Men verneemt, dat door Zijne Maj. is bepaald, dat, volgen» de daar. omtrent bestaande verordeningen, de Provinciale Staten tot het houden hun. ner gewone jaarlijksche vergaderingen zullen worden bijeengeroepen tegen Dingsdag den 7 Julij aanstaande. Namens Zijne Maj. as aan den heer Dr. C. J. F. Sonnenmayerte Gein. liauaen, onder dankbetuiging voor een door hem aan Hoogatdenzelve aange. boden exemplaar van zijn werk, getiteld: die augen-krarikheit der nevgebor tien, de gouden medaille vereerd van de vierde grootte. Aan den heer Mr. 'IJ. D. van Dam is, naar men verneemt, óp zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag verleend, als Kantonregter van het kanton Schagen, district Alkmaar. Bij de Commissie voor de droogmaking van het Haarlemmer Meer wor den, op last der Regering, proeven genomen, of voor de droogmaking van dat Meer en de drooghouding van den polder al dan niet de voorkeur aan stoomwerktuigen moet worden gegeven. Men verneemt, dat ten gevolge van den veranderden staatkundigen toe. stand des Rijks, van hooger hand nadere bevelen zijn gegeven op het stuk der Nationale Militie, met betrekking tot bet overieggen van certificaten van voldoening aan dezelve, bij het aangaan van huwelyken vereischtdaarin be staande: 1°. Dat van personen, in het huwelijk willende treden, die thans overeenkomstig het tractaat van den 19 April 1839, als Belgen moeten worden aangemerkt, om het even, of zij vóór of na 1830 Iotingpligtig zijn geweest, geen certificaat van voldoening aan de Nationale Militie kan worden gevor. derd of aangenomen, maar daartoe de Koninglijke goedkeuring behoeven, 2°. Dat wanneer in hetzelfde geval, Nederlanders, die in Belgie aan de Na. tionale Militie hebben voldaan, overleggen een certificaat vóór September 1830, in Belgie door alstoen wettige en bij gevolg bevoegde Autoriteiten afgegeven, zoodanig stuk alsnog geldig is en aangenomen behoort te worden. En 3°. Dat wanneer een Nederlander in Belgie vóór 1830 aan de Nationale Militie voldaan hebbende, en zulks door overlegging van een na den isten September van zoo even gemeld jaar door Belgische Autoriteiten afgegeven certificaat bewijst, ook zoodanig stuk als geldig aangenomen kan worden, mits hetzelve is opgemaakt naar den vorm, voorgeschreven bij de wet van den 8sten Januarij 1817, en bovendien behoorlijk van legalisatie der hand- teekening voorzien is; zullende nogtans, bij ontbreken van een dezer ver- eischten, dergelijke stukken niet mogen aangenomen, maar alsdan eene bij. zondere beschikking des Konings vereischt worden. Fan den ■gatten Mei. De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft, in hare zitting van heden, aangenomen de ontwerpen der begrotingswetten voor het loopende jaar, alsmede de voordragt van wet, houdende belasting op run deren, schapen, enz., ten behoeve van het veefonds. Aanstaanden Dingsdag zal de Kamer weder bijeenkomen. In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van heden, heeft de heer van Hoorn van Burghnamens de Commissie tot de verzoek, schriften, verslag gedaan op twee in hare handen gestelde stukken, als: i°. van landbouwers in West-Vriesland, die hunne bedenkingen voordragen over de voorgestelde scheiding der provincie Holland en tevens voorstellen, dat, bij aldien tot die scheiding mogt worden overgegaan, West-Vriesland en het Noorder-Kwartier een afzonderlijk gewest zullen uitmaken; en 2°. van Pieter Clebante Amsterdam, die der Kamer herinnert aan vroeger ingediende rcquaesten, waarin hij zich beklaagt over de behandeling, die eenige hooge Staatsambtenaren hem zouden aangedaan hebben. Beide adressen zullen ter griffie worden nedergelegd. De heer van Dam van hielt heeft verklaard zich met het voorstelom het requaest ter griffie neder te leggen, te vereenigen, doch het te moeten be. treuren, dat op dit oogenblik de klagte van een burger, die vermeent on. grondwettig behandeld te zijn, zonder eenig