A'. fsio. L E Y O S C H E 0 II K A N T„ MA AN DAG, tak JUNI]. v P 'U B L I C A T I E. yBurgemeester en Wethouders der. Stad Leyden, waarschuwen bij deze eenieder, f.wieu "iiej zoude mogen, aangaan, dat, ingevolge de bestaande Wetten, op de aanstaande vJCerinis, ^eeue Horos koopt rekker sPlaneetlezers Dobbelaar,Rijfelaars Draaiborden, Vv©f diergelijke schadelijke spelen zullen worden toegelatenen dat onder voorwendsel of yftclnlh'van ieis te vertonnen als anderzinsgeene bedelaars"verminkte of gebrekkige per itonea alhier zullen worden geuoogd, maar dadelijk door de Agenten der Policie opgevat, ten einde omtrent de/.clve naar bevind van zaken zoude kunnen worden gehandelde Terwijl wijders aan allendie in de termen der wet op het Patentregt vallenbij deze 'nadrukkelijk wordt herinnerd, dat zij niet zullen worden toegelaten, tenzij van een Ive- hoorlijk Patent voorzien, waaruit tevens blijkt, dat het diensvolgens door hun verschul digde regt is betaald. Dat eindelijk niemand, gedurende deze Kermis, met iets zat mo rgen voorstaan, op de straten vertoonen, of daarmede rondgaan, zonder daartoe niet alleen •het vereischte consent verkregen te hebben, maar ook het des wegens verschuldigde markt- geld aan den Marktmeester te hebben betaald. Wordende de Heer Directeur en Commis sarissen van Policie bij deze gequalificeerdom voor de executie dezer te zorgen. Aldus gedaan en gepubliceerd, bij H. H. Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden, op den izssten Mei 1840. J. G. DE M e y. Ter ordonnantie van dezelve, v. puttkammer. NEDERLANDEN. Leyden, 31 Mei. De voorleden Donderdag aangevangen Kermis belooft eene van de schoon ste en drukst bezochte te zuilen zijn, die sedert eenige jaren in onze stad •plaat» hadden. Eene menigte kramen met uitgezochte amkeien in allerlei 'genre vcraieren dezelve en de vermakelijkheden zijn ook dit jaar niet afwe. zig. Behalve andere ter bezigtiging opengestelde bijzonderheden hebben wij het genoegen wederom de welbekende Paarden'rijders van den Heer hlondin aanwezig te zien, die reeds zoo vele jaren lof heeft ingeoogst en den,elven blijft handhaven, de Russische pantomimisten onder directie van den Heer Leeman, welke voor twee jaren zoo zeer de aandacht tdt zich trokken, 'geven gedurende deze Kermis voorstellingen in den Schouwburg, terwijl het Salon de Varietidat voorleden jaar druk bezocht werd, ook thans weder voor de beminnaars van eene kermisujtspannin'g openstaai. Wij iwij felen niet of de opgenoemde kunst-vertooningen en vermakelijkheden zullen ook dit jaar grooten toevloed van menschen tot zich nekken. Men meldt uit 's Gravenhage van den aijsteii dezer: De afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben zich heden bezig gehouden met het onderzoek van de nieuwe voordrag, van wet, nopen» de Ministeriële verantwoordelijkheid. Ook de centrale afdeeling der Kamer la heden vergaderd geweest. Morgen zai de Kamer eene openbare Zitling houden, waarin de centrale afdeeling haar veislag zal uitbrengen over eenige der bij de Kamer aannangige omwerpen, weswege in de aanstaande week de beraadslagingen zullen worden gehouden. De Ee.ste Kamer heeft almede eene vergadering gehouden. Hare een. trale afdeeling heeft verslag gedaan op de ontwerpen van wet, welke bij de 'Kamer aanhangig 2.ijn. JVIorgen zal de Kamer beraadslagen over de omwer pen der begrootings-wetten voor het loopendc jaar. Aan de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaa' ziin thans rondgedeeld eenige wijzigingen in het ontwerp van wet, tot opheffing van het Syndicaat. De artikelen, die de meeste verandering hebben ondergaan, zijn de volgende: Art. I. Het Amortjsatie-Syudicaat zal met den iaatsten December 1840 i ontbonden zijn, en zullen de regten en verpiigtingen van hetzelve op het Rijk overgaan, in voege ais bij de volgende artikelen wordt bepaald. Art. 9. Aanvankelijk zal, tot de evengemelde oogmerken, op een kapitaal van f 12,500,000, uitmakende een gedeelte van de 30,000,000, bij de eerste zinsnede van dit artikel vermeld, opvoigetijk en naar mate van de behoefien, kunnen worden uitgegeven een kapitaal van f 10,000,000, in losrenten, ren tende 5°/0, op gelijken voet eh van volkomen gelijken aard als die, welke zijn uitgegeven, volgens art. 1 der wet van den n Maart 1837, {Staatsblad 9.) „Van de tegeldemaking en het gebruik der fondsen en waarden, in dit artikel bedoeld, zal verantwoording ter Algemeene Rekenkamer worden afgelegd." Deze wijzigingen gaan vergezeld van eene beantwoording der in de