbakkerwonende binnen deze Stad, in het Noordeinde, strekkende ter bekoming van de vereischte vergun iing, om aeszelfs Pakhuis, staande en gelegen aan de Obstzijde van zekere Slop of' t.anguit komende zoo op de nedergelegde Vestwal of zoogenaamde Galgewater, als aan de West zijde van het Noordèinde, Wijkl. N®. 11 rood, tot een Paardenstalletje teino_eninrigten; Gezien art. 15 van het Reglement, houdende bepalingen tegen het uitbreken van h uzen én gebouwen, tot schade en gevaat voor aanbelendende Percelen. Brengen bij deze ter kennis van alle daarby belanghebbenden, dat tot bet hooren der Eigenaars en Bewoners der huizen, naast het bovengenoemde Perceel gelegen omtrent'bet hinderlijk zijn of benadeelen derzelven, door de Commissie van Fabricage zal worden gevaceerd op het Raadhuis dezer Stad, op Dingsdag den 3.den November aanstaandedes middags ten twaalf urezullende de belanghebbenden verpligt zyn, hunne bezwar n tegen opgemeld verzoek op dien tijd by^gènoerode Commissie in te breuge»; -terwijl ij- verzuim daarvan, zij gehouden zullen worden tegen de inwilliging yan hetzelve, zich niet te hebben yèrzec. Ley den den agsten October $840. Burgemeester en Wethouder} voornoemd .V Ji G. D E M E Y. Ter ordonnantie van dezelve, V. Pu tt KA li Bf ER. Leyden, 29 October. Men théldc oil *s Gravenhage van den 28sien dezer: ln de zitting van de Twëede Kamer dér Staten-Generaal vaij heden, is een$Commissie tot de verzoekschriften benoemd en werd dezelve zamengesteld uit de heeren: van Höbrn van Burgh% de Man Heioma Panhuys en Kerens Vefvoigèhs heeft Zijtie Exc. de Minister van Financiën, ha eene korte inleiding, de Verlangde openingen nopens den finaneiëlen toestand des lands gêgeven en als slotsom daar van de miadelen voorgesteld tot vinding van het over het vèrledene bestaande te kort; tl. eene nadere wet tot Opheffing van het Syndicaat voorgedragen; en III. de begrooting der uitgaven aangeboden, mitsgaders een ontwëfp van wet tot vinding der rtfiddeien voor 1841met overlegging tevèns van alie de dagftoe noodige bijlagen en bescheiden. 1. Twee staten worden aafi' de Kamaf overgelegd. De eerste geeft een algemeen over- 2igt van alle de ingeschrevene schulden, zoowel die onmiddelijk door het Rijk, als dié door het Syndicaat of ten laste der Overzeesche geldmiddelen daaTgesttld zijn, met aan wijzing zoowel van de kapitalen als Van de interéssen voor elke Sóórt in het bijzonder. Het totaal bedrag der rénten, weilier voldoening, volgens dien sri'at, ten laste van het Rijk vefrblyven, bedraagt 25,730,405.80 en die ten laste van de Koloniën ƒ9,800,000. St^at B wijst aan niet alleen den tóestand der geldmiddelen van de algemeene Thesaurie, maar ook die van het Syndicaat in, verband met de yïtkomsten der Koloniale geldmidde len, in derzelver betrekkingen tot 's Rijks kas. Die openingen zeide Zijne^ Exc. zullen JJ Edel Mog. den noodlottigen nasleep der gebeurtenissen, die, nu voor tien jaren," het Ryk hebben uitééngerukt, en de gevolgen van teleurstellingen en misrekeningen doen kennen. Bij het onderzoek diei^ stukken gaat Zijne Exc. voort zullen, hij wil het «iet ontveinzen, uitgaven aangetroffen worden, welke, niet op wettelijke bepalingen ge grond. als voorschotten of leeningen voorkomen, gedaan met het doel, om dezelve terug te verkrijgen uit het overschot def koloniale geldmiddelen als ahderzins, doch welke mid delen daartoe niét hebben mogen strekken* Ten gevóigé van het nog aanhangig zijn der onderhandelingen mét Belgiëkomt de toestand van *s lands geldmiddelen op dezen staat nadeèliger voor darf h^j werkelijk is. In slotsom wijst dezelve een te kort aan van ƒ34,006,164, waaróp echter in mindering zal kunnén strekken, hetgeen op de onzekere baten eindelijk mogt ten goede komen. Wanneer men v£n een te kort spreekt zegt Zijne