gevolg blijft. Hij bedroeft zich daarover, omdat elk lid der Kamer gezworen heeft, niet alleen om de grond wet te zullen onderhouden en te handhaven, maar tevens, dat hij bij geene ge. legenheid en onder geen voorwendsel hoe ook genaamd, daarvan zal afwij. ken of toestemmen, dat daarvan afgeweken worde. Het is treurig, dat eene verwijzing naar dien eed, wanneer men vermeent, dat een Hoog Staatsamb- tenaar zijn pligt overschreden en ongrondwettig gehandeld heeft, geen beter l.vvfi Jbu Jas ovutlauigc acr griffie wordt nedergelegd, hetgeen gelijk staat met het overgaan tot de orde van den dag. De heer van Dam zou den lieer Cleban in de gegeven omstandigheden'naar den regterlijken amb. tenaar verwijzen, en geeft de hoop te kennen, dat de aanstaande herziening der grondwet dat gelukkig gevolg zal opleveren, dat in het vervolg zooda. nige klagte een meerder en beter gevolg van de zijde der Kamer zal kun nen hebben. De centrale afdeeling heeft verslag gedaan op de ontwerpen van wet tot wijziging der grondwet, en houdende het eerste boek van het wetboek op het strafregt. Uit het verslag nopens de vijf eerst aangeboden wetsontwerpen tot wijzi. ging der grondwet, blijkt, dat vele leden nog blijven staan op het vroeger aangemerkte, nopens het Limburgsche, met name op het verlangen, dat ook Limburgsche vertegenwoordigers aan de behandeling van de wijzigingen in de grondwet deel namen. Sommige leden hadden liever het Limburgsche in gelijke kategorie met het overgebleven gedeelte van het Groothertogdom Luxemburg geplaatst gezien. Eenige leden merkten aan, dat de lectuur der memorie van antwoord bij hen een onaangenamen en pijnlijken indruk had achtergelaten, en zij in dezelve tot hun leedwezen uitdrukkingen en als het ware aantijgingen hadden gevonden, welke zij vermeenden, dat aan de Ka. mer, bij de bescheiden en openhartige wijze, waarop zij hare wenschen aan de Regering had kenbaar gemaakt, geenszins hadden moeten toegevoegd worden. Verscheiden leden meenden het tot dus verre verrigte, nopens de herzie ning van de grondwet, ala geheel onvolledig en onvoldoende te moeten be. schouwen, zoolang niet van Regeringswege zou toegestaan en toegetreden zijn tot de bijvoeging der verantwoordelijkheid van de Ministers en hetcon- treseing in den geest, zoo als de zeer groote meerderheid der leden van de Kamer dit verlangd heeft, met eene verbetering van art. 177 der grondwet, waarbij de woorden: Vergadering der Staten-Generaal, in den zin eener ver eenigde zitting der beide Kamen, zou worden uitgelegd; terwijl sommige Ie. den hier nog bijvoegden, als een tweede onmisbaar punt, dat het verkiezing, stelsel, door eene verandering in art. 130 te brengen, beter zal moeten wor. den verzekerd, en ten anderen, dat ook de bepaling, dat de pensioenen door de wet zullen worden geregeld, by een nieuw ontwerp zal behooren voor gedragen en vastgesteld te worden. Een dezer leden voegde hierbij de opneming van het principe der directe verkiezingen, hetwelk hij met een verantwoordelijk Ministerie volstrekt non. dig achtte, tot het daarstellen eener goede grondwet. De voorgestelde split, sing der provincie Holland vond bij de meerderheid steeds goedkeuring. Sommige leden bleven staan op eene vermeerdering van het getal leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor Noord-Braband en Gelder, land; zij beschouwden haar als regtvaardig, en wenschten alsnog onderrigt te worden, volgens welken maatstaf van berekening, aan die gewesten in evenredigheid minder regten behooren toegekend te worden dan aan de anderen. Andere leden begrijpen niet, hoe de Regering het behouden der Eerste Kamer eene der fundamental verordeningen van het Nederlandsch Staatsregt kan noemen. In de grondwet van 1814 bestond zij immers niet. Door de afschaffing zou men dus veeleer tot de fundamental verordeningen, door de grondwet van Nederland daargesteld, terugkeeren. De vijfde afdeeling meende