De laatste officiële berigten, te Parijs door den tdegraaph overgemaakt, 1 bevatten het volgende: Den den iSdeti Julij heeft Espartero, na vergeefsche pogingen om de Ko. nlngin te dwingen de bekrachtiging op de wet der 'Gemeente Besturen ge geven, terug te roepen, aangekondigd, dat hij de stad verliet. Van Halengeroepen zijnde, is ter zelfder tijd als Ayerbe en Carbo, wier divisien in de omstreken gelegerd waren, te Barcelona aangekomen. Des avonds is er een bloedig oproer uitgebarsten, en de militaire magt, aan het gezag der Ministers onttrokken, heeft de wanorde niet belet. Espartero is op het paleis terng gekomen; hij heeft de herroeping der be krachtiging van voornoemde wet en de daarstelling van een nieuw Ministe rie verkregen. Hij heeft de bataljons, gezegd de la blouseherwapend; men zegt, dat hij tot Voorzitter van het nieuwe Ministerie Onis of Campu- nano aangeduid heeft. Barcelona is in de grootste gisting. De Koningin-Regentes is beleedigd. teren de Castro, de Generaal Clemiard, andere aanhangers van het oude Kabinet, zijn aan boord van de Fransche brik ft Meleogre gevlugr. Zij zijn 'in den loop van den 22Sten te Port Vendres aangekomen. DUITSCHLAND. Bij gelegenheid dat, den ip JuliJ, zooals wij gehield hebben, in geheel Pruissen eene lijkdienst voor den overleden Koning gevierd werdhebben Hare Maj. de Keizerin van Rusland, HH. KK.HH. de Grootvorst Konstantyn, de Grootvorstin Olga en HH. KK.HH. de Prins en Prinses van Pruissen, be nevens een groot gevolg, Ems verlaten en zijn naar Koblentz gekomen, om de lijkdienst bij te wonen. Na den afloop daarvan zijn zij naar Ems teruggekeerd. De Prins Bisschop van Breslau, een man, die het volle vertrouwen van den vorigen en ook van dezen Koning van Pruissen geniet, is in in het be. gin van Julij door Z. M. in een bijzonder gehoor met de meeste onderschei, ding ontvangen. Z. Em. houdt zich bezig om de bestaande geschillen tus. achen den Staat en de Kerk uit den weg te ruimen. Hij heeft daartoe bè. trekkelgke onderhandelingen met het Roomsche Hof geopend, welke men niet twijfelt of Zij zullen een goed gevolg hebben. Z. K, H. de Grootvorst Troonopvolger van Rusland, van wien men voor eenige dagen reeds geschreven had, dat hij te Kiel aangekomen eh Duitschland verlaten had, is werkelijk den i/den dezer in genoemde stad gearriveerd en heeft zich dadelijk op de stoomboot begevendie hem naar Rusland zal overvoeren. GROOT-BR ITANNIE. Londen den fcz Julij. De wet op het Regentschap, waarbij, zooalt de meeste bladen gemeld hadden, Prins Albert en niet de Hertogin van Kent, alt Regent benoemd wordt, zoo de Koningin in het kraambed mogt komen te overlijden, bevat 6 artikelen. Bij het eerste artikel wordt bepaald, dat In geval de tegenwoordige Koningin, met achterlating van eenen nakomeling mogt komen te overlijden, die alsdan Koning of Koningin zou zijn, de Voog. dijscbap over zoodanigen nakomeling, tot dat deze den ouderdom van 18 ja. ren zal hebben bereikt, door Prins Albert zal worden vervuld, welke alsdan tevens, onder den titel van Regent van het vereenigd Koningrijk van Croot- Britannie en Ierland, in naam van zulk een minderjarige, het Koninglijk gezag zal uitoefenen. Het tweede artikel verklaart alle daden van Koninglijk gezag die gedurende de minderjarigheid, anders dan door of met toestemming van den Regent zuilen worden volvoerd, voor nietig en van onwaarde. Bij het derde artikel worden de eeden Omschrevendie de Regent bij de aan vaarding zijner waardigheid zou moéten afleggen, en waaronder ook die be. hoort, „dat hij de vestiging van de ware Prorestantiche godsdienst-, alsmede het bestuur, de tucht, de regten en de privilegiën van de kerk van Schot land, zoodanig als die bij de wet zijn vastgesteld, onschendbaar zal handha. ven en bewaren." Het vierde artikel