NEDERLANDEN.
Burgemeester en Wethouders der Stad Leyden brengen bij deze ter kennis der
belanghebbenden, dat, uit krachte van art. 2 van het Plan tot vereffening en aflossing
van de gevestigde Schuldten laste dezer Stadgearresteerd bij den Raad, op den 13den
Junij 1839, en nader gewijzigd op den 9den Maart 1840, alsmede van art. 2 van Zijner
Majesteits besluit van den aosten April jl,N°. 54, op Vrijdag den 8sten Mei aanstaande
des middags ten twaalf ureop bet Raadhuis dezer Stad, in het openbaar zai plaats
hebben de Uitlooting der Obligation, rentende 4 pCc.spruitende uit de iNegntiatie van
den zden Januarij 1810, groot in Kapitaal f 48,500, niet toekenning der daaraan verbon
dene Premiëq, op den voet en wijze, bij het primitieve Plan van genoemde geldleening
bepaald; zullende vervolgens ten Kantore van den Stedelijken Ontvanger op de gewone
dagen en uren worden gevaceerd tot aflossing der gemelde Obligation en de daaraan bij
uitloting toege»vezene Premiënmet bijbetaling der daarop verloopene intressen tot den
I5den Mei 1840.
Leyden den isten Mei 1840.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
j. g. d e M k y.
Ter ordonnantie van dezelve,
v, puttkaumek.
Leyden, 5 Mei.
Men meldt uit *a Gravenhage v«n den 3den Mei:
De Regering ziende d»t de Kamer besloten had, om, ten ware nieuwe
waarborgen haar van gevoelen deden veranderen, het budget te verwerpen,
heeft heden den Miniscet van Financien in de centrale aectie gezonden, die
aldaar de volgende nota heeft overlegd:
Van *s Konings-wege wordt, in de veronderstelling dat door de vaststel,
ling der tegenwoordige begrootingswetten daartoe de noodige tijd en gelegen,
heid gelaten wordt, de verzekering gegeven, dat, bij gelegenheid der be.
handeling van de financiële wetten voor 1841, aan de Staten-Generaal vol.
komen opening zal worden gegeven van den Staat en den toestand van alle
'1 landt geldelijke aangelegenheden, zonder uitzondering, en van alle uitga
ven en inkomsten zoo als dezelve met inachtneming der meest mogelijke
bezuiniging en verbetering der middelen gerekend kunnen worden bestendig
te zullen zijn, met het vooruitzigc, dac de middelen de uitgaven zullen kun
tien bestrijden, zonder dat het noodig zal zijn bjj vervolg meer tot negotii.
tien of geldleeningen toevlugc te nemen.
De nota is heden door den heer van Gennep aan de centrale sectie mede.
gedeeld. Op de vraag dier sectie, of bij dezen waarborg voor de toekomst
ook gevoegd zou zijn die der ministeriele verantwoordelijkheid, zonder welke
alle overigen aan de Kamer ongenoegzaam toeschenen, heeft hij geantwoord
hiervan geheel onkundig te wezen, te meer daar hij de portefeuille van het
Departement van Financiën had aangenomenonder de uitdrukkelijke voor
waarde van geheel vreemd ce mogen blijven aan al hetgeen de herziening der
grondwec betrof. Overigens deed de heer van Gennep nog opmerken, dat
ook zijne hoedanigheid van lid der Eerste Kamer hem verbood om over dit
onderwerp met de centrale afdeeling der Tweede Kamer in eenige rugge.
spraak te treden.
Van den ajen MeiNaar men verneemt is bij de laatstelijk in de afdeelingen van
de Tweede Kamer der Staten.Generaal gehouden onderzoek over de antwoorden der Re.
gering, betrekkelijk de ontwerpen nopens de grondwet, verklaard geworden, dat men
yele 'punten, waaraan door de Regering niet is voldaan, als daar is vooral de Ministeriele
verantwoordelijkheidvan zoo overwigtig belang beschouwde, dat men daarvan de uir
te brengene goed- of afkeurende stem op alle de aanhangige zoo grondwettelijke als fi
nanciële ontwerpen van wet, zou doen afhangen.
De Kamer heeft zieli nog geenzins kunnen vereenigen met de voorstellen der Regering,
nopens het geldelijke beheer van den Staat. Men vermeende, dat eene als het ware ge.
durige overweging omtrent de geldelijke aangelegenheden des lands niet dan raadzaam kan
wezen, omdat de noodlottige toestand onzer financiën dezelve niet alleen gebiedend vor
dert, maar dat in de grondwet zelve voorgeschreven is, dat dezelve eenmaals 's jaars
zou mpeten plaats hebben.
