A'. 1840. LEYDSCHE VRIJDAG, iiN*: 3« C O R A IV T. a7 MAARTj NEDERLANDEN. Letoen. 25 Maart. Men meldt uit *s Gravenhage van den 24sten Maart: In de zitting van de Tweede Kamer der Siaten Generaal van heden zijn weder vier verzoekschriften ingekomen, welke aan de Commissie tot de petitiën worden verzonden, als: i° een van P Clebante Amsterdam, die terugkomt op vroegere requaestenaan de ivamer ingezonden; 20. een van ingezetenen van Winschoten, betrekkelijk de herzie ning der grondwet; 3*, een van ingezetenen van Maastricht, over de herziening van art. 227 der grondwet, betrekkelijk de vrije drukpers, en 4®. een van van der Tuuk te Haarlem, nopens eenigë financiële maatregelen. De Commissie tot de verzoekschriften doet, bij monde van den heer Gouverneur verslag, op een requaest van landbouwers en veehouders te Nykerk, provincie Gelder land waaroij de verwerping verzocht wordt van het ontwerp houde»de daarstelltng eener belasting op liet rundvee ten behoeve van het v eefondshetwelk ter griffie wordt nedergelegd. De beraadslagingen over dat ontwerp worden geopend. De heer van Sytzama verklaart steeds een groot voorstander geweest te zijn van de wet van 1817; maar vermeende, dat het raadzamer ware eenc onderlinge verzekering daar te stellen, en kan niet goedkeuren, dat de veehouders bij uitsluiting dit veefonds zullen bekostigen. Hij noetnt dit eene eenzijdige belasting. Er bestaat geen gevaar, dat de afstemming der'wet buiten "s lands nadeelig zal werken Ook hare vaststelling wordt zoo drinuciid niet gevorderd. Uit dien noofde verklaart hij zich dan ook tegen deze tweeslachtige en onbepaalde wet. Bij herinnert daarbij wat er met de oorspronkelijke wet over dit onderwerp is voorgevallen. Het was eene willekeur van den roenmaligen Minister geweestdat hij, bij uc uitvoering der wet, daaraan eene uitlegging gegeven heeft, lijnregt strijdig met het doel en de strekking, waarmede zij was voorgesteld. Hij verlangt dan ook, dat bij de herziening o'zer Staats-insiellingeu zorg gedragen wordt, dac de Wetgevende Magt aan zich zelve het regt behoude om wetten uit te leggen, en dat alzoo alle resoluriën, disposition en circulairen van Ministers daardoor zullen komen te vervallen. Het ondet liavige onderwerp levert een voorbeeld op, wat men daarvan te verwachten heeft. Men leze toch de ministeriële circulaires en de disposition van 7 Sep tember 1816 en 15 -Mei 1818, waarin Zijne Exc. erkentdat de wet onuitvoerbaar was en uit dien hoofde haar eigeiunagcig heeft veranderd. Voorzeker, voor zoodanige daden moest een Minister ter verantwoording behooren geroepen te worden. De heer van Asch van IVijck neelt zich ten toordeele van het ontwerp verklaard, De heer Warin zal tegen de voordragt stemmen, niet zoozeer om redenen uit de wet getrokken, maar 0 ndat hij tegen het stijven van alle bijzondere kassen is, zoo lang het gebruik van \s lands penningen, door de ingezetenen opgebragtniet behoorlijk worde geregeld. uit fonds is toch een schakel van dat geheel, lietWelk zoo veel te wenscnen overlaat. De sprek r veemeent, dat het land achteruit gaat, en dit zes en twintig jaren het geval geweest is Men spreke hein toch niet van het graven van de Zuid-Willems- vaart, van hei Zcdenk Kanaal, van het Kanaal van Voorde. van den aanleg van. zoo vele straatwegen van de droogmaking van den Zuidpias 'en zoo vele andere werkenmeeren- deels tot her vak van den waterstaat betrekking hebbende. Hij erkent ook gaarne, dat het openbaar onderwijs hier te lande groote vorderingen heeft gemaakt. Maar van dat alles moer zoo veel onlief niet .gemaakt worden. Men stelle daartegen toch óver de ont zettende vermeerdering der Nationale schuld; Mén make dan onze balans 00, en dan zal men onzen ontzetrenden achteruitgang kunnen ontwaren Met lot gewaagt de spreker van de zorg, die er sinrs '815 besteed is tot instandhouding of vestiging van vele nuttige inrigtingen Maar bedroeven moet hij zich, wanneer hij nagaat, wat wij In 1814 waren en nu zijn Eeuwen tang heeft ons land ten toonbeeld gestrekt aan andere volken, we gels zijne orde, burgerlijke vrijheid en godsdienstige verdraagzaamheid Wij hebben de treurige gevolgen van burgertwist en vreemde overhetrsching ondervonden. Dat volk, bij hetwelk de ondervinding zoo heilzaam had gewei