A". 1840. LEYDSHHE C O R A N T. MAAN DAG, NOTIFICATIE. Burgemeester en Wethouders der Stad Leydbn, Gehad Hebbende liet Rapport van de Commissie van Fabricage, dat vele Ingezetenen dezer Stad nalaten, om de Straten en Walien vont* hunne Huizen ie zuiveren van het graswaarmede dezelve vooral m het Zomer-saizoen bezet zijn, en dat daardoor de Straten en Wallen worden ontsierd, terwijl uithoofde van de kosten hierin van Stads wege niet kan worden voorzien; Noodigen mitsdien alle Ingezetenen dezer Stad uit, omvoor zoo verre zij mogten hebben nagelaten, de Straten en Wallen voor hunne Huizen van gras of andere onrein heden te zuiveren, dit als nog vóór den 15den September aanstaande te doen bewerkstel ligen en alzoo mede te werken tot het wegnemen van al datgeenhetwelk tot ontsie ring der Straten of Wallen zou kunnen strekken; wordende van Stadswege in bet zui veren van Stralen en Wallen voor de publieke gebouwen en op de publieke plaatsen, waar geene Woonhuizen staan, voorzien. 1 Aldus gedaan en gepubliceerd op den 27sten Augustus 1840. J, G. de MEY. Ter ordonnantie van dezelve v. puttkammer. j Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, brengen mits deze ter lcen- I nisse van de belanghebbenden, dat bij Him Ed. Achtb. van den Heer Controleur der 1 Directe Belastingen is ontvangen het eerste.gedeelte van het Aanvulling-Kohier der Per- 1 ioneele Belastingover den dienst 1840 en^ 41welke op den 24Sten dezer maand is executoir verklaard, en dat dezelve aan den Heer Ontvanger is verzonden. Leyden den aoscen Augustus 1840. J. G. de Met. Ter ordonnantie van dezelve v. puttkammer. NEDERLANDEN. Letdün, 30 Augustus. Men meldt uit 'iGravenhage vin den 28scen dezer het volgende: Zijne Maj. heeft tot Nederlandschen Vice-Consnl te Key-West, m Florida, ia de Vereenigde Staten van Noord-Ameriltabenoemd den heer Olivier O'Hara. Dezer dagen zijn de heeren Borret en Alesritz, die met eeue bijzondere financiële zending onzer Regering naar Brussel waren belast, vandaar ber. «aarts teruggekeerd. Meden nacht ia alhier overleden de heer F. Ridder van Ertborn, Kamer, keer dei Konings, Ridder van de Willems-oide, tot 1830 Gouverneur der provincie Utrecht; een man, die om zijne uitgebreide kundigheden en regt- ichapenheid algemeen geacht en bemind was. Inde zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van heden, zijn de beraadilagingen over de ontwerpen tot wijziging der grondwet voortgezet. De heerRau heeft verklaard, tegen het eerne ontwerp te zullen stemmen, omdat het hem niet gebleken is, dat de Staten van Holland de splitsing van dat geweat verlangen en hij het een hoogstgevaarlljk antecedent zou oordce len, dat er over het lot van eenig gewest wierd beslist, zonder dat deszelfs wettige vertegenwoordigers zijn gehoord. Hij meende, dat het de pligt voor de andere gewesten was om te waken, dat men thans met anderen niet deed wat men later met hen zou kunnen uitvoeren. Bovendien ziet hij geene noodzakelijkheid om eene territoriale omschrijving des Rijks in de grondwet op te nemen, vooral omdat de Koning bet regt heeft, om in tijd van oorlog ~I1 de. Rijlre hu verdrag ai* te staan of te verruilen. De heeren Storm, van NafeTl tot iViscfs','van'Nesén Je'Rempenaer hebben alle ontwerpen afgekeurd eu dezelve onvoldoende geoordeeld. Zij meenden, dal het beter ware het gebrekkige werk, dat voorgesteld was, te verwerpen, dan de mogelijkheid ai te snijden, om iets beters te erlangen. Zij zagen er groot bezwaar In, om over de belangen der ingezetenen van het Hertogdom Limburg te oordeelen, zonder dat er