Men bleef steeds tegen de splitsing der begrooting in gewoon en buitengewoon gestemd
en zag geene zwarigheid in het vaststellen van jaariijksche budgets, gelijk dit thans tien
jaren lang, zonder eenige zwarigheid geschied is, en hetgeen veel verkieslijker voorkomt.
Op zijn hoogst, zou men, bij wijze van toenadering, eene tweejarige begrooting willen
toestaan. Maar in alle gevalle verlangde mendat dc Scaats-inkomstcil of middelen voor
gelijken tijd, als de uitgaven behoorden vastgesteld te worden, zonder eenige verlenging
der eersten. Men gaf daarbij zijne gevoeligheid te kennen, over het voorstel der Rege
ring, om de Staats-middelen voor altijd te bestendigen. Men meende, dat de ondervin
ding geenzins grond tot zulk een wantrouwen heeft gegeven. Slechts enkelen stonden op
de vaststelling eener begrooting van uitgaven cn ontvangsten voor cenen bepaalden en
vasten tijd, en wel voor zoo verre dc lat.t.sten moesten strekken tor voldoening v.ii de
rentebetaling der schuld; de tractementendoor de grondwet verzekerd, enz.
Overigens had men met genoegen het voorstel ontwaard om het budget altijd een jaar
voor den afloop van den termijnwaarvoor hetzelve wterd vastgesteldaan te bieden t-n
te doen bediscussiëren. Men verlangde, dat de deliberatie altijd in de voorjaars-zming
plaats had.
Wat de beantwoording der bedenkingenomtrent het vraagstuk van den Vorst aan-
gaar, heeft men met genoegen ontwaard, dat dit antwoord zich zoo voordeelig onder
scheidt van alie de antwoorden betrekkelijk de andere ontwerpen. Velen waren werkelijk
overtuigd van de bondigheid der redenen, welke tot staving van het gevoelen der Rege
ring over menigvuldigedaarin voorkomende onderwerpen zijn aangevoerd. Intusscbtn
bleven eenige leden her gevoelen der Regering aankleven, dat de uitkomst der effectieve
begrooting, de grondslag van de berekening van het batig saldo moet wezen, hetwelk
ter beschikking der schatkist moet komen. Men erkende dat hierdoor wclligt twee of drie
jaren langer zullen verloopenvoor dat de zaak tenen allezins geregelden gang zal geno
men hebben, doch vermeende dat zulks rjjkelijk opgewogen wordt, door de meerdere
zekerheid, waarop de berekeningen als dan zullen rusten. De meeste leden echter be
rustten in de bepalingen nopens het derde wets-oiitwcrpdoch vermeenden,dat het alhier
bedoelde beschikbaar saldo bij raming aangenomen zijnde, naderhand voor de uitkomsten
der wezenlijke afgeslotene rekeningen, zoodra die bekend zullen wezen, zullen moeten
worden geconstateerd. Men konde zich overigens niet overtuigen, dat de verecniging der
wetgevende en uitvoerende magtzoo als die door de bestaande reglementen op het beleid
der Regering in de koloniën stand grijpt, genoegzame waarborgen voor de vrijheid der
ingezetenen en de veiligheid hunner personen en bezittingen zoude opleveren.
Men heeft gevraagd, of men bet antwoord der Regering goed begrepen had, dat de
uitkeering van 500,000 ter gedeeltelijke voldoening van het inkomen van het Hoofd van
den Staatdoor de grondwet toegekend steeds ten volle aan Zijne Maj. of aan Hoogst-
deszelfs opvolgers zal voldaan worden, en dat derhalve de schatkist niet meer dan een
millioen 's jaars voortaan daarvoor zou behooren te verstrekken.
Wijders was men van gevoelen, dat dc reglementen, waarvan in an. 6 der grondwet
gesproken wordtnooit beschouwd konden worden ean deel der grondwet uit te makendat
alleen in zooverre door art. 7 het atemregt, en de bevoegdheid, om deel te nemen aan de
provinciale en plaatselijke Besturen, daarvan afhankelijk wierd gemaakt, daar dit voortaan
door de wet moet worden geregeld. Zoo begreep men niet, hoe er in de antwoorden kan
gezegd wordendat eene verandering in deze reglementen de eigendommelijge grondslagen
van ons staatsregt zoude aantasten. De wet, die de uitoefening van het stemregt zal
zegden, zal, indien zjj niet alles op den tegenwoordigen voet laat, noodwendig verande
ringen in de reglementen voor de zamenstelling der provinciale en stedelijke Bestoren re
weeg brengenen indien men geene tegenstrijdigheden in de grondwet wil laten bestaan
zullen er vele vroeger aangeduide artikelen gewijzigd moeten worden. Het eene artikel
der grondwet is even verbindend als het ander en indien de tegenstrijdigheden niet weg.
genomen wordendan zal men niet wetenwaaraan men zich iioudeii inoet.
