A\ 1840.
L E Y D S C II E
COURANT.
NEDERLANDEN.
T U R K Y E.
WOENSDAG,
13 MEI,
feurgemeesjer èn Wethouders der Stad Leyden, brengen bij deze ter kennis
VAn de daarbij belang hebbenden, dat op heden in het openbaar heeft plaats gehad de
Uitloting der Obligatie», spruitende uit de Ncgótiatie,' groot ƒ48,500, rentende 4 pCt.
ten laste dezer Stad, en dat daarop zijn gevallen de navolgende Prcmicn, als:
Eerste Serie,
Tweede
Derde
Vierde
Vijfde
Zesde
Zevende
Achtste
Negende
Tiende
Premie 1 pCt.
2
3
4
6
14
17
*5
N®. 15, ia, 10, 35, 46.
N°. 32, 42, 23, 17, 18.
N°. 40, 26, 144, 48.
N°. 3<S 5 I14113.
N®. 22, 2, 9, 38, 45.
N®. 1,27, 8, 6, 34..
N®. 31, 7, 16, 29, 47.
N°. 203, 24, 19, 35*
N°. 37» 3o. 43» 21* 44*
N®. 28 492539*
Zullende mitsdien van heden af, ten Kantore van den Stedelijken Ontvanger worden
tevaceerd tot de Aflossing der gemelde Obligatiën, niet bijbetaling der daaraan toege-
ende Premiën, benevens de daarop verloopene lntressen, berekend tot den i5den Mei
1840 ingesloten, ten bedrage van ƒ1.67. voor elke Obligatie.
Ley dsn den 8sten Mei 1840.
Burgemeester en Wethouders Voornoemd,
j. G. de Mey.
Ter ordonnantie van dezelve,
V. PuTTKAMMERi
Leiden, 12 Mei.
Bij de dienstdoende Schutterij alhier is door Zijne Maj. benoemd tot offi
cier van gezondheid der 2de klasse, de Heer J. L. Desertine, tot dusverre
sde Luitenant bij dezelve, uit welke betrekking hem een eervol ontslag ge.
geven is.
Volgaarne plaatsen wij het volgend ons toegezonden berigr:
Leyden, 12 Mei 1840.
In den vroegen morgen van heden had de plegtige ter aarde bestelling
plaats van onzen verdienstelijken en algemeen geachten Stadgenoot, den
Heer C. H. Burgersdijk, in leven Chirurgijn en Proedweester, Ten dien
einde had het Collegie van Mren. Regenten der Huiszicten- en Diacor.ie-
Armen, als ook het Corps Officieren der S edelijke Schutters, tot welke
beide Corporatien de Overledene in de naauwste betrekking stond, zich
vroegtijdig naar de begraafplaats aan de Groenesteeg begeven. De lijkbaar
is door HH. Armverzorgers grafwaarts gedragen, gevolgd door de naaste
familie-betrekkingen en HH» Officieren. Na het nederzetten der baar hield
de Wel-Eerw. Zeer Geleerde Heer I. Dermout eene treffende aanspraak tot
de in grooten getale uit deelneming toegevloeide menigte Vrienden, waarin
Zijn Wel-Eerw., even sierlijk als hartelijk, de verdiensten van den Overle-
dene herdacht en op eene aller harten roerende wijze den oudste van des
Overledenen Zonen, eenen naauwelijki twaalfjarigen jongeling, op het voor
beeld van zijnen waardigen Vader wees.
Ook vernemen wij, dat nee Collegie van Armverzorgers, na den afloop
der plegcigheid, zich in het nabij gelegen Minne-Huis verzameld hebbende,
op eené hartelijke wijze is toegesproken geworden door deszelfs tijdelijken
Voorzitter, die eene welverdiende holde toebragt aan zijnen naar mensche-
Ifjke berekening te vroeg gestorvenen Mede-Regent.
De gedachtenis aan deft Overledene zal ongetwijfeld, zoo bij zijne tal
rijke door herii verzorgde lijders als bij de gansche Leidsche Burgerij, lang
in dankbare zegening blijven.
Men meldt uit 's Gravenhage vin den nden Mei:
In de zitting vnn de Tweede Kamer der Staten-Generaal van heden is ingekomen eeue
KonineÜjke boodschap, ten geleide van een ontwerp van wet, betrekkelijk 'den inkoop en
de aflossing yan schuld en tot voorziening in de behoeften van het Amortisatie-Syndicaat,
over het loopende jaar. Hetzelve houdt de volgende artikelen in:
Art. 1. Het Amortisatie-Syndicaat zal over het j'aar 1840 niet worden gesteld in het
genot van de jaarlijksche dotatie van 2,500,000, bij de Wee van den 9 February 1818,
Staatsblad N°. 7), ten behoeve van de voormalige Amortisatie-kas bestemd, en welke
by de wet van den 27 December 1822, Staatsblad N°. 59), aan het Amortisatie-Syn
dicaat is toegewezen geworden.
