VERVOLG EN slot VAN HET
algemeen reglement
Op de Invordering der STEDELIJKE ACCIJNSEN der Stad LETDEN.
QZie N°. 42, 43 en 44, van <5, 8 cii 10 April,').
NEGENDE HOOFDSTUK.
Zekerheid voor de Stadvoor hetgeen men aan dezelve verschuldigd is.
A rt. 87. Algemeen grondbeginsel omtrent de zekerheid voor Stads penningen en inkomsten.
Aan geen belastingschuldigen zal eenig crediec voor de accijns worden geopendzonder
dat, ten behoeve dezer Stad, zekerheid gesteld zy voor derzelver penningen. De amb
tenaar, welke verzuimt deze zekerheid te vorderen, zal in persoon en goederen voor alle
de nadeelen aansprakelijk zyn.
Art. 88. Wijze van zekerheid.
Behoudens de voorziehirigen in het voorgaande artikel, zal de zekerheid, door den tot
borgtogt gehoudene accijnsschuldigen te stellen, op drieërlei wijze kunnen plaats hebben.
Eerstelijk, door cautie in geld of consignatie van woningen.
Ten andere, door cautie in vaste goederen.
Ten derde, door personeele cautie of door onderpand van waren en koopmanschappen,
bij de speciale wetten hiertoe aangewezen.
Art. 89. Cautie in geld
De cautie door stortingen van penningen te presenteren, alleen iii aanmerking komende
Voor de belastingschuldigen by d?n in- en doorvoer van impost subjecte speciën, zal
bestaan in eene tijdelijke consignatie van den accijns. Deze cautie zal gestort worden
jti het kantoor van den gaarder aari die poort, alwaar den invoer gedeclareerd is, en tot
de zekerheid van wiens administratie dezelve zal moeten strekken.
Art. 90. Cautie in onroerende goederen.
De cautiën in onroerende goederen zullen zich mede verdeelen in twee deelen.
Tot het eerste deel zullen behooren de cautie in gebouwde of ongebouwde eigendommen,
len aanzien van wejke zal moeten, worden in, acht genomen:
Dat de goederen of eigendommen, onder het ressort der Arrondissements-Regtbaiik
alhier, zijn gelegen.
b. Dat de waarde der .eigendommentqri koste der belanghebbenden, door beëedigde
tauxateuren zal moeten worden geconstateerd en bij behoorlijke acccn tlyke.
c. Dat de waarde liet bedrag der gevorderde zekerheid met 10 perCent zal moeten
te boven gaan.
d. Dat van de gebouwde eigendommen 's jaarlijks de polis van assurantie eener ge
accrediteerde maatschappij, tijdig aan den daarbij geconcemeerden ambtenaar worde
overgelegd.
e. Dat het vrije en onbelastte der goederen op eene volledige wijze en ten genoegen
der administratie zal moeten blijken.
Dat, ingeval van vermeende dwaling der waarde, of deterioratieop rekwisitie
der ambtenaren, hiertoe bevoegd, de gevorderde zekerheid door eene nieuwe bij-,
drage, op den voet als boven, gesuppleerd worde, tenzij de belanghebbende van
2yne zyde zoude vermeenen met deze vordering bezwaard te zijn, in welk geval,
alvorens tot het stellen eener nadere suppletoire^ cautie over te gaan, de vaste
goederen andermaal, doch op kosten van ongelijk, als boven getauxeerd zullen
worden;.— en eindelijk:
g. Dat de acten voor deze cautiën opgemaakt éri ingeschreven moeten worden, óp
den voet eri: wijze bij de civiele wetten omtrent Hypotheken voorgeschreven,
Tot liet tweede deel der cautiën, in onroerende goederen, zullen behporen de iri onder-,
paud gegevene inschrijvingen op het Grootboek van den Staat, welk ten dezen opzigté
toet onroerende goedereli zullen worden gelijk gesteld.