nog eene zinsnede in de antwoorden niet met stilzwijgen voorbij te mogen gaan, waaruit men zoude kunnen opmaken:, dat de Kamer verdacht zou worden gehouden, van door het voorstellen van wijzigingen in de grondwetdoor haar als nuttig beschouwdhet voorne. men te koesteren omdoor vernietiging van de drie standenhet vernietigen der provinciën en van derzelver besturenhet Vernietigen van de Eerste Kamer, de afschaffing van den Raad van State, de beperking der Koninglijke magtenz., alles ten onderste boven te willen keeren. Zy vermeenden deze aantijging niet te verdienen, en geloofden, dat, indien ruimer gehoor verleend ware geworden aan de door haar voorgestelde wijzigingen, de hoofdbeginselen van de Nederlandsche Staatsinstellingen daardoor op vastere grondzuilen gevestigd zouden zijn geworden. Het verslag omtrent de zeven nader aangekondigde voordragten rot hérzie> ning komt hierop neder: Genoegzaam algemeen bleef men aandringen óp de wijziging vafi art, (30; ja men vreesde dat, in het tegenovergestelde geval, de groote meerderheid van de Kamer tegen alle de voorgestelde wets-ontwerpen zou stemmen; Naar inzien van vele leden, moet toch de zamenstelling der Provinciale Staten, juist door dat zij den grondslag uitmaakt dér vertegenwoordiging; niét by Koninglijke bepaling, maar bij eene v/et slechts kunnen worden gé: regeld of veranderd. De regeling der Provinciale Staten bij dè wet scheed hechter waarborg dan het bestaande tegen onveranderlijkheid aan te bieden. Men verlangde duidelijker bepalingen hoedanig het inkóften der kroon met betrekking tot het bedrag oer domeinen gesteld is. Men moest een millioed stellen boven de opbrengsten of schaden der domeinendie ten voor- of Uadeele van de kroon moesten komen. De zwarigheden tegen de redactie van art. 60 vonden sommige leden niet opgelost; anderen integendeel hadden de inlichtingen;des aangaande gegeven; met genoegen 'ontvangen en voldoende gekeurd. Eenige leden bléven bij hun geuit gevoelen, dat de afgesloten rekening van elk dienstjaar, volgens de begrooting opgemaakt, tot grondslag van het beschikbaar saldo moet strekken, al ware het dan ook, dat er eenige meer dere jaren rerloopen moesten, eer dat juiste bedrag kon geconstateerd wor, den. Zij meenden hierin het eenig middel te zien om de administratie voor alle achterdocht te vrijwaren, die soms omtrent de naauwkeurigheid der ramingen en der opgegeven inkomsten zou ontstaan. Wat het ontwerp nopens de finantien aangaat, stelde de vierde afdeeling voor, of niét in art. 3 eene bijvoeging noodig is voor de uitgaven, alt uie voor de twee jaren zullen Worden vastgesteld, even als nu wordt voorgedra* gen voor de middelen In art. 4, aan het einde, dat bij eene nieuwe wet ge* durende de twee jaren daarin geeUe verandering kan worden gemaakt? Een opkomende oorlog of ontstane rampen enz. kunnen veranderingen in de uitgaven noodzakelijk maken. Het nu vervallende art. 123 hield eene dergelijke bepaling in, Eenige leden gaven aan eene eenjarige begrooting de voorkeur. Anderen, die zulks vroeger verlangd hebben, wilden, bij de toenadering der Regering met de tweejarige begrooting genoegen nemen. Het 7de ontwerp heeft weinig bijval gevonden. Men achtte de bestaande grondwettelijke bepalingen op het stuk der militie oneindig beter dan de nier voorgestelde, welke de waarborgen voor de ingezetenen nopens ontslag it diensttijd geheel zouden wegnemen. Eenige leden meenden, dat indien de vertegenwoordiging niet meer tot waarborg tegen overdreven oorloglievende bedoelingen van den Vorst strekt, dan ook de grondwet eerlang geene voldoende zekerheid meer aanbieden zal, en dat de ondervinding nu reeds geleerd heeft, hoedanig men met grondwet tige voorschriften, waaraan zoo veel prijs wordt gehecht, door het onder scheid tusschen tijden vaa oorlog en vrede, de dienstpligtigheid der milicien! onbepaald lang kan rekken. Ingevolge de talrijke bedenkingen op deze