doet san te gusti, en re dien einde benoemd, re weren: 'volgen de namen
der gevolmagtigden.)
Dewelke, na hunne in behoorlijken vorm bevonden voimagten te hebben
uitgewisseld, de navolgende artikelen vastgesteld en onderteekend hebben:
Art. I. Z. H. de Sultan, zich niet de Koningin van Groot-Britannie en
Ierland, den Keizer van Oostenrijk, den Koning van Pruissen en den Keizer
aller Russen verstaan hebbende nopens de bepalingen der schikking, welke
Z. H, voornemens is ten aanzien van Mehemed-Ali te nemen welke be
palingen in eene bijzondere hiernevens gevoegde acte omschreven zijn
zoo verbinden zich HH. MM. óm in volkomen overeenstemming te handelen
en hunne pogingen te vereenigen, ten einde Mehemed-Ali te bewegen, om
zich aan deze schikking te onderwerpen; terwijl elke der hooge contracte
rende partijen zich voorbehoudt, om tot dat doel mede te werken, door de
middelen, waarover zij beschikken kan.
Art. 2. Voor hec geval dat de Pacha van /Egypte mogt weigeren zich
aan gezegde schikking te onderwerpen, welke hem door den Sultan, in
overleg met gezegde Hunne Majesteitenzal worden medegedeeld, verbin
den HH. MM. zich, om, op aanvrage van den Sultan, de door hen beraamde
en goedgekeurde maatregelen te nemen, ten einde het verdrag van schikking
ten uitvoer te leggen. Daar intusschen de Sultan zijne bondgenooten verzocht
heeft, zich met hem te vereenigen, ten einde hem te helpen in het afbreken
der gemeensthap over zee tusschen /Egypte en Syrië, en ten einde de over.
brenging van troepen, paarden, wapenen, mond- en krijgsbehoeften van
allen aard uit de eene dier provinciën naar de andere te beletten, zoo ver-
binden zich HH. MM. de Koningin van Groot-Britannie en Ierland, en de
Keizer van Oostenrijk, Koning van Hongarije en Boheme, om te dien einde
onmiddelijk de noodige bevelen aan de bevelhebbers hunner zeemagt in de
Middellandsche zee te geven; belovende gezegde HH. MM. bovendien,
dac de bevelhebbers hunner smaldeeleu, naar de middelen te hunner beschik
king, in naam van dit verbond, alle mogelijke bescherming zullen verleenen
aan de onderdanen des Sultans, die in de aan hunnen Souverein verschuldigde
gehoorzaamheid getrouwelijk mogten volharden.
Art. 3. In geval Mehemed-Ali, na geweigerd te hebbenom zich aan de
■voorwaarden der bovenbedoelde schikking te onderwerpen, zijne land- of
zeemagt tegen Konstanrinopel mogt doen oprukken, zijn de hooge contrac.
terende partijen, op de aanvrage des Sultans aan hunne vertegenwoordigers
in die hoofdstad, volkomen genegen, aan het aanzoek van dien Sonverein te
voldoen, en in de verdediging van zijnen troon te voorzien door middel van
een gezamenlijk beraamden maatregel, ten doel hebbende, om de beide zee-
engten van den Bosporus en de Dardanellen, alsmede de hoofdstad van het
Octomannische Rijk, tegen eiken aanval te beveiligen. Men is tevens over.
eengekomen, dat de strijdkrachten, welke met dat doel de voormelde be.
stemming zuilen erlangen, zoolang ter beschikking zullen blijven, als der.
zeiver tegenwoordigheid door den Sultan zal verlangd worden, en wanneer
Z. H. zal begrepen hebben, dat derzelver tegenwoordigheid niet langer ver.
eischt wordt, zullen gezegde strijdkrachten zièh gelijktijdig verwijderen, en
respectivelijk naar de Zwarte zee en de Middellandsche zee terugkeeren.
Art. 4. Het is in allen gevalle wel duidelijk verstaan, dat de in het vorig
krtikel omschreven tusschenkomst bestemd zijnde, om de zeeëngten van de
Dardenellen en den Bosporus, en de Ottomannische hoofdstad onder de be.
scherming der hooge contracterende partijen tegen alle aanranding van Mehe
med-Ali te stellenslechts ais een maatregel van uitzondering beschouwd
Zal worden, die genomen is op uitdrukkelijk verlangen van den Sultan en
alleen te zijner verdediging.