Deze ztfllèn, ten behoeve van de administretie, verbonden kunnen worden, op den
voet by de Directie van het Grootboek voor de Lands middelen voorgeschrevenbehou
dens de tauxatie van den pry's-courant, een surplus van 20 perCent en de eventuele sup
pletie; ingeval van daling, zal het onderpand gesuppleerd moeten worden., ónmiddelijk
m de 'aanvrage en vóór dat het surplus tot beneden de helft gedaald zal zijn, pt'zal an*
bet onderpand dadelijk kunnen wordéïi, verkocht, bijaldien deze suppletie niec
^even wordt binnen acht dagennadat zij gevorderd z&\ zijn.
De ambtenaren zullen, in beiderlei soort van cautiën,van hunne diligentiën moeten
doen blijken, evenzeer als de tauxateuren, hierboven onder letter b. vermeld, wier ver
teerde waarderingen in de gevolgen voor hunne rekening, zouden komen.
Art. 91. Personele cautie in waren en koopmanschappenof in certificaten van
's Lands werkelijke schuld of in schuldbrieven ten laste der Stad
By personele borgtogt'ènvoor zoo veel dezelve meer dan drie honderd guldens bedra
gen, wordt gevorderd:
a. Dat zij notarieel worden gepasseerd.
b. Dat de borg gedomicilieerd zy onder het ressort der Arrondissements-Regtbank alhier,.
cDat de borg geen ambt bekleede óf bedrijf uitoefene, waarvoor hij zelfrekenpligtig
is aan de Stad.-
d. Dat de borg solvabel zy verklaard.
e. Dat de borgtogt niet dan schriftelijk zal kunnen worden Opgezegden dc opzeg
ging geene kracht hebben zal, dan eene maand 11a dê beteekening der hiertoe
strekkende acte.
Dat in cas van overlijden van den borgde borgtogt blijve voortloopentot het
einde der dertig dagen, volgende op den dag, waarop de erfgenamen van den borg
zullen hebben kennis gegeven aan den Ontvanger; dat de tot deborgtogt
gegeven waren en koopmanschappen of andere roerende goederen ziillén moeten
gedeponeerd worden, in entrepóts van het Rijk of in de magazijnen der Stad en
de obligatien of schuldbrieven ten lasten der Stad, of de certificaten van 's Rijks,
werkelijke schuld ter dezer Stads thesaurie, en wel onder deze algemeene voor
zieningen
i®. Dat de waarde der goederen of effecten zal moeten worden opgemaakt naar de
bekende prijs-courant of anderzins, door beëedigde makelaars in de respective
vakken, welke hierbij geconcemeerd zijn,
2°, Dat er steeds twintig ten honderd aan waarde boven het bedrag der gevorderde
zekerheid gedeponeerd worde.
3o. Dat;de borgsteller, ingeval van deterioratie of daling, tot eene nieuwe of supple-
toire zekerheid zal moeten overgaan, op den voet van La. van her 90 art.
hierboven.
Art. 92. Algemeene yoorzienïngeu omtrent de cautiën.
De cautiën. strekken, hoezeer ook in de gevolgen voor de Stads zekerheid, in alle
gevallen voor rekening en ten behoeve van de ambtenaren, welke kraentens dezelve
éredieten verleenen en deswege responsabel zijn -aim de Stad.
Het zal dan ook dien ten gevolge, in de.eerste plaatsen ten genoegen dezer ambte
naren behooren te zijndat de cautiën moeten gesteld wordendoqh evenzeer als aan
bun, ook aan de particulieren verbleven zijnzich wegens de vorderingen der ambtenaren
aan derzelver superieuren te adresseren.
Art. 93. Doorloopcnde cautie.
Voor zoo veel een belastingschuldige dusdanig doorloopend bedrijf zoude mogen exer
ceren, voor hetwelk wel by afwisseling, doch echter gestadig zekerheid vereischt wordt,
zal het hem geoorloofd wezen eene doorloopende cautie te stellen, welke, wanneer er
aiiderzins genoegzame termen van soliditeit en zekerheid zijnter beoordeeling van Bur
gemeester en Wethoudershet maximum van dertig duizend gulden niet zaf behoeven
Ie boven gaan.