afdee lingen gemaakte bedenkingen. Daarin wordt gezegd, dst er tusschen de Tweede Kamer en de Regering geen verschil bestaat omtrent de strekking van dat ontwerp, zoodanig als hetzelve is voorgedragen. Voorta houden die antwoorden in: Bij de tezamenstelling van hetzelve heeft men geen ander denkbeeld gehad, dan om het Syndicaat met ultimo December 1840 geheel te ontbinden, de schulden door hetzelve, krachtens wettelijke bepalingen aangegaan, te ver zekeren-; de bezittingen en inkomsten, aan hetzelve bij vroegere wetten toe gevoegd, aan het Rijk te doen teriigkeeren, en te brengen onder het beheer van zoodanig departement, als daartoe grondwettelijk door Zijne Maj. zal worden aangewezen; en bepaaldelijk ook aan te coonen, dat de op den laat «ten December 1840 beschikbaar blijvende waarden, bij het algemeen Bestuur orergebragt en zero veel noodig aangewend zullen worden tot geheele afbe taling van de vlottende schulden van de te ontbinden instelling, welke op het evengemelde tijdstip uit den aard der za-,k onvoldaan zullen blijven, tér- Wijl over het excedent daarvan niet andera dan bij de wet zal kunnen wor den beschikt; alles met het stellige voornemen, om het tijdvak van en tot aan het einde des loopenden jaars te besteden, om alles zoo veel doenlijk ter vereffening voor tê bereiden, en zoo spoedig mogelijk ook aan de Staten- Generaal nader te doen kennen den toestand van eene instelling, waaraan de 'gebeurteniiaen van 1830 en de gevolgen van dien, zulke diepe wonden heb. hen bijgebragt, en welker werking zeer zeker zou hebben bijgedragen tot verligting der schatpligtigen, door eene trapsgewijze vermindering van den laat der Staatsschuld, zoo als dit in der rijd is bewezen geworden door den eersten tienjarigen staat in 1829 opgemaakt, als welke een jaarlijksch over schol aanwees van ruim f 2,500,000, hetwelk tot aflossing en amortisatie konde worden gebruikt. De Regering vermeent, dat het niet raadzaam zoude zijn in meerdere ontwikkelingen te treden nopeDS de verpiigtingen van Belgie, dewijl de onder handelingen van de gemengde Commissie te Utrecht, nopens de uitvoering Man art. 13 en S2 van het tractaat, nog amhangig zijn, en nog andere bij het tractaat onbesliat gelaten geldelijke aangelegenheden tusschen de beide Gou vernementen geregeld moeten worden. Uit hoofde van deze nog steeda be- «taande onzekerheden, was het onraadzaam geoordeeld den tweeden tien. jarigen staat van het Amortisatie-Syndicaat onder het standpunt van den laten Julti 1838, en aizoc vóór de sluiting van het tractaat, onder de afs. toen bestaande .omstandigheden opgemaakt, openbaar te maken. Diezelfde 'nog jteeos aanwezige onzekerheid heeft dan ooit belet, de aanbieding van het ontwerp van wet tót ontbinding van het Amortisatie-Syndicaat te doéti verzeld gaan van eene, uitgewerkte memorie van toelichting; terwijl men zich ten aanzien der baten- eh lasten kan gedragen aan den staat, bij gelegenheid van het voorstel van wet omtrent den inkoop en de aflossing van schuld aan de afdeelingen vertrouwelijk medegedeeld. Meerdere openingen omtrent nog openstaande en onvereffende vorderingen te geven, of de bijzonderheden te vermelden van sommige nog te doene beca. llngen, zou welligt aanleiding kunnen geven tot gevolgtrekkingen bij de be raadslagingen en onderhandelingen, die nog steeds aanhangig zijn, en ook omtrent deze zou bet hoogst onraadzaam zijn openingen te geven vóór den afloop en de beëindiging van de nóg tusschen Nederland en Belgie onbesliste geldelijke aangelegenheden. De bepaling, ten slotte van art. st voorkomende, dar de schulden van het Amortisatie-Syndicaat zullen deelen in de maatregelen, welke in vervolg van tijd tot amortisatie van de nationale schuld zullen worden genomen, is een noodwendig gevolg van de vernietiging van het Amortisatie-Syndicaat, en de daarmede verbonden maatregelen, ett de voordeelen van deze gelijkstelling moeten tegen de bestaande bedenkingen worden opgewogen. Daarenboven wordt er niets voor de toekomst beslist, en blijft de gelegen1, heid open, om, bij de jaarlijksche overweging der nationale schuld en de aanwijzing van gelden tot amortisatie, deze te doen aanwenden zooals in die gevallen meest raadzaam en billijk zal worden geoordeeld. liet 9de art. van het ontwerp heeft de meest wezenlijke verandering onder, gaan; dit eenigermate toe te lichten, zal noodzakelijk zijn, want daarop zijn de meeste aanmerkingen gevallen, die dan ook geleid hebben tot de nu voor- gedragene wijziging. Bij eene afzonderlijke