verklaart elk huwelijk, hetwelk door den Koning of Koningin van Engelandin wier naam volgens deze wet bet Regentschap zou worden uitgeoefend, vóór het bereiken van den achttien, jarigen ouderdom, zonder eene schriftelijke toestemming van den Regent en de goedkeuring van de beide Huizen van het Parlement zou worden geslo ten, voor nietig en van onwaarde, en degenen, die tot het sluiten van zulk een huwelijk medewerken, voor schuldig aan hoog verraad. Volgens liet vijfde artikel heeft de Regent geene magt, om zijne toestemming, te geven tot Parlements-acten of wetten, strekkende tot intrekking, wijziging of ver. andering van de wet van Koning PVillem lilwaarbij de orde der troonsop volging is geregeld; van de wet van Koning Karei II„strekkende tot het brengen van eenvormigheid in de openbare gebeden, de bediening der sacra- menten en andere kerkelijke plegtigheden, alsmede tot regeling der vormen voor het maken, ordenen en wijden van Bisschoppen, Priesters en Diakenen in de kerk van Engeland," en eindelijk van de wet, door Koningin Anna in Schotland gemaakt tot verzekering der Protestantsche godsdienst en van het Presbyteriaanse!) kerkbestuur. Het zesde en laatste artikel houdt in j,dat indien Prins Albert, na op de gezegde wijze Voogd en Regént gewori oen te zijn, eene persoon mogt huwen, die de Roomsch-Katholijke gods dienst belijdt, of ook mogt ophouden van in het vereenigd Koningrijk van Groot-Britannie en Ierland gevestigd te zijn, of zich van daar mogt verwij deren, Z. K. H. in al die gevallen niet langer Voogd en Regent zal zijn, maar al de magt en al het gezag, hetwelk hij door en uit kracht dézer wet heeft verkregen, dadelijk zal ophouden en vervallen. Den nisten is deze wet in het Iiooger-Huis voor dë tweede maal gelezen; toen heeft alleen de Hertog van Sussex de aanmerking gemaaktdat in de wet niet voorzien washoe het Rijk zou bestuurd worden indien Prins Albert, Regent zijnde, mogt komen te overlijden. De Lord-Kanselier heeft hem daarop geantwoord, dat slechts de bedoeling van de wet was om een Regent te benoemen, indiende Koningin kwam te overlijden; dat, omtrent de opvolger in het Regentschap, zoo Prins Albert, Regent zijnde, mogt komen te overlijden, geene wet kon voorgedragen worden, dan zoo onver hoopt de Koningin zelve reeds overleden was. Eindelijk zijn de bestaande verschillen tusschen het Britsche Gouver nement en de Hoofden der Engelsche Kerk ten aanzien van het onderwijs des volks, op eene voor beide partijen aannemelijke wijze uit den weg ge. kuimd, daar het Gouvernement heeft toegegeven, om voortaan geene op. zieners over het onderwijs te benoemen, zonder goedkeuring der Aartsbis. schoppen, in welker dioecesen zij werkzaam moeten zijn. Door de Directeuren van den Great-Western-spoorweg is, ingeval H. M. of haar Gemaal, of eenige leden van de Vorstelijke famielje, (het. geen men algemeen verwacht, dat meermalen gebeuren zal), van dien weg gebruik zullen maken, een fraai rijtuig gereed gemaakt, hebbende 21 voec lengte, waarin 3 vertrekken, het middelste lang 12 voet, breed 9 en hoog (Sj voet, rijk verguld en met witte zijde en fluweel behangen. Om het onderscheid te zien tusschen de snelheid, waarmede men tegen, woordig langs de spoorwegen rijdt en de langzaamheid, waarmede men in vorigen tijd langs de wegen werd voortgehost, diene, dat in 1706 de post. wagen van Londen haar York 4 dagen noodig had om dien weg af te leg gen, terwijl men denzelven langs den spoorweg nu in 10 ure aflegt. Volgens berigten van de Kaap de Goede Hoop van den tóden, blijven de kinderpokken aldaar, vooral in de stad, met veel hevigheid heerschen en sleept die ziekte zeer vele slagtoffers in het graf. FRANKRIJK. P/rijs den 24 Julij. Z. M. de Koning heeft bij een besluit de tijdelijke maatregelen, nopens den in- en uitvoer