Ook heeft men verlangd, dat de tijd der dienstpligtlgheid der miliciens grondwettig
bepaald en niet van de wet afhankelijk gemaakt wiefd, alsmede, dat de dienst ter zeis
of de zee-militie daarvan niet uir het oog zou worden verloren. Het mcerendeel der le
den begreep eciuer stc dsdat de zee innitie niet dan onder zekere aanwerving en facul
tatief ter keuze der miliciens en nooit gedwongen moet zijn.
Men verzekert, dat deze bedenkingen andermaal aan de overwegingen der Regering
gijn onderworpen.
Door Zijne Maj. zijn benoemd tot Wethouder der stad Monnikendam,
Frans Nooytot Burgemeester en Secretaris der gemeente Zwartewaal (Zuid.
Holland,) Cornells Kwak-, tot Secretaris der gemeente Ooltgensplaac (Zuid.
Hollard,) Anthony van IVeel Dtn.
Bij Zijner Majs. besluit van den 27 April zijn benoemd: Tot Luitenant.
Generaals, de Generaal-Majoor L. J. George, Opperbevelhebber der veiling
's Hertogenbosch en de Generaal-Majoor C. A. de Favauge, commanderende
in bet iste groot militair commando; tot eersten Luicenanc, de tweede Lui.
tenant Plaats-Majoor der 3de klasse te Wierikkerschans, A. van delVakker
Bij Zijner Majesteits besluit zijn benoemd: Tot Provincialen Commandant
vin Noord-Brabandde Generaal-Majoor R. de Muralt, thans Provinciaal
Commandant van Utrecht; tot Provincialen Commandant van Utrecht, de
Generaal-Majoor C. JJ. Baron de Poison; tot Provincialen Commandanc
van Groningen, de Generaal-Majoor E. J. Baron van Balveren, thans
belast met het toezigt over de Koninglijke militaire rijschool en over de
stoeterij te Borculo, uit welke laatste betrekkingen hij eervol is ontslagen;
tot Commandant van de 2de brigade der 3de divisie infanterie, in plaats van
den Generaal-Majoor H. A. de Hart, aan wien als zoodanig eervol ontslag
is verleend, de Generaal-Majoor D. O. Bagelaartot dusverre Opperbevel,
hebber der vesting Bergen-op-Zoomuit welke betrekking hij tevens eervol
ontslagen is.
Bij Zijner Majs. besluit zijn benoemd tot Plaatselijke Commandanten der
2de klasse: Te Amsterdam, de Colonel IV. F. Lambert, commanderende de
6de afdeeling infanterie; te's Gravenhagede Colonel op non-activiteit
D. H. van Schaektot Plaatselijke Commandanten der 3de klasse: te Go.
rinchem, de Majoor G. B. van Bronkhorstvan de 8ste afdeeling infanterie;
te Leyden, de Majoor T. C. Arensma, thans te Leeuwarden; te Naarden,
de Majoor G. J. Corbelyn, thans te Deventer; te Nijmegen, de Majoor
IV. K. H. Senn van Basel, thans te Arnhem; te 'a Hertogenboschde Lui.
tenant-Colonel A. H. Frantxen, van de 4de afdeeling infanterie; te Breda,
de Luitenant-Colonel A. Franck, van de 8ste afdeeling infanterie; te Geer.
truidenberg, de Luitenant-Colonel J. Knoll, van de 6de afdeeling infanterie;
tot Plaats-Majoors van de iste klassete Willemstadde Kapitein J. R. B.