Exc- boven de vervreemding der waarden, welke het Syndicaat vroeger bezat, iioch welke te gelde ziyrt gemaakt, dan zou al ligtelfik het denkbeeld rijzen., dat een zoo groote schat voor het Ryk geheel is verloren gegaan. Het is waar, veel is ef oesteed' aan de wapening tot behoud vait deri grond, het erfdeel onzer Vaderen, en wat den Ne derlander niet minder dierbaar is, tot handhaving van de nationale waardigheid en eer, en veel aan den langgetekten oorlogstoestand te koste gelegddoch het grootste gedeelte ëicr uitgaven 13 tóch aan Nederlanders uitbetaald en in Nederland verbleven; maar het is ook' even waar, dat groote kapitalen zijn aangewend tot verbetering van het land en tot opening van mildvloeijende bronnen van Volkswelvaart. Ik zie hier otn mij vergaderd de Afgevaardigden van de verschillende gewesten des Rijks. Allen kunnen getuigen, dat alom voorspoed en vooruitgang bespeurd wordt, eflr vraagt men dan; VartWaar die gun stige resultaten? Wie zal dan Wet erkennen, dat oriëindig veel daartoe bijgedragen heeft, hetgeen door de Regering direct of indirect daartoe te koste is gelegd. Hier zijn het kanalen, die onze groóte koopsteden met de opene zee verbinden; dkhr weder kanalen', die zich onderling met de hoófd-rivierenwelke zich dö'or ons Rijk in de zee uitloozen, in verbinding stellen, óveral wegen, welke de gemeenschap bevorderen; ook ijzeren wegen in aanlegwaatónder diebestemd om de gemeenschap van personen en goederen inet Duitschland te bevorderenwaarvoor het kapitaal tot andere einden is aangesproken", dóch Nitelks terugvoering begtepén is öhder de fondsendie bij de regeling der betalingen, welke te regulariseren vallén, van géén minder belang is, dan die, welke, dóór particu- liéèen ondernomen, bestemd is om de twee groote koopsteden onderling én met de Resi dentie, zoo mede met andere nyvere Steden van Holland te vereenigen. Voorts overal instellingen en inrigtingen van allerlei aard, waardoor de algemeene welvaart verhoogd wordt; meerendêêls iri verband met de ontwikkeling van ónze zulke rijpe vruchten dra gende Oost-Indische Bézittingen. Het is, tot instandhouding van zoo vele zakendié óri- zèn voorspoed en onze Welvaart verzekeren en tot bevestiging vah het openbaar crediet, onvermijdelijk in hét aangewezen te kort te voorzien. Daartoe strekt het voorgedragen Antwerp, hetwel^ de volgende artikelen bevat; Art. 1. ïot dekking van het bestaande of eventuele te kort van *s Rijks financiën, daaronder begrepén dat van het thans opgeheven Amortisatie-Syndicaat, volgens de om trent het een en ander gegevene openingen en uit aanmerking van het onvervreemdbaar verklaren bij de wet van het nog overig kapitaal vah 22,500,000, bij de wet van den 11 April 1836 ten behoeve van het Amortisatie-Syndicaat gecreëerd, welk kapitaal alzoo onuitgegeven zal blijven, zat er kunnen worden daargesteld een kapitaal van ƒ18,000,000,, rentende 5 ten honderd, hetwelk in het tweede Grootboek der Nationale Werkelijke Schula yaï worden ingeschreven en op de meest voordeelige wijze, doch niét anders dan bij open bare inschrijving of openbare aanbesteding, zal^ vermogen te worden te gelde gemaakt. Van voorschteven kapitaal zal in den loop des jaars 1841 niet ineér dan hoogstens twee derden mogen wofden daargesteld, en voorts in den loop des jaars 1842 het overige een derde, Vóór zoo verre de behoefte der Schatkist zulks alsdan zal vereischenen daarvan blijken zal ülf dè nadere mededeelingen eft verrekeningente doen wegens den toestand van 's lands financiën, én hetgeen op de onzekere baten zal zyft ontvangen of te goede gékomen. Art. 2. Nog zal in het voorschreven tweede'Grootboek der Nationale Werkelijke Schuld Worden ingeschreven eene som van 10,000,000, welke uitsluitend zal worden bestemd en gebezigd ter intrekking en vernietiging van de schatkist-biljetten, rentende vier ten bon deed, uitgegeven krachtens de Wet van 28 April 1834, Staatsblad N°. 