Maar het is de stellige bedoeling, dat deze maatregel in geenen deeie de
afschaffing zal na zich slepen der oude wet van het Ottomannische Rijk, uit
kracht van welke ten allen tijde aan de oorlogschepen der vreemde Mogend,
heden verboden is geworden om in de zeeëngten van de Dardanellen en den
Bosporus door te dringen; en de Sultan verklaart van zijnen kant bij de
tegenwoordige acte, dat hij, behoudens de uitzondering van het voormelde
geval, vastélijk besloten heeft, om in het vervolg het onverandelijk ais oude
wet van zijn Rijk gevestigde beginsel te handhaven, en, zoo lang de Porte
in het genot van den vrede zal zijn, geene vreemde oorlogschepen in de
zeeëngten van den Bosporus en de Dardanellen toe te laten. Van hunnen
kant verbinden zich HH. MM. de Koningin van Groot-Britannie en Ierland,
de Keizer van Oostenrijk, Koning van Hongarije en Boheme, de Koning van
Pruissen en de Keizer aller Rnssen, om dit besluit des Sultans te eerbiedigen
en zich overeenkomstig het bovengemelde beginsel te gedragen.
Art. 5. De tegenwoordige overeenkomst zal bekrachtigd, en de bekrach.
tigingen zullen te Londen uitgewisseld worden binnen twee maanden of
terder, zoo zulks mogelijk is.
Ter oirkonde waarvan enz.
Gedaan te Londen, den 13 Juijj 1840.
'Polgen de onderteekeningen.)
De voorwaarden, bedoeld in art. 2 van het verdrag, en nader omschreven
in de daarbij vermelde Additionncie actezijn grootendeels reeds bekend.
De Sultan belooft daarbij in art. 1 aan Mehemed-Ali en zijne afstammelingen
in de regie lijn, het beheer van het Pachalik van /Egypte, en bovendien
aan Mehemed-Ali voor zijn leven het bestuur over het zuidelijk gedeelte
van Syrië met de vesting St. Jean d'Acre, onder den titel van Pacha van
Acre. Daarbij is de voorwaarde gevoegd, dat Mehemed-Ali binnen 10 dagen
de aangeboden schikking aanneme en de noodige bevelen uitva'ardige om
zijne troepen uit Arable, de heilige steden. Kandia, Adana en de overige
hem niet toegestane gedeelten van het Ottomannische gebied te doen terug
trekken.Art. a houdt in, dat, zoo Mehemed-AH zich niet binnen lodagen
aan de voorgestelde schikking onderwerpt, de Sultan het aanbod van het
Pachalik van Acre intrekt, maar hem nog het erfelijk beheer van /Egypte
wil toestaan, miti hij in nadere 10 dagen de gedane voorstellen aanneme.
Volgens art. 3 zal de door Mehemed-Ali te betalen jaarlijksche schatting
geregeld worden naar de meerdere of mindere uitgestrektheid land, waarover
hij, volgens de óverige artikelen, het bestuur zal erlangep.
Bij art. 4, wordt bepaald, dat Mehemed-Ali binnen de voorgeschreven
termijnen,'de Turksche vloot zal moeten teroggeven, zonder voorde kosten
van onderhond der vlootgedurende den tijd dat zij in de /Egyptische havens
gelegen heeft, iets in rekening of in mindering van de verschuldigde schat,
ling te mogen brengen. Art. 5 stelt vast, dat alle wetten en verdragen van'
liet'Ottomannische Rijk op/Egypte en het Pachalik van Acre van toepassing
zullen zijn, met vergunning echter aan Mehemed-Ali en zijne tfstatnmelin.
gen, om in /Egypte, uit naam van den Sulcan, bijzondere belastingen te
heffen, en onder de verpligting voor hen om zeiven de kosten van de civile
en militaire administratie te dragen. Volgens art. 6 zal de door den Pacha
van /Egypte te onderhouden land- en zeemagt beschouwd worden ais een
deel van de strijdkrachten des Ottomannischen Rijk uit te maken, terwijl in
art. 7 bepaald wordt, dat de onderwerpelijke acte dezelfde kracht zal heb.
Èen, als of zij woordelijk in het tractaat van dien dag opgenomen was;
Zijnde dit stnk door alle de gevolmagtigden onderteekend.
Bij het bovenvermelde protokol van reserve, wordt, ter gelegenheid van
art. 4'der overeenkomst, waarbij bekrachtigd is de onde wet des Ottoman-
nischen Rijks, volgens welke het ten allen tijde aan vreemde oorlogschepen
verboden is de Dardanellen en den Bosporus binnen te varenten behoeve
der Porte het regt voorbehouden, om, even ais vroeger, firmans tot de
Invaart dier zeeëngte af te geven aan ligte vaartuigen onder oorlogsvlag,
welke, volgens het gebruik, gebezigd worden voor dc correspondentie-dieBst
der gezantschappen van bevrienden Mogendheden.