Vertegenwoordigers uit hetzelve, aan deze werkzaamheden der Kamer zouden deelnemen. Zij herinnerden het, dat dit vroeger tot noodlottige twisten in Belgie had aanleiding gegeven; zij meenden, dat men voor het vervolg soortgelijke twisten moest voorkomen. Behalve dit, voldeden de voorgedragene ontwerpen niet aan de behoefte des tjjds, noch aan die van ons land. En men zou, huns inziens, niet aan de roeping beantwoorden, indien men zulk gebrekkig werk tot stand bragt. Zij vermeenden, dat de voordragten aan niemand voldeden, dat zij slechts onbe- duidende veranderingen inhielden, dat vele wettige verbeteringen achterwege waren gebleven, dat de kostbaarheid van het Staatsbestuur daardoor zou blij ven bestaan, enz. Zij hielden het er voor, dat men vroeg of laat toch tot die algemeene helziening zou moeten komen, welke er thans wordt verlangd, «n dat er alsdan welligt minder rustige tijden zouden bestaan, en men met botsing en spanning zou vorderen datgene, hetwelk thans met kalmte zou kunnen worden dairgesteld. De heet Storm drong op eene betere verdeeling van ambten en bedieningen tutschen de belijders der onderscheidene gezindheden aan, alsmede op de in voering der vrijheid van onderwjjs en der eeredienst, regtstreeksche verkie zingen, verantwoordelijk Ministerie, ontbinding der Kamer. De heer Storm wil zijn naam aan geen gebrekkig werk hechten; hij wil geene oorzaak zijn, dat er jaarlijks nieuwe herzieningen moeten plsats hebben en dat de Regering durdoor in haren gang aan onzekerheid worde prijs gegeven. De heer van Nagelt tot fVitch vermeent, dat welligt het eerste ontwerp alleen had kunnen worden aangenomen en alsdan de Vertegenwoordigers van Limburg, aan de werkzaamheden hidden kunnen deelnemen. Hij doet zien, dit, mogt hetzelve worden sangenomen, de zwarigheden, die thans verhin- derenom die Vertegenwoordigers aan den arbeid der Kamer te doen deelnemen zullen blijven bestaan. Spreker vermeent, dat de grondwet, die vroeger niet kwaad wal, thans voor het lind niet meer geschikt is. En hij kan zijne hand niet leenen, om wederom eene gebrekkige daar te stellen, die Neêrlandsch vrijheid en Volksgeluk nier kan bestendigen. Het voorgedragene kan de be. itaande malaise niet doen eindigen. Spreker betoogt daarbij de noodzakelijk heid, om de bepalingen der grondwet, nopens de vrijheid van godsdienst, op eene ruime wijze uit te leggen, en in het bijzonder ook de bepalingen, nopena het vieren van den Zondag, niet te ver te drijven, ook uit aanmer king van de regten der Israëlitische landgenooten. Hij is een groot voorstan der van de vrijheid voor allen en in alles. De heer van Nes is eerst in een breedvoerig betoog getreden over het on. betwistbare regt der Kamer, om van het grondwetiige initiatief, aan de ge wone Kamer toekomende, gebruik te mogen maken. Hij beroept zich daar- bjj zoowel op de laatste alinea van srt. 33a der grondwet, als op hetgeen et in 1815 heeft plaats gehad. Hij kan toch geenszins het gevoelen aankle ven, dat de grondwet van 1815 op eene geheel onwettige wijze is daarge steld. Het doet hem leed, dat de Kamer te dezen een dwaalweg heeft in geitagen, omdat zij anders krachtdadiger aan de herziening der grondwet had kunnen arbeiden. Hij is overtuigd, dat de tijd daar is, om veranderingen in 31 AUGUSTUS. de grondwet te brengen, en dat de omstandigheden, die daartoe noodzaken, dringend zijn. De beslaande grondwet is hoogstgebrekkig. Hij sci,rijft voor. namelijk daaraan den achteruitgang van des lands financiën toe Men neefc 25 jaren lang '5 Rijks geldmiddelen met eene