14), en waarvan^ thans tot een betfrag van 9>799»95° aanweiig is. De houders Van voorschreven schatkist-biljetten zullen bij voorkeur tot de inwisseling daarvan tot voormelde vijf perCents inschrijvingen, honderd voor honderd, worden tóe gelaten en aangenomen, op den voet en de wijze als door Onzen Miinister van Financiën tal worden vastgesteld. Hét bedrag der voorschreven inschrijvingen, hetwelk niet tegen intrekking van de ge- Hielde scnaikist-biljettéh mogt worden uitgegeven, zal worden te gelde gemaakt op de wijs, vermeld in art. 1 en de opbrengst daarvan alleen mogen strekken tot afbetaling, intrek king en vernietiging der gemelde schatkist-biljetten, op derzelver respective verschijnda gen zulléhdé dé inschrijving der schuldsuccessively^naar mate van de intrekking der biljetten plaats vinden. Aft. 3. Ter vöorzieniilg in opkomende óf tijdelijke behoeften der Schatkistzal er eene vlottende schuld kunnen worden gecreëerd van ten hoogste acht millioen guldens, uit te geven in schatkist-biljetten, voor sommen niet beneden 100, dragende geene hoo- gere rente dan 45 ten honderdwelke in alle belastingen en betalingen van het Rijk voof honderd ten honderd zullen aangenomen wordenmet bijberekening van den verschenen interest, gerekend tot hét einde der maand, voorafgaande, die, waarin de betaling geschiedt. Deze söhhtkist-biljetten bullen inet den interest opvorderbaar zijn, drie maanden na der zelver dagtéekening, mits eene maand bevorens opgezegd zijnde op daartoe aan te wijzen kantóren te Amsterdam, te Rotterdam en in de hoofdplaatsen der onderscheidene provinciën, Van welke opzegging alsdati op de biljetten aanteekening zal worden gesteld. De opzegging ecene plaats hebbende, worden de schatkist-biljetten geacht telkens voor drie maanden te zijn verlengd. Twaalf maanden 11a derzelver dagteekeriing, zal de verschenen interest worden voldaan op een der aangewezen kantoren, en de schatkist-biljetten tegen nieuwe worden verwis seld, behoudens de bevoegdheid tot opzegging, hiervoreil vermeld. De; in dit artikel bedoelde schatkist biljetten zullen ter Algemeene Rekenkamer worden geviseerd eh geregistreerd. - Van dezelve zal nimmer meer dan zes millioen gelijktijdig in onlloop mogen zijn, etl de uitgifte aal derwijze worden geregeld cn verdeeld, dat in ééne maand geene grootere sotn dan 2,000,000 opvraagbaar zij. Óp,den isden van elke maand, zal door den Minister van Financiën in de Staats Courant worden aangekondigd-t het bedrag der alsdan, krachtens deze wet, uitgegevene schatkist biljetten. /-h Tot toelichtipg van dit wetsontwerp heeft Zijne Exc. aangemerkt, dat ofschoon over het aanstaande jaar twee derden,.van het daar re stellen kapitaal aangevraagd zal worden, het echter niet zeer waarschijnbjk is, dat het volle bedrag zal benoodigd wezenalthans zeker niet van den aanvang d<?s jaars af, en het is daarom^ dat van deze nieuwe creatie van schuld geen interest Öp dé. begrooting is gebragt, vermits in dat geval de voorzig- tigheid en regelmatigheid zouden gevorderd hebben reeds nu de begrooting met de volle renten te bezwaren. Hetgeen daartoe zal blijken werkelijk te zijn benoodigd geweest, zal uit die daarstelling zelvè gevonden worden en toekomsttg zal daarin op de gewone wijze behooren te worden voorzien. Door de vooraf gemelde middelen zegt Z. Exc. zalvolgens de reeds medegedeelde stukkenin het bestaande te kort over het verlcdfcüé voorzien zijn, en wat de begrooting voor het aanstaande jaaf betreftdeze zal, zónder creatie van schuld kunnen gedekt worden. Vermits echter hierop posten in ontvang voor komenwelke niet uit de belastingen vooftvloeijenmaar die uit hunnen aard meer onze ker zijn, zoó