Het geheime protokol, bij de overeenkomst van 15 Julij gevoegd, en door
de gevolmagtigden der vier Mogendheden onderteekend, is van den volgen,
den inhoud:
„Üe gevolmagtigden van HH. MM. enz., ren gevolge van hurne volmag.
ien, op heden eene overeenkomst tnsscher. hunne respective Souyereinen
gesloten en geteekend hebbende, strekkende tot bevrediging van de Levant;
„Overwegende, dat,, itit Hoofde van den afstand tusschen de hoofdsteden
hunner respective. Hoven, noodzakelijk een zekere tijd verloopeii moet,
alvorens de bekrachtiging van gezegde overeenkomst zal kunnen geschieden
en alvprens bevelen, op die acte gegrond, ter uitvoering zullen kunnen ge.
bragt worden
„En gezegde gevolmagtigden, innig overtuigd zijnde, dat, uithoofde
van den cegenwoordigen staat van zaken in Syrië, de belangen der mensche-
lijkheid en de gewigtige consideratien der Europesche staatkunde, welke het
voorwerp der bezorgdheid van de Mogendheden uitmaken die het verdrag
van heden geteekend hebbeddringend vorderen, dat zooveel mogelijk alle
vertraging voorkomen worde in de verwezenlijking der bevrediging, welke
het doel is van de gezegde overeenkomst:
„Zijn, nit krachte van hunne voimagten, overeengekomen, dat de voor.
loopige maatregelen, vermeld in art. 2 van gezegd verdrag, dadelijk ten
uitvoer gelegd zullen worden, zonder de uitwisseling der bekrachtigingen af
te wachten, en geven, bij de tegenwoordige acte, hunne formele toestem,
ming, met goedkeuring hunner Hoven, aan de onmiddellijke uitvoering der
gezegde maatregelen.
„Bovendien hebben de gezegde gevolmagtigden verstaan, dat Z. H. de
Saltan onmiddellijk aan Mehemed-Ali de mededeeling en de voorwaarden zal
doen kennen, omschreven in de afzonderlijke acte, bij de overeenkomst van
heden gevoegd.
Nog is goedgevonden, dat de consulaire agenten van Groot-Britannie,
Oostenrijk, Pruissen en Rusland zich met den agent van den Sultan vereeni.
gen zullen, om aan Mehemed-Ali de bovenvermelde mededeeling en aanbie.
dingen des Sultans te doen kennen; dat gezegde Consuls aan dien agent alle
bijstand en hulp zullen verleenenwaartoe zij bij magte zijn, en dat zij al
hunnen invloed op Mekemed-Ali zullen aanwenden, om hem te bewegen tot
de aanneming der schikking, welke hem op last van Z. H. den Sultan wordt
aangeboden.
De Admiraals der respective smaideelen in de Middellandsche zee zullen
de noodige instructien ontvangen, om zich met genoemde Consuls in ge.
meenschap te stellen." CVolgen ie onderteekeningen.')
Algemeen is men van gevoelen, dat er nog üadere geheime bepalingen
nopens de uitvoering van het verdrag van 15 Julij in wezen zijnwaarvan
de openbaarmaking nog niet nuttig is geacht.
De Turksche Regering gaat voort om hare strijdkrachten te vermeer
derenvan alle kanten des Rijks worden geregelde troepen naar Konstanti-
nopel getrokken en in het arsenaal van Tophane werd eene groote menigte
geschut gereed gemaakt. De Porte had tot goedmaking der koste, 16,000,000
piasters aan papieren-geld uitgegeven.
PORTUGAL.
Brieven uit Lissabon van den 7den September meiden, dat de opstand te
Cascello Eranco zoo goed als geëindigd kon beschouwd worden, ten minste
volgens de berigten in het Regeringsblad medegedeeldmen kon echter op
die berigten, daar de andere bladen verboden waren, niet ten vollen staat
maken. De troepen, die opgestaan waren,zouden slechts 400 man bedragen
hebben en thans verspreid zijn door het afbreken der bruggen aan de Taag
en het wegnemen der booten, waren zij verhinderd geworden, die rivier
over te trekken en naar Spanje de wijk te nemen. Bijzondere brieven echter
melden dat de magt der opstandeling wel 1000 man bedraagt en dag aan
dag vermeerdert; de op hen afgezonden troepen zouden gezworen hebben
niet op hen te willen schieten.