kt, dat van eene vreemde overheer- schinij zoo gelukkig was verlost, dat weder zelisrandig was geworden; dat volkhetwelk tot Hoofd van den Staat koos den oudste van dat geslacHt, aan welks naam zich de wel vaart en de vrijheden des lands verbinden zulk een volk had andere natiën kunnen voor bij «Teven Onge'iikkitï heeft men het te lendeèl gedaan. Men heeft de veerkracht der wèrkzamen tn den lande verlamd Men heeft de wetgeving en de handhaving der wetten verwaarloosd. Men heeft die verward en duister gemaakt. Thans gaat de'tijd, om de gestichte wanorde te herstellen, verloren. Alles is thans onzeker. Wij verlangen niets anders dan orde en rust De natie kenschetst zich op dit oo -enblik door haar vredelie- vend gedrag; maar men moet haar geduld niet ten uiterste drijvenzij is gelukkig be daard geene onrustsrokers zijn in staat het Nederlandsche volk in beweginu te brengen maar ook aan bet grootste geduld is een einde, en wanneer het eens ten einde geloopen most zijnwie zal dan de vaart stuiten Reeds drie der zes maanden zijn verloopen gedurende welke wij dachten veel gevorderd te -zullen zijn. Helaaswij zijn op den huidigen dag nog geen stap vot rwaarts geeaan. Bij het onJerzoek der nieuw voorge stelde wetten in de afdeelingen zal dit ras blykën. De spreker stemt tegen de wet. De heer Oorver-Hooft heeft zich almede tegen de voordragt verklaard, alleen omdat het daarbij geheel onzeker wordt gelaten, wanneer er al dan niet schadevergoeding uit het veefonds zal verstrekt worden. De heer van Sytzamaantwoordende op fietgene door vorige sprekers gezegd is, geeft de meening te kennen, dat het dooden van vee plaats heeft in het algemeen' belang, en dat derhalve de daarvoor te verleenen vergoeding ook uit de opgebragte algemèene lasten des lands moet worden gevonden. Zijne Exc. de Minister van Buitenlandsche Zaken, onder wiens beheer de Administratie van de Nationale Nijverheid en het daaronder benoorend veefonds staat,.heeft het ont werp verdedigd. Hij heeft het doel en de strekking van het veefonds ontwikkeld en de bedenkingen wederlegd die tegen het voorstel der Regering waren gemaakt. Het doel van het fonds is eenvoudig ditdat er door eene ongevoelige en geringe bijdrage in de bevestiging van den veestapel wordt voorzien. Sints 1830 waren de' renten van het fonds voldoende om de uitgaven te bestrijden. Over het algemeen heeft de instelling aan het doel beantwoord. Ware de longziekte niet ontstaan, dan ware de voordragt niet nnodig geweest Met haar zal deze nuttige instelling in stand gehouden kur.i tn "worden. Het daardoor te leggen bezwaar zal naauwelijks worden bespeurd. Zijne Exc. onderzoekt vervolgens de door sommige aangegeven miduelen, waarooif buiten deze voordragt het zelfde doel zou kunnen worden bereikr. Zijne Exc tracht aan te toonendat «een daarvan aannemelijk is. Het is er verre af, dat deze wet alleen het belang van de veehouders op het oog zou hebben; haar doel is alleen het behoud van den veestanel; de handhaving der maatregelenwelke strekken kunnen de aanstekende ziekten onder liet vee te voor komen of teeen re gaan. Indien Zijne Exc kiezen moest tusuhen de onderscheiden stelsels, welke aangegeven zijn. zou hij verklaren liever geene, dan te veel schrdever- goeaing te willen geven. 7ijne Exc. doet zien dat de opgerigte waarborg maatschappijen voor het vee, welke zich hier of daar mogten gevesti«d hebben over het algemeen niet zeer gelukkig zijn geslaagd Wijders betoogt Zijne Exc. dat er eene solidariteit tusschen het verledene, het tegenwoordige en de toekomst is gevestigd, en dat, indien men thans, nopens dit onderwerp een ander stelsel roogt volgendaardoor de regren van vele ge westen die in den laatsten tijd geene schadevergoeding hebben erlangdgrootelijks zouden lijden. Zijne Exc. deelt mede dat, volgens de in de laatste dagen ontvangen berigten, de longziekte onder het vee ook in eenige streken van Noord Holland vorderin gen heeft gemaakt. Ziine Exc. houdt het er voor dat, hij eene aanneming van dit wets- ontwerp, het fonds voldoende gestijfd en in staat gesteld zal worden, om in de behoeften te voorzien. Dan zal de Regering toch jaarlijks eene som van f 120,000 voor vergoeding beschikbaar hebben. Wat er gebeuren moet, wanneer de zaken ongelukkiglijk eenen anderen