Art, .94. Algemeene voorzieningen omtrent de catiitenin materie van accijns
De cautiën zullen niet geroijeerd wordenhet verbandter zake van dezelve op vaste
goederen gelegd, niet opgeheven, noch de gelden, noch goederen gerembourseerd gere
stitueerd of ontslagen worden, dan nadat de zaak, wegens welke de borgtogt door eenen
belastingschuldigen gesteld is, volkomen met de Stad vereffend en deswegens bewijs zal
ïigegeven zijn.
Art. 95. Particuliere^ creditenvermis van documenten en verlies van goederen.
Geene particuliere crediten, ongeautoriseerd verleend door ambtenaren aan belasting
schuldigen en particulierenof omgekeerdbetalingen door belastingschuldigen en particu
lieren buiten de kantoren en aan ongekwalificeerde ambtenaren gedaanzullen nimmer in
Éymputatie komen; nonproductie van bewijzen van betaling, ter zake van voorgewend
vermis of voorgewende vernietiging, of in het ongerede raken der kwitantien, zal den
wch pretenderende geacquitteerden niet te stade komenook niet het vermissenveron
gelukkenverbranden of op eenige andere wijze te loor gaan van veraccijnsde of voor de
fegten nog gedebiteerde accijns-subjecte specicntenzij alleen bij opslag van accijns-sub-
lectc specien in de publieke entrepóts of bewaarplaatsenen dan nog sléchts in de singu-
gullere gevallendat erkrachtens speciale ordonnantiëntermen toe zullen gevonden worden.
T IEXDE HO OFDSTUK.
koeten en straffen.
Art. 96- S tra'"bepalingen tegen openbare feitelijkheid en geweld.
Alle misdrijven van openbare en feitelijke resistentie en geweld'tegen de heffing der
Stedelijke inufdcl'éh"en de Handhaving der algemeene én speciale verordeningen voor 'dé*
zelve, door wïen ook .gepleegd; zullen vervolgd worden op den voet bij de algemeene
wetten en de manier van procederen aangewezen.
De medewerkers zullen als medepligtigen in de vervolging tjer zagk betrokken worden;
de toegebragce schade aan personen én goéderen zullen, boveii de straffen door de schul-
dig£ii.moeten wórden gedraecn.
Art. 97. 1Strafbepalingen tegen re Astentienverzeidmet belecdiging.
Alle beleédigingen mee woorden of gebaardenen het schelden der ambtenaren met dè
invordering of surveillance der accijnsen belast, zullen worden gestraft, volgens de wetten
en manier van procederen.
De vervolging der zaak zal buiten kosten van den sghuldeloozen belêefligde moeten wor
den voortgezet, en komen voor rekening van den gecóndemneerdeh belcediger, of voor
die van de administratie.
An. 98. Strafbepaling op resistentie.
Het weigeren van visie, toegang. Visitatie en exhibitie van documenten, of verhinde
ring van andere werkzaamheden, waarvau'de uitoefening, krachtens dit Reglement en de
bijzondere ordonnantiënaan de ambtenaren- der stedelijke accijnsen zijn opgedragen
het venragen van dien door het niet ten bepaalde tijd hiertoe in de gelegenheid zijn, of
de ambtenaren hiertoe in de gelegenheid stéllenbenevens zoodanige verdere bindernissen
als die ambtenaren in het uitoefenen hunner fuuctien zoude mogen worden toégebragt;
en bereids bij dit Reglement of de bijzondere ordonnantiën, onder de overtreding van
resistentie zijn gerangschikt, zullen vervolgd worden als de gewone calanges, en gestraft
met eene boete voor de handelaars, fabtijkanten en trafijkanten en alle neringdoende lieden t
in de aan dc belasting onderhevige voorwerpenvan tweè hónderd guldensen voor alle
andere personen van één honderd guldens. -
Art. 99. Boete op fraude.