wet zijn alsnu voorzieningen daargesteld in de behoeften van het Amortisatie-Syndicaat over 1840, maar daaronder zijn met begrepen de onderwerpen, opgenoemd onder et, b, c, en d van het 9de art. van de wet toe opheffing van het A.mortisaiie-Syndi. etiat, als niet behoorende tot de jaarlijksche bezwaren, maar uitmakende de vlottende schulden van het Amortisatie-Syndicaatwaarvoor moet worden gezorgd; zoodanige schulden moesten wel bestaan bij den afloop van eene instelling var, dezen aard, en men moest dus wei bedacht zijn om derzelver voldoenirg te verzekeren. Op het te kénnen gegeven verlangen in de afdee lingen, wordt eene opgave van dezelve vertrouwelijk medegedeeld, en naar aanleiding daar»an is de gevraagde beschikbaarstelling van de middelen tot derzelver goedmaking ook beperkt geworden. Het gevolg van de te dezen opzigte gedane vooistellen zal zijn, dat, in verband tot het ontwerp van wet ter voorziening in de behoeften van het Syndicaat over 1840, nog altijd een aanzienlijk gedeelte van het kapitaal van dertig millioen guldenhetwelk door het Amortisatie-Syndicaat tegen eene rente van 4pCt. ten laste van de Overzeesche Bezittingen wordt bezeten onaangeroerd blijven zalen dat m eene der voigende zittingen van de Staten-Generaalnader omtrent het overblijvende zal KiinilCli wuidcu DcsciUKl CI1 OU Wei SICCUS OllCier Clè Vei"'- antwoording ter Algemeene Rekenkamer en uitdrukkelijk in dit artikel be paald en onder de openlegging aan de Staten-Generaalbij art. 11 omschreven. Aan de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal zijn de na. voigende stukken rondgedeeld: Mijnheer de President! Naar aanleiuing van de bedenkingen, door de Afdeelingen der Tweedè Kamer van de Staten-Generaal gemaakt, op het ontwerp van wet betrek. Keliik de verantwoordelijkheid van de hoofden der Ministeriele Departement ten, bij de Koninglijke boodschap van den 16 Mei jl. aangeboden, is er een nieuw ontwerp vervaardigd, hetwelk ik door Zijne Maj. gelast ben, aan U Hoog Edel Gestrenge te doen geworden, om, bij overwegingen def Tweede Kamer, ter vervanging van hei eerstgemelde te strekken. Ik heb de eer, aan Hoogstdeszejfs bevelen voldoende, U Hoog Edel Ge strenge teven van mijne bijzondere hoogachting te verzekeren. De Secretaris van Staat Van Doorn. WIJ WILLEM, HNÜ. i AIzoo Wij in overweging hebben genomen, dat de ervaring het noodig heeft Hoen oordeelen, eenige veranderingen in sommige artikelen der grond, wet te maken; Zoo is netdat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvin. den en versraan bij deze: Art. 1. Er bestaat noodzakelijkheid tot inlassching van eenige artikelen tusscuen het 75ste en het 76ste artikel der grondwec van het Koningrijk der Nederlanden, Art. 2. Achter het 75ste artikel der grondwec van het Koningrijk der Nederlanden, geplaatst in haar tweede hoofdstuk: Van den Koning, en wel in de zevende afdeeling: Van den Raad van State en de Ministeriële Depar tementen, zullen worden ingelascht de drie navolgende nieuwe artikelen. Ar 3. De hóófden der Ministeriele Departementen zijn verantwoordelijk voor alle daden, door hen als zoodanig verrigt, of tot welker daarstelling of uitvoering zij zullen hebben medegewerkt, waardoor de grondwet of dè wetten mogren geschonden of niet opgevolgd zijn. j Art. 4. Ten einde van deze medewerking te doen blijken, Zullen alle Koninglijke besluiten en beschikkingen moeten voorzien zijn van de mede- onderteekening van het hoofd van het Ministerieel Departement, waartoe dezelven behooren. 1 Art. 5. Over de a'anklagten ter zake van deze verantwoordelijkheid oor. deelt de Hooge Raad der Nederlanden, naar de voorschriften der wet. Aft. 6. Deze wet zal worden toegezonden aan de Staten der provinciën Noord-Braband, Gelderland, Holland, Zeeland, Ucrecht, Vriesland, Over. ijssel, Groningen en Drenthe, welke, vóór den 10 Julij 1840, aan de ge. wone leden der Tweede Kamer van de Staten-Generaal een gelijk getal bui tengewone leden zullen roevoegen, ten einde de Staten-Generaal, de Tweede Kamer in dubbelen getale, op nader door Ons te bepalen dag, bijeen ko men; om te beraadslagen over de verinderingen der grondwet, in deze wet vermeld. 1 Bij besluit van Zijne Maj. ziin benoemd: Tot Hoogdijkheemraad vatr den Alblasserwaard (Zuid-Holland)1Slotemaker; tot Heemraad van den' polder van Arkel (Zuid-Hollend), kV. Vervoorn, en tot gezworen van den- polder de Galathe, onder de gemeente Ooltgensplaat (Zuid-Holland), A,At van Ginkcl.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1