Desniettegenstaande zal het Amortisatie-Syndicaat verpligt zijn, 0111, op den tot dus
Verre gebruikelijken voet, zoodanig kapitaal nationale werkelijke twee en een half per-
Cents rentegevende schuld te verschaffen en aan te wijzen, als vereischt wordt om de uit
gestelde schu d, waarvan de kansbiljetten by de plaats gehad hebbende lotingen vo-r 1841
zyn uitgetrokken, in zoo verre die niet reeds vroeger door liet Amortisatie-Syndicaat
verkregen, en ten gevolge van art. 2 der wet van diii 24 December 1829, CStaatsblad
N®. 80), tot een bedrag van ƒ2,004,000 zijn vernietigd geworden, tot de werkelijke
Schuld te doen overgaan.
Geene andere inkoop en vernietiging van twee en een half perCents werkelijke schuld
Zal in het jaar 1840 plaatshebben.
Art. 2. Het Amortisatie Syndicaat zal verpligt zijn, om op den isten October 1840,
ten gevolge van eene voorafgaande loten, af te lossen een kapitaal van vijf maal honderd
duizend gulden schuldbekentenissenrentende vier en een half perCents, daargesield vol
gens de wet van den 27 December 1822, Staatsblad 59), en zulks onverminderd
de voldoening aan de verpligting. voortvloeiende uit het bepaalde bij art. 5 van ons be
sluit van den isten Jnlij 1830, N®. 168, ten gevolge van welk besluit en uit krachte
van de wet van den 27 Mei bevorens, Staatsblad N®. 10), een kapitaal van dertig mil-
liofn gulden schuldbekentenissen van het Amortisatie-Syndicaat, rentende drie en een half
perCents, is gecreëerd geworden.
Art. 3. Ten einde te voorzien in de behoeften van het Amortisatie-Syndicaat over het
jtir 1840, zal op een kapitaal van zeven millioen vijfhonderd duizend guldenuitmakende
een gedeelte van het nog bestaande kapitaal van dertig millioen gulden, ten laste van des
Rijks Overzeesche Bezittingen, en ten behoeve van het Amortisatie-Syndicaat daargesteld
bij art. 4 van de wet van den 24 April 1836, Staatsblad N®. n), worden uitgegeven
ten kapitaal van zes millioen gulden, in losrenten, rentende vijf ten honderd, op gelijken
Voet en van volkomen gelijken aard als die, welke zyn uitgegeven volgens art. i der
Vvet van den 11 Maart 1837, Staatsblad N°. 9).
Lasten en hevelen, enz-
De Voorzitter stelt voor, dit ontwerp ter overweging toe te zenden aan de afdeelingen
Van de maand October.
De heer van Sytzama verklaart zich daarmede niet te kunnen vereenigen. Bij het
reglement van orde der Kamer wordt toch bepaald, dat tr maandelijks nieuwe afdeelingen
Zullen worden zamengesteld, met de bedoeling, dat de ontwerpen, welke gedurende die
maand zullen inkomen, aah de dan bestaande afdeelingen worden toegezonden. Die be
maling is juist en doelmatig, en heeft ook ten oogmerk, dat niet altijd dezelfde Presiden
ten der sectiën zullen bestaan. In lateren tijd is dit voorschrift van te meer belang ge-
Worden, sedert dat die Presidenten als leden der centrale sectie in dezelve aan conferen-
tiën met Ministers deel nemen en daardoor een aanmerkelijken .invloed op den loop der
zaken uitoefenen. Hij vraagt hét, of dan de voorstellen, die in Mei inkomen, aan de
afdeelingen van October kunnen en mogen worden verzonden.
De heer Cats herbaalt betgeen hij reeds Vroeger over hetzelfde geschilpunt gezegd
heeft, te weten, dat hy, die Voorzitter is van eene der afdeelingen van October, gaarne
Van die lastige betrekking wenschte ontslagen te \yorden.
De heeren Hooftde Jonge en Star Busman vermeenen dat, hoe men ook over de
bepaling van het reglement moge oordeelen het eene waarheid is, dat alle de financiële
ontwerpen van wet, welke sedert het begin dezer zitting aan de Kamer zijn voorgedragen
even als dit in vroegere jaren heeft plaats gehad, aan de afdeeling van October zyn ver
zonden, en dat het alzoo thans al de zaken uit dcrzelvcr verband zou rukken, indien er
nopens dit ontwerp een andere weg gevolgd wierd. Zy bragten overigens lninnc hulde to
aan den ijver en de werkzaamheid van de sectic-Presidenten der maaild October, doch
oordeelden, dat zij zich aan dc/.en nieuwen arbeid niet behoorden te onttrekken. Zij
verlangden dit tc meer, omdat er nissdien de begröóting cn het Syndicaat een onafschei
delijk verhand bestond cn beide onderwerpen zoo wel 111 deze, als in de vorige zittingen
steeds in dezelfde afdeeling waren behandeld.