voordragt is eene nadere redai. tie van dezelve aangeboden. Er zijn veranderingen gebragt in het 7de ontwerp, tot herziening der grond, wet, dat namelijk betreffende de defensie. Het deswege gestelde zal worden vervangen door de negen volgende artikelen: a. Het dragen der wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid van dei Staat en de beveiliging van deszelfs grondgebied, is een der eerste pligtei van alle ingezetenen van het Rijk. b. De Koning zorgt, dat er ten allen tijde eene toereikende Ztt- en land magt onderhouden worde, aangeworven uit vrijwilligershet z|j inboorlln gen of vreemdelingen. t. Vreemde troepen worden niet dan met gemeeil overleg des Konibgs ei der Staten-Generaal in dienst genomen. d. Behalve de vatte zee- en landmagt, is er steeds eene Nationale Militii in dienst, waarvan in vredestijd jaarlijks zoodanig gedeelte wordt ontslagei als bij de wet zal worden bepaald. Er zjjn bovendien schutterijen. e. De militie wordt, zoo veel mogelijk, genomen uit vrijwilligers, op dl wijze als bij de wet bepaald wordt. Bij gebrek van genoegzame vrijwilligers, wordt de militie voltallig ge maakt bij loting uit de ingezetenen van en tot zoodanigen leeftijd, alt by dl wet wordt vastgesteld. De manschappen der militie, welke hun ontslag bekomen hebben, kunnen, onder geen voorwendsel, tot eenige andere dienst dan die der achatterjget worden opgeroepen. f. De militie voor zoo ver dezelve tot de dienst te lande bij de wet be stemd wordt, zal nimmer en in geen geval naar de koloniën worden gezondei g. Dezelfde militie kan nimmer zonder bijzondere toestemming der Staten- Generaal buiten de grenzen, ten zij in een oogenblikkeljjk dringend gevaar of ook wanneer bij garnizoensveranderingen de kortste marsch-route ovt vreemden bodem loopt. In beide deze gevallen geeft de Koning van de don hem deswege gegeven bevelenzoodra mogelijk, kennis aan de Staten-Generaii h. Alle de kosten voor de legers worden uit 'stands kas voldaan. De inkwartieringen en het onderhoud van het krijgsvolk, de transports en leverancien, van welken aard ook, aan 's Konings legers of vestingei kunnen niet ten latte van een' of meerdere inwoners Of gemeenten worde gebragt. Zoo door onvoorziene omstandigheden zoodanige transporten 0 leverancien van bijzondere personen of gemeenten worden gevorderd, zal ht Rijk dezelven te gemoet komen, en op den voet bjj de wet bepaald; tcht deloos stellen. Afzonderlijke wetten zullen verder alles regelen, hetwelk betrekkin! heeft tot de dienst der Nationale Militie en schutterijen. Voorts heeft de Regering voldaan aan het verlangen (zie hierboven) nopt» de wijziging in de voordragt wegens de financien, en wordt mitsdien in art. daarvan bijgevoegd: „welke aldus eenmaal vastgesteld zijndegeduread „dien tijd blijven voortduren, ten ware Inmiddels in dezelve, door eew „nieuwe wet veranderingen gemaakt mogten wórden." Het centraal verslag omtrent het ontwerp betreffende de verantwoordelijk beid der hoofden van ministeriële departen, houdt hoofdzakelijk In, dat vtll leden dat ontwerp, na de daarin gebragte wijzigingen, aannemelijk vond» of beter tot rijpheid gebragt oordeelden. Eenige leden drongen op nog meer duidelijkheid aan, en meenden dat, m wij In eene zoo moeijeljjke en hoogstbelangrjjke zaakzoo verre gevorded zijn in het vaststellen van voldoende bepalingen, men niet moest verzuimd die verantwoordelijkheid der Ministers zoodanig in onze grondwet uit 11 drukken, dat nu en voor altijd alle twijfel wierd weggenomen en de weg ld alle beperkende uitleggingen wierd afgesneden. Sommige verbeterde lezingd werden dienvolgens voorgeslagen. Wat eindelijk betrefc het verslag omtrent het ontwerp van het Eerste Bob van het IVetboek van Strafregt, betuigde men zjjn genoegen dat in zoo mimi mate gevolg is gegeven aan de veelvuldige bedenkingen der sfdeelingen tegd de eerste redactie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 2