langs de Pyreneënten gevolge van het eindigen des SpaansCheh oorlogs weder ingetrokken; Het laatste overschot der Carlistische benden, onder den Kanunnik Tristan]ten getale van 2,500 man, is tien iSdcn dezer óok op Fransch grondgebied overgekomen. Naar men wilzouden reeds 3000 Carlisten bij het vreemden legioen voor Algerie dienst hebben genomen. Veertig jaren geleden werd het bedrag der in omloop zijnde zooge. naamde groóte stuiverstukken op 30 millioenen gerekend. Sedert is dit be drag door bet vervaardigen van valsche dergelijke munt', zeer aanmerkelijk vergróor. Men meent te wetendat sommige werklieden daarvan hun weke» lijksch bedrijf maken; én met eene Waarde van 3 fr. sléchte specie, een aantal stukken gieten, die 20 en meer fr. vertegenwoordigen, en die, ver. mits, ten tijde der republiekvele stukken van klokRen-rtietaal zijn geslagen, niet wel 'van de échte te onderscheiden zijn. Hoe langer then derhalve van wege den Staat met eene behoorlijke hertflunting wacht, des te aanmerkelij- ker zal de schade worden. In een Fransch dagblad leest men het volgende: In dé onderhandelingen, die op dit oogehblik tusschen onze Regefing en Holland gevóéld worden, is onder anderen een punt, naar men ons verzekert, van béide kanten erkend geworden. Dit punt is, dat de regten van letter, kundigen eigendom van weerskanten zullen worden erkend en gewaarborgd. Deze daadzaak is van hoog gewigt, wanneer men de regtmatige en aanhou. dendè klagten van onze letterkundigen én boekhandel nagaat. Het is wel is waar Holland niet meer, hetwelk onze nieuwe werken nadrukt, die nadruk, ken hebben allen in Belgie plaats; maar; telkens wanneer er sprake van is geween, om met dezé laatstgenoemde Mogendheid dienaangaande Ce onder, handelen, wees men onze openingen steeds terug met hetzelfde argument: Wanneer Belgie ook afzag van het nadrukken van Fransche werken, zou Frankrijk niets daarbij winnen; Holland zou dan deszelfs oude gewoonte hervatten, de Hollanders zouden zich op nieuw op den nadruk toeleggen ea de wereld daarmede overstroomen." bit argument nu zinkt Weg, tegenóver de bepaling waarvan wij thans spreken. Bij 'de legerberigten door den Maarschalk ValUt aan het Ministerie overgezonden, bevond zich de volgende dagorde, door den Maarschalk af. gevaardigd: Soldaten! De eerste veldtogt van 1840 is ten einde. Zij is roemrijk voor u en voordeelig voor de volkplanting geweest. In schitterende gevechten hebt gij steeds den vijand verslagen en de volksstammen verstrooid, die tè* gén u de wapenen hadden opgevat. De herinnering van den doortogt door den bergpas van Mouzaia en van de gevechten van 20 Mei en 15 Junij zal altijd in het geheugen der soldaten van Africa levendig blijven. Door het in bezit nemen van Cherchell, Medeah en Milianahebt gij in de provincie Titcery de grondslagen gelegd van een uitgebreid stelsel van beheersching hetwelk de Welvaart der provincie Constantine en den roem des legers ver» zekert. Soldaten! binnen weinige maanden wachten u nieuwe Werkzaanihe. den en nieuwe gevaren. Frankrijk zal zich opnieuw verhoovaardigendie dapperheid en toewijding te erkennen, waarvan gij zoo vele bewijzen hebt gegeven. Gij zult den roem hebben, eenen oorlog ten einde te brengen, die sinds tien jaren duurt, en die Frankrijk ten slótte met eene schoone en uitgebreide kolonie zal begiftigen." Volgens particuliere berigten uit Algiers, schijnt Abdel-Kader zich reeds voor hét gemis zijner voornaamste steden schadeloos te hebben willen stel len, en vijf nieuwe etablissementen te hebben gevestigd, welke hij behoor, lijk heeft doen versterken en van krijgsvoorraad en leefcogc vóórzien. De namen dier nieuwe steden zijn Boghar, Thaza, Saida, Tafraona en Tagdemi. BELGIE. HH. MM. de Koning en de Kóningin zijn langs den ijzeren weg nsar Korcrijk