vereischt de voorzigtigbeid vooraf maatregelen te beramen voor het geval dat een derzei ve mogt falen of de inkomst daarvan mogt vertraagd wordenopdat niet daardoor betalingen welke op vaste tijdstippen moeten plaats Rebben, zoo als die der ren te en anderzins, insgelijks zouden moeten verschoven worden: eeneomstandigheid, op welker noodlottige gevolgen Z. Exc. Hun Edèt Mog. wel niet zal behoeven te verwijzen l in het stipt en onvoorwaardelijk nakomen van aangegane verbindtenissen toch isnaar zijne Óveriuiging op den duur het zekerst middel gelegen om het crediet van den Staat te verhoogen en daardoor de mogelijkheid voor te bereiden om, bij behoud van vrede en nadat de aanhangige onderhandelingen over financiële aangelegenheden, mét Belgie zullen beëindigd zijnhet stelsel onzer Staats-scnulden toekomstig op ftièuwe grondslagen te vestigen. Het is alzoo otn alle vrees voer stilstand voor, te komenwelke zou kunnen ontstaan door daden of omstandigheden buiten dadelijk bereik der Regering gelegen, noodzakelijk toegeschenenbij voorraad op de mogelijkheid van het tijdelyk ontvallen of verschuiven der vorenbedoelde posten bedacht te zijn, en het is daartoe dat men hét derde art. der concept-wet heeft voorgesteld, II. Stelt de Minister eene concept-wet tot opheffing van het Syndicaat voor. Daarbij wofdt voorgesteld te bepalen, dat hêt Syndicaat met ultimo December 1840 ontbonden zal zijii en de bezittingenregten en verpligtingèn van hetzelve op het Rijk zullen over gaan, behoudens de verpligtingen ter zake van de voornoemde schulden en regten als anderzlhs, krachtens het tractaac van Londen in dagteekening den 19 April 1839, op het Koningrijk Belgie rustende. Jaarlyks zal op de Sta'atsbegrootfng worden gebragt, zoo veel als noodig zal worden bevonden tot aankoop van het kapitaal werkelijke rentege- vende schuld 2.^ ten {honderd, telken jare vereischt tot den overgang der uitgestelde tot de werkelijKe rentegévende schuld. Jaarlyks zal aan de Staten-Generaal een volledig vers.ag worden aangeboden van den voortgang en den stand der liquidatie. De Minister heeft bij de toelichting van dit wétsontwerp gezegd; „Door de Nederlandsche Régering zal aan geene der voorwaarden worden te kort gedaan, waarop, indertijd, dié geldleé- ningen aangegaan zijn; zij meende dit blijk van hare gezindheid tot handhaving van het openbaar crediet bij deze gelegenheid aan den dag te moeten leggenonaangezien de gevolgen, die zulks, in betrekking tot de aflossing dier schulden, hebben kan. Daar het echter nog nier te bepalen valt, of, en, zoo ja, welk gedeelte dezer schulden ten laste van NeUerland Verblijven eal zoo vale evenmin te bepalenof, en zoo jaweike.SOm tot amortisatie over het aanstaande jaar zal moeten aangewend worden. De Regering behoudt'zich voor .daaromtrentter gelegenheideene nadére en bepaalde voordragt te doen." III. Legt Zijne Exc.' over de begrooting van uitgaven voor 1841als; Hoofdstuk I. Huis des Konings 1,200,000. II. Secretarie van Staat en de HoogerColIegien - 538,350. lil. Departement van' Buiténlandscht Zaken - 807,275. IV.lustitie- 1,474,000. v. - 1 Binnenlandsche Zaken - 3,403,070. -VI. Hervormde Keik - 1,392,517. VII* Roomsch Katholijke Eerediënst 400,000. VIII. Marine en Koloniën 5,206,374. IX, Financien. - 36,764,743. als: A'. Nationale Schuld 26,334,250. 3. Kosten van het Departement, pensioenen enz. - 6,390,82^. C. Amortisatie-Syndicaat - 2,911,940.