kwistige hand besteen. De schuldenlast is bovenmatig vermeerderd. De eene geldleening is op de au. dere gestapeld. Het renteoedrag is reeds tot 42 millioeneu geklommen. Zon. der de voortreffelijke ui komst van bet genie van één man, wate de Staat onmogelijk te behouden geweest. Ook die bron is echter reens bovenmatig - aangetast. Niet minder dan 140 millioeneu zijn er reeds" op de toekoms igc vruchten gevestigd; 38 millioenen zijn er op de eerste vruchten door dg Handelmaatschappij aeauttcipeerd. Reeds is er verteerd wat er nog gewon nen meet worden. Ten vongen jate is het gebleken, dat de gelden, die voor de cuituur gevorderd werden, in de grondelooze put, de schatkist genaamd, zijn verteerd geworden. O 'k die rijke bron is voor het tegenwoordige ver stopt. Alle andere inkomsten des Staats schieten verre te kort, om in alle behoeften te vootzien. De noodlottige instelling van het Syndicaat heeft den noou met een geweldig deficit vermeerderd. Men wachte slechts tot het najaar, en dan zal alles blijken! Eene eerste en voorname poging, om dezen ongelukkigen staat van zaken te voorkomen, ligt juist in eene doelmatige verbeteiing der grondwet. De pligt, om deze te verkrijgen, rust juist op de Kamer. Men wijt dien toestand aan den Belgischen opstand. Dit is ech. ter slechts ten deele alzoo. Die opstanji heelt de ontwikkeling slechts be- spoedigd. Spreker herinnert daarbij, hoezeer hij en anderen sints jaren op deze herziening van de grondwet aangedrongen en gehoopt hadden, als het beste middel, om onze te hoog opgevoerde staatshuishouding op kleiner schaal te brengen, om het staatabestuur te vereenvoudigen en in te krimpen. Het is juist de beslaande gebrekkige grondwet, zegt spreker, die tot de ver woesting der financiën heeft aanleiding gegeven, die tot het verderf van het crediet van den Staat geleid heeft. Onder de wijzigingen, die hij gaarne in de grondwet had gebragt gezien, bevindt zich de afschaffing der Eerste Ka. mer, waarvan het nut gedurende 25 jaren geenszina is gebleken; de invoe ring van een verantwooidelijk Ministerie; het bestaande bezwaar kan niet door verandering der menschen, maar wel der instellingen verbeterd wor. den; het aan de T.veeue Kamer toekennen van meerder magt, zoowel door haar het regt tot het amenderen der wetten te verleenen, als haar de be voegdheid te verattekken. om het gebruik der .staatsinkomsten bij de wet te regelen en goed te keuren. Voorts had hij gaarne de invoering van de regt streeksche verkiezingen verlangd. Het Nederlandsche Volk heeft geen invloed op de benoeming zijner Vertegenwoordigers. De Staten-Generaal represen. teeren niet het Nederlandsche Volk, maat de Tweede Kamer vertegenwoor. digd de Provinciale Staten. De oligarchie herleeft in Nederland. Het belang van het Koningiijk Stamhuis en het Volk vordert dringend eene verandering ten deze. Elk permanent Kiei-Collegie is vicieus; het is te gemakkelijk, om op het gemoed der leden een grooten invloed uit te oefenen. Hij herin nett daarbij, dac wijlen J. M. Kemper den Koning bij tijds heeft gewaarschuwd, dat het verkiezingsstelsel hier te lande niet deugde. De heer de Kcmpenaer heeft herinnerd de Koninglijke belofte, in January 1831 ten aanzie» van de herziening der grondwet gegeven. Opofferingen jn so«tl en In bloed heeft men gevorderd, om zich staande te houden. De 'Nit'ie was steeds bereid ze te dragen. Negen jaren "heeft men, door haar daartoe in staat gesteld, volhard. In April 1839 hoopte men eindelijk, dat er aan dat Kommervolle tijdperk een einde zoude gekomen zijn. De eerste gedachte