en van daar over Rijssel naar Parijs, den ansten vertrokken. In het begin van Augustus worden zij terug gewscht. Men merkt op, dat geen der Koningen van Europa, zoo veel tijd buiten zijn Rijk doorbrengt, als de Belgische. De wapen-oefeningen in het kamp vsn Beverloo zijn den 2östen dezer begonnen. Tot lid en voorzitter der Belgische Commissie voor de scheepvaart op de schelde, is door Koning Leopold benoemd, de heer de Broucktre, Gou. verneur der Provincie Antwerpen. MENGELINGEN. De DOOD van KAREL XII. In Bet negende deel van het onlangs verschenen hoogst belangrijk werk over de geschiedenis van Zweden, genaamd: De la Cardie's Archief (1), bevindt zich onder anderen het volgende merkwaardig stuk, over den dood van KareI XII, eigenhandig door den Graaf de Ia Gardie afgeschreven, naar de geschiedkundige verzameling van den Staatiraad, Vrijheer MaitcRamel „Het is algemeen hekénd, dat er verscheidene uiteenloopende berigten over den. dood van Karei XII voorhanden zijn, en dat meerdere personen verdacht worden van den Koning verraderlijk doodgeschoten te hebben. In. tusschen berustte al wat men tot nu toe daaromtrent wist, op gissingen; het eenige wat men als waarschijnlijk aannemen moge, was, dat de Koning zijn leven door den kogel van eenen onderdaan verloren had. Thahi echter schijnt de sluijer, welke tot nu toe deze verfoeijelijke daad bedekte, reeds meer geligt te zijn; het vermoeden valt thans op geheel andere personen. De als uitvinder der gezwindschoten bekende Baron Cronstedt werd door eene uitterende koon» overvallen en daar hij zijn einde voelde naderen, verzocht hij zijnen Biechtvader ToUstadius, zich bij den Oversten Stiernros te bege ven, en hem te zeggen, dat hij Cronstedthet geheim, hetwelk hij zoo lang bewaard had, en dat hem de grootste gewetensangsten veroorzaakte, thans aan dien geestelijken had toevertrouwd, en dat hij Stiernroseven zoo moest doen, en bekennen zoude, dat hij den Koning doodgeschoten had. Toen de geestelijke deze mededeeling aan den Oversten Stiernros deed, ant woordde hij: dat Cronstedt zinneloos moest zijn, en hij geen woord van de geschiedenis wist. Toen daarop deze woorden van den Oversten aan Cron~ stedt övergebragt werden, riep hij uit: „Ik zinneloost neen, volstrekt niet; zeg aan Stiernros, dat ik mij zeer goed herinner, dat het op de rij af; {bet derde geweer is, dat in zijne wapenkamer hangt, hetwelk tot moordwapen gediend heeft." Stiernros werd, toen men hem dit overbragt, in den hoog. aten graad verlegen, gaf den geestelijke geen antwoord, en verzocht hem zich te verwijderen. Het verhaal van dit gehèelé voorval is in de nagelatenc verzegelde papieren van den geestelijke gevonden, die hetzelve met eede had bekrachtigd, en het berigt van den biechtenden Cronstedt luidt daarover als volgt: „„Nadat de OverSté Stiernros, toen lijftrawant dei Konings, het geweer geladen had, zeide hij: nu zal het spoedig gedaan zijn; hij ging daarop zien of de Koning nog in de loopgraaf was en op dezelfde plaats stond, en daar hij denzelven voor de verbindingsliniën, in eene gebogene bonding aantrof, zoo Sprong hij ter zijde op de borstwering, en het schot trof daardoor, omdat de Koning lager dan hij stond; het hoofd deszelven, in eene schuinsche rigting. Stiernros moet later eene som van 500 ducaten ontvangen hebben, doch is het niet aangewezen van wieD."" Zoo luidt de merkwaardige bekentenis eens stervenden. Hoewel aan de waarheid van de verklaring des geestelijken niet valt te twijfelen, zoo is toch nog altoos deze misdaad in het duister verborgen, eu alleen dit kan men met (O L}' la Gardiska Archivet, utgifven af P: Wieselaren (2) Vrijheer Ramel was een zeer geloofwaardig vriend der geschiedenis, en leefde aan het Hof van Gustaaf III,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 3