- en D. Het Hertogdom Limburg - 1,127.725. r-fli' X. Oorlog- 11,963,325. Bij eene afzónderlijk wetsontwerp wordt voor onvoorziene uitgaven aangevraagd 500,000. Hoofdstuk I is, in vergelijking met dat van hét vorige jaar, verminderd met f 225,000; hét II verhoogd met 32,400; het 111 met slechts ioó vermeerderdIV is gering ver hoogd; V enVl eveneens; VII is op dezelfde hoogte verbleven; VItl vermindert met ƒ66,255; IX Fina»cien verhoogd met 11,47^,143.17. Onderdeel A. Nationale Schuld, Verhoogd met ruim 7 millioen, zyndé 5,600.000 voor de bij de wet van 24 April 1839. bepaalde bijdrage dér Oost-fndische geldmiddelen, tot betaling van de 5 pCts. Werkely'ke Schuld, en 1,557,900, voor hetgeen benoodigd is tot den jaarlijkschen overgang van uitgestelde tot werkelijk rentegevende schuld boven hetgeen het Amortisatie-Syndicaat daa°rto§ reeds bezat, en eindelijk voor het volle bedrag der rente wegens de in den loop van dit jaar genegotieerde geldenwaarvan de rente op de begrooting van het loopende jaar sléchts voor negen maanden is gebragt; al hetgeen vroeger niet op deStaatsbegrooting voorkwam. Het gezamenlijk bedrag van alle de hoofdstukken met de daarop gebragte, hiervoren kortehjk aangewezene verhöogingenen onder bijvoeging van de 5,600,000 uit d'é Oost-Indische geldmiddelen voor de 5 pCts schuldvan de kosten der verschil lende administratiën, welke vroeger niet op de begrooting voorkwamen; van hetgeen voor het afzonderlijk beheer van het Syndicaat noodig zou zyn; en van de kosten van de Limburgsche huishouding beloopt de totale som vaii 63,149,654; Zijne Exc. maakt vyf algemeene aanmerkingen: i°.' dat de Regering gemeend heeft, dat de begrooting zich tot het jaar 1841 behoorde te beperkenuit hoofden van den nog ónoelnsten toestand van het Syndicaat en bij het nog niet plaats hebben kunnen grijpen der insmelting van de speciale begrooting van het Hertogdom Limburg, dié jaargang als geheel transitoir is te beschouwen; 2°. dat het totaal bedrag der uitgaven voor verschil lende hoofdstukken, ofschoon geene vermindering, ja zelfsvergeleken met de cijfers der begrooting van het loopende jaar, verhooging ppleverende, zulks echter daaraan moet toe geschreven worden dat vele uitgaafposten, welke vroeger niet op de begrootiftg gebragt waren, thans in dezelve begrepen zyn, en zulks zoo ter voldoening aan deswege door de Staten Generaal geuitte wenschen, als aan den wensch der Regering zelve, om tot •11e uitgaven hoegenaamd wettiglijk gemagtigd te zijn; 30. dat daar nu, volgens de gewijzigde grondwet, elk hoofdstuk afzonderlijk zal gestemd worden, ook voor elk eeu afzonderlijk ontwerp aangeboden wordt; zullende ieder noofd van een Departement, wién zulks aangaat, de nadere toelichting en verdediging daarvan op zich nemen. 4®. dat. ofschoon vele posten, wegéns nog bestaande instellingen, ter bestryding daarvan, op de. begrooting zijn gebragt, zulks omtrent derzèlver voortdurend bestaan geen bewijs op levert gelijk zulks uit 's Konings besluit van 20 October tot de opheffing der Staats* Secretarie gebleken is,en dus geenszins uitsluit het effect der beraadslagingen, die bij de Regering verder kunnen plaats hebbenen 50. dat men zich op dit oogenblik met de zamenstelling eener nieuwe wét op de Rekenkamer bezig houdt;. Ziine Exc. verklaart, dat hij de waarheid te kort zou doen indien hy het uitzigr opende,, dat op deze Staatsuitgaven zeer belangrijke bezuinigingen mogelijk zouden zijn. Intusschen zullen alle mogelijke bezuinigengen' geschieden ook door zoo veel mogelijk te vereen voudigen en oij het openvallen van po$ten het aantal der geëmployeerden te verminderen* daar waar dit zonder bezwaar van de dienst kan geschieden. Ook de som voor pensioenen en Wachtgelden kan van lieverlede aanzienlijk verminderd worden. Ten olvoWe van dien heeft men op de vermeerdering der inkomsten van den Staat bii zond er hetO00" gevestigd. Men heeft het geheele stelsel onzer middelen in overweging genomen, ln het volgende jaar zal er tot eene meer algemeene ee stelselmatige herziening der verschillende belastingswetten worden overgegaan. Thans heeft men de middelen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1