was toen de herziening der grondwet. In de troonrede van October 1839, weiden dienaangaande echter slechts weinige woorden gevonden. De Vertegenwoordiging herinnerde de Regering aan de Koninglijke beloften van den jare 1831. Eindelijk is het tijdstip gekomen, om in deze dubbele Kamer het deugzame van eik en het voldoende van alle de ontwerpen te beoordee- len. Het Nederlandsche Volk heeft zich vroeger alle opofferingen getroost. Thans echter is deszelfs geduld uitgeput; zijne krachten, onr die lasten te dragen, zijn verzwakt; de lust, om ze te torschen, is verminderd; de schul. denlast neemt dagelijks toe eene kommervolle toekomst doet zich aan den geest voor. Nederland vraagt luide om verbeteringen en men wil zich weder van den slaapdrank bedienen, die in 1830 het doodelijk vergif heeft aange. bragt. Heeft het Nederlandsche Volk gelijk heeft het regtmag het aan. spraak maken, om meerdere veranderingen in de grondwet te bekomen; waarom worden zij aan hetzelve dan niet gegeven? Is het beter dat het Volk de verbeteringen onbesuisd vordere en eische; of is het niet streelen. der, eene weldaad vrijwillig te geven, dan ze ce doen afpersen? Het wordt tijd', dat men toe de zuivere beginselen der grondwet terugkeere. De inbreu. ken'zijn menigvuldig en verschillend van aard. De eerste grondslag van ons Staatsverdrageene getemperde Monarchie en het bestaan van drie Staats, magten, is geheel en al uit het oog verloren. Is niet een der Minister» in 1827 zoo verre gegaan om te betoogen, dat er in ons Staatsverdrag geene verdeeling van magten bestond? Wat is er geworden van her Koninglgk besluit van 1 Maart 1831, waarbij de provinciale en gemeentebesturen hec genot hunner grondwettige regten is verzekerd? Wat is er geworden van de vrije werking der Rekenkamer? Het zijn deze miskenningen van grondwet, tige bepalingen, die de grondwet hebben verminkt, terwijl zij het plecht, anker van Volksgeluk en Volkswelvaart hadden moeten zijn. Spreker mag niet aannemen wat hem onvolledig toeschijnt. Door eene aanneming der voor- dragten, zou hij aan de goede zaak slechts nadeel toebrengen. Juist in de redevoeringen, die hij ten voordeeie der ontwerpen heeft gehoord, ligt, zijns inzins, het bewijs, dat het werk onvolledig is. Het mist alle eenheid. O. a. is he't art. 4, omtrent de vreemdelingen, behouden, een art., dat, hoe vrijzinnig ook opgesteld, echter niet heeft kunnen verminderen, dat vreemdelingen, die jaren hier gewoond en bezittingen verkregen hebben; die alzoo, volgens het burgerlijk wetboek, met Nederlanders kunnen gelijk gesteld wórdennaar Pruissen vervoerd zijnzoo verre is het met het gast. vrije Nederland gekomen! Even als in 1815 had men thans de geneele grond wet moeten herzien. Dezelfde reden, die daarvoor toen bestond, is wederom aanwezig. Er bestaat nu nog meerdere noodzakelijkheid daartoe, daar het thans de "redding onzer eigene staatshuishouding geldt. Spreker zou het wij- zer en weldadiger geoordeeld hebben, dat er in 1813 wat minder eerbied voor historische herinneringen hadden bestaan en men den Staat op geheel nieuwe grondslagen hadde gevestigd. Thans acht hij het vooral zake bij eene nieuwe grondwet te zorgen, dat iedere magt binnen de palen harer bevoegdheid blijve en elke overschryding te dezen onmogelijk zij. Hij ver. meent, dat de Regering de grondwet niet gewijzigd heeft naar de belofte, in 1831 gegeven. De Tweede Kamer had thans het initiatief behooren te nemen, maar zij heeit zich dien weg wel aangewezen, maar zij i» dien

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1