Alle fraude of pogingen tot .fraude, mitsgaders alle overtredingen der verordeningen
vóór de stedelijke accijns, waaronder begrepen worden alle zoodanige dadén en nalatig
heden, waardoor de scedelyke .accijns geheel of gedeeltelijk wórdt ontdoken of verkort,
of immers en in alle gevallebij ongestoorde voortgangzulks ten gevolge zoude gehad
hebben of kunnen hebben, en eindelijk alle zoodanige verrigtingen, omstandigheden of
oinissien, op welke bij dit Reglement of de bijzondere ornonnantieu voor de stedelijke
accijns, de boete of fraude is bepaald zullenof zoo verre daaromtrent bij de bijzondere
ordonnantiën, geene andere of nadere bepalingen zijn of zullen worden gemaakt, bèhalve
de verpligting tot betaling van den impostgestraft worden op de navolgende wyze
Wanneer dezelve zijn begaan door of voor rekening, op last of ten profijte van hande
laars, molenaars, grutters, meelvcrkoopers, bakkers, vleeschhouwers, slagters, en alle
andere fabrijkanten of trafijkantenen neringdoendè lieden in of van goederen aan de
beiasting onderhevig, met eene boete van- twee honderd guldensof wanneer de accijns
der waren, waaromirènt de fraude, poging tot. fraude of overtreding is gepleegd, meerder
bedraagt dan vijftig guldensmet eene boete Vari de dubbele accijns der waren, tot de
sotnme van vijf' honderd guldensnaar bevind van zaken.
Wanneer dezelve zijn bedreven door andere personen, met eene boete van vijftig guldeii
of wanneer in voege voorschreven, de accijns meerder bedraagt dan 'vijf en twintig gulden
iri eene boete van Honderd gulden
En zulks in beide gevallenmet verbeurte der warenmitsgaders In gevalle van clan
destine invoer, ontlading, vervoer of voorgewende uitvoer, met verbeurte van het vaat-;
werk, kisten, balen, manden, zakken, en al wat tot bedekking en verberging van den
frauduleusen invoer, vervoer of pretenscn uitvoer heeft gediend.-
Art. 100. Boete op medepligtigheid eh omkóoping
Alle diegenen, welke, zich hebben laten gebruiken, om eenige lieden om te koopeti,
alsmede zij, die zich zullen hebben laten omkoopenof zich zullen hebben ingélatcn
om hunne personen, huizen, schuren, kelders, pakhuizen, zolders, ervenstallingen,*"
schuiten, schepen, wagens, karren, sleden of paarden te laten gebruiken, tenéinde de
fraudateurs, op eenigerhande wyzedaarmede in het sluiken behulpzaam te zijn, zullen
als medepligtigen gestraft worden met boete op fraudes, behouders de nadere bepalingen
daaromtrent in het volgende artikel of in de bijzondere ordonnantiën gemaakt. Zij
die voor hunne eigene rekening anderen zullen hebben omgekocht, zullen worden gestralt
en vervolgd, op den voet bij de wetten en manier van procederen gestatueerd.
Art. 101. Boete op de medepligtigheid van knechtenwerk- en voerlieden.
Alle knechten en werkliedenvoerlieden en verdere tot het verwerken en vervoeren
van goederen gebezigde personenwelke als medepligtigen der sluikers bevonden zyn
zullenin zoo verre daaromtrent by de bijzondere ordonnantiën geene andere of nadere
bepaling zijn of zullen worden gemaakt, verbeuren ieder voor hun hoofdéene somme
van vijftig guldensof het bedrag van den dubbelen accijnsin voege voorzeid, wanneer
derzelver impost meerder dan vijf en twintig guldens zoude hebben bedragen.