Vteren, thans te Venlo; te Fort Bath, de Kapitein P. C. Mourentz, thans te
Crevecoeur; te Delfzijl,de Kapitein F. A. Pippenghegenthans te Maastricht;
tot Plaats-Majoors van de 2de klasse: te 's Gravenhage, de tweede Luite.
nam M. H. Ter Linden, thans aan den Helder; te Woudrichem, de Kapitein
R. H.aksmathans te Haarlem; te Breda, de eerste Luitenant M. A. van
Koetsveld van Ankeren, thans te Utrecht; te 's Hertogenbosch (daaronder
gerekend het fott Crevecoeur,) de Kapitein J. F. Egi, thans te Bergen-op-
Zoomte Breskens en bijgelegen forten, de Kapitein J. A. kV. Schaaf, than»
te Deventer; te Venlo, de eerste Luitenant C. van iVyngaardenthans te
Coéverden; tot Plaats-Majoors van de 3de klasse: aan den Helder, de tweede
Luitenant C'. .7. Tomel, thans te Bergen-op-Zoom; te Gorinchem, de tweede
Luitenant A. Zielhoutthans te Brielle; te Wierickerschans, de tweede Lui.
tenant G. Valkenburg, thans te Delft; te Utrecht, de tweede Luitenant
J. de Jong', thans te Breda; te Vlisiingende tweede Luitenant H. Gruts
thans te Nijmegen; te Rammekena, de tweede Luitenant J. C. Poulus, thans
te *s Hertogenbosch; te Bourtange, de eerste Luitenant-Kwarciermeeacer
J. H. R. van Stuwevan de pde afdeeling Infanterie.
Tot Commissaris van Policie en Waterschout te Dordrecht is benoemd
de heer J. Noorda.
Van Regeringswege is de heer J. Swart te Amsterdam, beheerder en
bewaarder van de zee-instrumenten der Nederlandsche Marine, naar Enge.
land gezonden, om in dezelve herstellingen te doen maken.
Den isten dezer heeft Zijne Exc. de Baron de Bois le Comte, buiten,
gewoon Envoyé en gevolmagtigd Minister van Frankrijk bij dit Hof, bij ge'
legenheid van den naamdag van Zijne Maj. den Koning der Franschen, een
luisterrijk diner gegeven, waarbij *s Konings Ministers en de leden van het
Corps Diplomatique tegenwoordig zijn geweest.
Den 3den dezer is er groot diner ten Hove geweest van ruim 60 couverts.
Op Donderdag den yden dezer zal de Hoogleeraar S. Kanten zijn Ree.
toraat ce Utrecht nederleggen met het houden eener plegtige redevoering,
in de groote gehoorzaal der Akademie.
In het dorp Wilhelinina-polder, nabij Goes, is den 29»ten April pleg.
tiglijk de eerste steen gelegd van eene nieuwe Hervormde Kerk en pastorie.
Deze plegtigheid had dit bijzonder merkwaardige, dat de kerk gebouwd zal
worden op eenen grond, waar wel voor eeuwen eene kerkgemeente (Hon-
gersdijk) heeft bestaan, doch die sedert door het geweld der biren geheel
was ingenomen, en eerst in het begin dezer eeuw door indijking op nieuw
in den vollen zin des woords, aan de zee Is ontwoekerd. Thani wordt de
Wilbelmina-polder door ongeveer 500 arbeidzame menschen bewoond, en
levert die vruchtbare plek gronda overal het aanlokkelijk schouwspel van
zorgvuldige bebouwing en algemeene welvaart op. De kerk en Predikams-
woning worden uit de eigene middelen van de eigenaars dezer gronden ge
sticht. De ook als landhuishoudkundige zeer verdienstelijke beatunrder der
kolonie, de heer.7. G. J. van den Bosch, die den eersten steen legde, heeft,
terwijl de geheele bevolking rondom hem geschaard stond, in eene korte
toespraak deze treffende omstandigheden herinnerd. Een ander der aanwezi
gen heefc in naam der bevolking geantwoord, en is daarbij aan de verdiensten
van den vader des bestuurders, den heer G. J. van den Bosch,den eigenlijken
stichter van den Wilhelmina polder, gedachtig geweest, wiens zonen tbant
de vurigste wenschen eens braven vaders verwezenlijkt zien.
Nederl. Werkl. Schuld, was den 4den Mei te Amsterdam 2} pCt. 52},
5 pCt. 99jJ, Kans-Bilj. 23I, Hand.-Maats. :8if. Hurl. Sp. 107!dito Rjjn.
101, Spanje Ard. 27T'{. Rusland 1816, losfj. Ooitenryk Metal. 104;.
RUSLAND.
Van de Russische grenzen schrijft men van den 28 April:
Uit St. Petersburg wordt geschreven, dat Ztjne Maj. de Keizer Nikolaat
den 22sten Mei de Russische hoofdstad verlaten en zijne Gemalin tot aan
Warschau begeleiden zal. De Keizer zou vervolgen! weder naar Petersburg
terugkeeren en eerst in dc maand Augustus naar Duicschland komen.