De heer de Jonge vo.gde er bij, dat hij tot dusverre geen overwegenden invloed van de
sectie-Presidenten heeft kunnen waarnemen, en er ook niet aan geloofde.
De heer vein de Pollhoezeer Voorzitter ecner afdeeling van October zijnde, onder
steunde het gevoelen der drie laatste sprekers.
Hij zou zich echter zeer gelukkig rekenen van zijn presidium te worden ontslagen.
De heeren van Dam van Isselt en Ltizac verklaarden zich voor het voorstel van den
heer yan Sytzama. De heer Ltizacdie ook een der Presidenten is, zeide, dat hij gaarne
eens aan anderen dien invloed wilde schenken, dien men verhaalt, dat de Presidenceü
hebben, doch hetgeen hij ontkent.
De heer van Dam van Isselt zegr, dat de door den heer de Jonge gemaakte aanmerking
dat tot dusverre altijd de ontwerpen nopens begrooting en hec Syndicaat aan dezelfde
afdeeling gezonden zijn, volkomen juist is, maar dat dit geen bewijs oplevert, dat die
handelwijze regelmatig is. Reeds vroeger had hij zich verklaard tegen de onderhande
lingen der Presidenten met c1e Ministers, omdat toch die heeren hun bijzonder gevoelen
mecrendeels kenbaar makenals dat der afdeelingen. En dat die invloed groot kan zyn
dit is gebleken op het einde des vorigen jaarstoen de Presideuten den Minister omtrent de
ware meening der Kamer op liet dwaalspoor gebragt hadden.
Ilij vindt het alzoo allczins doelmatig, dat eens andere afdeelingen met andere Presiden
ten aan het hoofd de onderwerpelijke zaak beschouwen. Welligt zal zij alsdan een ander
oogpunt opleveren. Hij vindt dit van belang zoo wel voor de Regering als voor de Kamer.
Ter stemming overgegaan zijnde is het voorstel van den President, om het ontwerp te
verzenden aan de afdeelingen van October, aangenomen met eene meerderheid van 35 legen
I3 stemmen.
Deze laatste leden waren de heeren: SchimmelpenninckBoddaert, van RappardWey-
na nilsVerwey Me janvan Dam van Isselt, van NagellBeelaertsLuyben, Cats,
BrongersLiizac en van Sytzama.
De Voorzitter geeft aan de Kamer kennis, dat hij van de Regering ontvangen heeft
een nieuw opstel van het eerste boek van het wetboek van strafregt, met de antwoorden
op de bedenkingen, welke tegen het eerste ontwerp gemaakt waren. Deze stukken zullen
worden gedrukt en verzonden aan de afdeelingen.
De President stelt voor de beraadslagingen over de ontwerpen der begrootingswetten te
bepalen op aanstaanden Woensdag.
Denbeer Schimmelpenninck zegt, dat hij in de vorige zitting het voorstel van den heer
van Sytzama, strekkende tot het uitstellen der beraadslagingen over de Staatsbegrootmg
heeft aangenomen, in de verwachting, dat de Regering in dien tusschen tijd nog hare
antwoorden op de bedenkingenwelke er ten aanzien van de ontwerpen tot herziening
der grondwet nader gemaakt zijn, zou inzenden.
Hij vermeende, dat de ontwerpen nog niet behandeld konden worden, niet alleen omdat
de voordragt op het Syndicaat nog niet ingekomen wasmaar ook omdat het welligt nog
mogelijk kon zijn, dat de Regering die waarborgen bij de grondwet zou verleenenwelker
verkrijging gewisselijk eenigen invloed op de beslissing over de begrooting zou kunnen
uitoefenen.
Niemand zal dien mogelijken invloed aan de verwacht wordende antwoorden kunnen ont
zeggen.
Hij acht deze verklaring noodzakelijk, omdat men in het verslag van die zitting ip de
officiële Stadts-Courant ten onregte gesteld had, dat hij gezegd zou hebben: dal hij zich
onbevoegd achtte om over de begrooting te stemmen. Hij schrijft die verkeerde opvatting
toe hetzij aan een verkeerd verstaan door den snelschrijver, hetzij aan net gemis van eene
goede plaats voor de schrijvers in de vergaderzaal. Zeker is het, dat hij nimmer die
woorden heeft gebezigd.