Zullende nogtans zoodanige personen, welke voorgeven de fraude, pogingen tot fraude
of overtredingen voor anderen gepleegd [té hebben-zonder hunnen lastgever te kunnen
aanwijzente dien effectedat dezelve in regten overtuigd kan wordenniet als mede-
pligttge, maar als voor hen zelve gehandeld te hebben vVorden beschouwd, en op hen de
straffen bij het rste hd van artikel 99 worden toegepast.
Art. 102. Boete tegen overtredingwelke zónder blijkbare animus fraudandi, tot
verkorting der Stedelijke inkomsten zoude hebben ktmn'en aanleiding geven.
Alle overtredingen, daden en nalatingen, welke verkorting van den stedelijken accyns
konden ten gevolge hebheri, maar v^aaromtrens deschuldigen aantoonen, of de omstan
digheden blijkbaar maken; dat .dezelve niet opzettelijk tot verkorting van de stedelijke
accijns zijn gepleegd óf nagelaten, en waaromtrent bij de bijzondere ordonnantiën niet
reeds op eene andere wijze is voorzienmitsgaders alle zoodanige daden, nalatingen cn
omstandigheden, op welke bij de bijzondere ordonnantiën de boete bij dit artikel zijn
toegepast; zullen gestraft worden met de helft der boeten bepaald bij aftikel 99.
Art. 103. Boeteop verzuimde formaliteiten voorgeschreventot
handhaving van de goede heffing
Alle overtredingen, ulelke gfeene^ verkorting van dén stedelijken 'accijns konden ten
geVolge hebben, maar alleen van invloed zijn op de geregelde orde, in de heffing dei
middelen, en waaromtrent, bij de bijzondere ordonnantiënniet reeds op eene andere
wijze is voorzienmitsgaders alle daden nalatingen of omstandighedenop welke by de.
bijzondere ordonnantiën, dit artikel wordt toegepast; zullen gestraft worden met het
vierde gedeelte der boete, bij artikel 99 omschreven.
Art. 104. Voorziening omtrent de clandestine fabrijkentrafijken
molens en fabrijkaadjen
Bij bet ontdekken en in werking vinden vanbij de administratie onbekendeniet
aangegeven, of buiten derzelver weten opgèrigte fabrijken of trafijken, op welker faorij-
kaadje of bewerking de accijns gevestigd is, mitsgaders, het in werking vinden, van
die, welke als buiten activiteit waren aangegeven-; zullen; behalve.de boete als bovent
op fraude gesteldin verband met artikel 99de gevonden wordende accijns Subjecte
specienverbeurd zijn.
Aft. 105. Strafop herhaalde overtreding.:
Aan alle degene, die wegens gepleegde fraude, poging tot fraude of overtreding, meer
dan eene reize gecöndemneerd zijn gewordenzal de dubbele boeten worden opgelegd
en voor eenen bepaalden tijd die nimmer twee jaren zal mogen te boven gaanhet beneficie
van crediet, entrepót én uitvoer, met vrijdom van regten kunnen ontzegd wordendë
boete zal echter nimmer het maximum van het bepaaldebij dc onderscheidene artikelen
van dit Reglement, kunnen te boven gaan.
elfde; hoofdstuk.
Wijze van invordering der Stedelijke accijnsenbelastingenborgtogten
en boetendoor middel van regien.
Art. 106.
De invordering der verschuldigde stedelijke accijnsen en kosten zal geschiedenover
eenkomstig de wetvan den 29 April 1819.
Art. 107. Geen appel admissibel, zonder consignatie.
Geen appel of hooger beroep zal voor den gedaagdfcn kunnen plaats hebben, dan onder
productie van het bewijs, dat de gelden, bij vonnis vermeld, ten kantore van den Ont
vanger zijn geconsigneerd. (Zie artikel 6 der wet van 29 April 1819.)
Art. 108. Wijze van procederenin cas van boeten en contrayentien.
De fraudespogingen tot fraudes en overtredingen in zaken der plaatselijke accijnsen
mitsgaders het verzet of de tegenstand, die in derzelver heffingmogt worden ondervonden,,