Door de Cortes was aan de Regering de buitengewone magt verleend
om burgerlijke en militaire ambtenaren naar goedvinden te benoemen en af
te zetten, en corpsen tot bewaring der rust op te rigten. Het leger zou
ook met de helit vermeerderd en tot 24,000 man gebragt worden.
SPANJE.
Uit Spanje luiden de berigten steeds bedroevender voor dat reeds zoo
sterk geschokte land. Men meent, dat de zaken daarheen zullen gaan, dat
Espartero zich met de Ayuntamientos zal vereenigen en de Koningin-Regen
tes van het gebied vervallen zal verklaard worden. Reeds wordt het bestunr
van H. M. Ministerie niet meer geëerbiedigd; de Minister van Financien en
Binnenlandsche Zaken is buiten de wet gesteld en verbannen, omdat hij aan
de Junta, die hem belaste te zorgen, dat de troepen in de hoofdstad onder
houden werden, geantwoord had: dat hij daartoe t^n H. M, geene order»
had en dus aan dat verzoek niet kon voldoen.
DUITSCHLAND.
t. M. de Koning van Pruissen is den ioden September te Koningsberg
door de Stenden van Oost- en West-Pruissen en van Posen piegtig ingehul
digd. De Koning heeft op den troon zittende, na den eed der verzamelde
Stenden ontvangen te hebben, eene plegtige aaanspraak gedaan.
Bij deze gelegenheid heeft de Koning aan een groot aantal personen des
adelstands, hoogere benieningen en ridderorden verleend, en voorts eene Ka.
binets-order uitgevaardigd, waarbij, met uitbreiding van de reeds onder dag.
teekening van 10 Augustus verleende kwijtschelding aan staatkundige misda.
digersaan allen, die lich aan ligte misdaden of overtredingenook aan
desertie, hebben schuldig gemaakt, volledige kwijtschelding van gevangenis
straf of opgelegde boeten, en tevens aan hen, die wegens zwaarder misdaden
veroordeeld zijn, onaer zekere voorwaarden, eene vermindering van straf
geschonken wordt.
Des middags zijn de Stenden op het Koningiijk slot, ten getale van 800.
feestelijk onthaald, des anderen daags is er van stads wege een feestmaal en
des avonds een prachtige optogt met fakkellicht gegeven. Den I2den zijn
HH. MM. onder levendig gejuich en begeleid van de onderschelden gilden
uit de stad naar Dantzig vertrokken.
F R A N K R IJ K.
Parijs den 18 September. Z. M. de Koning'heeft eenen eigenhandigen,
brief van de Koningin van Spanje ontvangen, waarin zij hem dringend ora
hulp verzoekt in de moeijelijke omstandigheden, waarin zij ziqh bevindt.
Deze brief is in den Raad voorgelezen, doch welk besluit genomen is, weec
men nog niet,
Door Zijne Maj. zijn twee besluiten uitgevaardigd, gedagteekend den
16 September; bij het eene wordt de versterking van Parijs bevolen, bjj
het tweede een crediet van 6,000,000 fr. opengesteld.
De reserven van de ligtingen van 1834 en 33 zijn opgeroepen.
Aan het hof der Pairs is thans het rapport voorgelezen in de zaak van
Lodetvyk Napoleons aanslag te Boulogne. Eerst den Bssten dezer zullen da
debatten beginnen.
Men geeft als een der gevolgen van den stilstand onder het werkvolk
te Parijs op, dat II. Zondag en Maandag voor 1,775,000 fr. uit de spaarbank
is gelige en slechts 442,297 is ingebragt.
Het crediet, dat zoo diep geschokt is geweest, begint langzamerhand
te verlevendigen en de koersen der effecten hernemen derzelver ouden
loop; men wil weten, dat hier van de oorzaak is, dat Frankrijk eenigzins
zijne staatkunde omtrent de Oostersche zaak had gewijzigd, en aan Mehemed-
Ali had doen aanzeggendat Frankrijk in geene gewapende tusschenkomst
kon treden, maar hem zijne goede diensten aanbood, om de Porte, zoo
mogelijk cot wijziging der voorwaarden te brengen, bij het tractaat van
15 Julij bepaald. Frankrijk zon hem dus den raad gegeven hebben, zich van
alle vijandelijkheden tc onthouden, daar aanvallenderwijs te handelen, ten
eeueumale met zjjne wezenlijke belangen strijdig zou wezen, en dit Frankrijk