Gaarne erkent hij, dat hij zoo lange mogelijk den zachten weg getracht heeft te bewan
delenen dat hij daarom volijverig een voorstel heeft ondersteund, dat alle strekking
had, om tot het laatste oogenblik de Regering in de gelegenheid te stellen, om aan de
wenschen der Kamer gemoet te kotnen.
Hij achtte zich daartoe te meer verpligt, omdat verre de groote meerderheid der Kamer
scheen besloten te hebben, de begrooting andermaal te verwerpen. Nu echter de Regering
ook dezen laatsten tijd heeft doen verloren gaan, en er geene verdere antwoorden sciiijnen
gegeven te zullen worden, nu ziet hij er geene zwarigheid meer in, om de discussien op
aanstaanden Woensdag voortgang te doen hebben.
N:einand zich daartegen verzettendezoo worden de beraadslagingen over de ontwerpen
der Staaisbegrooting voor den jare 1840 bepaald op overmorgen, Woensdag des morgens
ten tien ure Tot dien tijd gaat de vergadering uiteen.
In het nieuwe opstel des eersten hoeks van het wetboek van strafregt, in de zitting
der Tweede Kamer van gisteren ingekomen, worden de straffen voorgesteld: i°. dood
straf; 2°. straf naast de doodstraf, bestaande in langdurige zware tuchthuisstraf, vooraf
gegaan door tentoonstelling op het schavot onder den galg; 30. zware tuchthuisstraf, al
dan niet voorafgegaan door enkele tentoonstelling op een schavot; 40. enkele tuchthuis
straf; 5°. verbanning, (deze straffen hebben eerloosheid ten gevolge); 6°. eerloos-ver-
klaring- ln de gevallen, waarin de wet dit voorschrijft, kan geldboete en verbod om
Voor altijd of voor eenen bepaalden tijd zeker bedrijf, beroep, kostwinning of nering uit
te oefenengepaard gaan met de vijf laatste straffen.
Blijkens deze opgave heeft de Resëring afgezien van haar vroeger voorstel, tot invoe
ring ook van den dwangarbeidwelke straf in en buiten de Kamer zoo veel tegenkanting
heeft ontmoet.
Bij Koninglijk besluit is hec genootschap: Tot bevordering en beoefening
van fraatje letteren en wetenschappen te Rotcerdamdoor Zijne Maj. erkend
en toegeiacen geworden. Het doel van dat genootschap is, hetgeen des-
zelfs titel aanwijst, tot bevordering en beoefening van fraaije letteren en
wetenschippen. Hetzelve bezit echter daarbij de eigenaardige zelfstandig
heid,dat het niet beperkt is inde miudelen om dat doel te bereiken, en, bij
de in ne algemeene wet met name opgegeven middelen, behalve het houden
van leesvergaderingen, ook nog telt de oprigting eener leesbibliotheek, om
trent welker algemeen gebruik nader zal beschikt worden. Mee die oprig
ting is reeds een aanvang gemaakt, en zijn er bereids onderscheidene belang
rijke werken in velerlei vakken en wetenschappen aangekocht.
By besluit van Zijne Maj. van den 17 April jl. is de Belgische wet op
het onderwijs, van 27 September 1835, met 1 September 1840, in Limburg
buiten werking gesteld, met bepaling, dat na dit tijdstip de in Nederland
bestaande verordeningen op het hooger onderwijs in de weder in bezit ge-
genomen landstreken van Limburg zullen moeten worden nageleefd.
Aan den Scheveningschen stuurman J. Overduin, benevens aan de vijf
matrozen welke zich met hem hebben bevonden op de Scheveningsche pink
waaraan, door het stooten op een anker in zee, eene aanmerkelijke schade
is toegebragc, is door Zijne Maj. uit 's Rijks kas eene gratificatie verleend.
Door Hoogstdenzelve is bij besluit eene subsidie verstrekt aan de Her
vormde gemeente der stad Hoorntot den herbouw der afgebrande kerk
aldaar, en aan de Roomsch-Kacholyke gemeente te Hoogland, tot het ver.
grooten harer kerk en het bouwen eener nieuwe pastory.
De respective heeren Gouverneurs zijn verzocht, om de ontvangers
te kennen te geven, dat door hen, bij uitvoer van accijnsgoederen, als
waarvoor de afschrijving alleen is toegestaan bij uitvoer voor negotie naar
buitenslands, geene documenten ter bekoming dier afschrijving worden af
gegeven, wanneer bij de aangifcen tot dien uitvoer niet tevens door de be
langhebbenden wordt opgegeven dat zij voor negotie zijn bestemd.
Uit Konstantinopel wordt van den i5den April gemelddat de bedreiging
van Redschid-Pachaom, zoo de Europesche Mogendheden niet spoedig to*