keer mogten nemen, dit is een pi-nt dat de wetgever np het oogenblik niet kan vooruitloopen. By eene verwerping der wet zouden de vergoedingen integendeel dadelijk moeten ophouden Zij zou een gevoeligen slag toebrengen aan den veesranelzij zou een nieuw bewijs leveren dat eene te ver gedrevene zuch' naar het betere dikwerf de vijand van het goede is. Zijne Exc. vermeent dat eene twintigjarige ondervinding genoegzaam hteft doen ziendat er ten aanzien van het verleenen van schadevergoeding altijd zonder aanzien des persoons is te werk gegaan. Overigens houdt de Minister het er voor, dat dit entwerp niet in her minste verband staat töt de financien van den Staat, ja, wel Integendeeldat het veefonds is eene instelling geheel óp zich Zelve staande Zijne Exc. vermeent dat de gegeven vergoeding van een vjjfde der geleden vèriiézen voldoende is 6m den veestapel te behouden. Ten slotte verklaart de Minister, dit de Rëgering zich zelve bewust isimmers in de laatste drie jarenaan de op haar rustende verpligtingeii ten aanzien van het veefonds vólkomen te hébben Vördaan. De beer Cett heeft zich nog tegen en de heer de Jonge voor het ontwerp verklaard hetwelk door den Minister nog uader toegelicht en door deu heer van Sytzama b\j her haling best reilen is, die inzonderheid klaagde over de ongelijkmatigheid der verleendé schadevergoeding. Niemand rmei het woord vragende, worden de beraadslagingen gesloten verklaard, en het ontwerp in omvraag gtbragt, waarvan het resultaat is, dat het wordt aangenomen met eene meerderheid van 31 tegen 16 stemmen. Voor hebben gestemd de heeren: van HemertBoddaertDijchmeesterVerwey-Mejan Repelaerde Jongevan Asch van fVijckKniphorstRommeSundberg Star Busman van Tuyll van HeezeCliffordd'Escuiy, van Hoorn van Burgh, BruceRöellIVij' naenats, van den VeldeDruyvesteynHinlopenvan de PollHooft Iz.IVeertsvan de MortelBackerGockinga Luzucde la CourtBeelaerts Frets en van S winde ren. Tegen hebben gestemd de heeren; fVarinLuyben Birikesvan Nagel lVvf huis Corver-HooftBrongers GouverneurSnouck- Hurgronje van der Gronden Schimmel- pen ui nekRengersvan Sytzamavan Rappardvan Meeuwen en Cats. INieis meer aan de orde van den dag zijnde, gaat de vergadering uiteen. Znne Maj. heeft benoemd tot Ridders van de orde van den Nederland, ichen Leeuw F, J. TimmermansColonel-inspecteur en van der Smissen 9 Colonol der artillerie, beiden in de Oost-Indien. Tot Vice-President bij het Hoog-Geregtshof in Nederlandsch-Indie, is bij besluit van Zijne Maj. van 19 February I. 1. benoemd Mr. H, J, lloo geveen, tot Predikant der eerste klasse bij de Protestantsche gemeente in Indie, J. G. G. Bierhaus, en tot Predikanten van de derde klasse J. en J. J, Scheuer Van Regeringswege is de Colonel Bake, Directeur der Grofsmederij te Leydengecommitteerd geworden, om zich naar Engeland te begeven* ten einde toezigt te houden over de aldaar vervaardigd wordende ijzeren staven, voor den spoorweg van Amsterdam naar Arnhem. H. K. K. H. Mevrouw de Prinses van Oranje heeft aan het te Rot. terdam gevestigde genootschap ter afschaffing van het gebruik van sterken drank, eene gift in bankpapier doen toekomen. In het Algemeen Handelsblad van heden leest men de volgende corres pondentie uit *s Grivenhage van den 25sten Maart: Ik haast mij u de hoogstgewigtige tijding mede te deelendat Zijne Maj. de Koning gisteren avond zqn bepaald besluit kenbaar heeft gemaakt, om van het huwelijk met de Gravin d* Qultremont af te zien. Te Amsterdam is den 24sten Maart in de Luthersche kerk het openbaar versfag gedaan van den staat der stads-armschoien aldaar. Uit hetzelve bleek dat in het jl. voorjaar 2604 jongelingen en 2453 meisjesin het geheel 5057 leerlingen werden onderwezen; in het najaar bedroeg het getal leerlingen 5095, namelijk 2623 jongens en 2472 meisjes, zoodat het gemiddelde getal is 5076. De avondscholen weiden door 621 jongens en 528 meisjes te zamen 1149 teerlingen bezocht. In het voorgaande jaar waren er 1242 kinderen ont slagen, een betrekkelijk klein getal van 80 werden om wangedrag of verzuim afgeschreven; 184 bekwamen ontslag met loffelijk getuigschrift. Deze waren dus de maatschappij ingetreden; en men verwacht dat zij nuttige leden van dezelve zullen uitmaken. Dat althans het onderwijs op de scholen goede vruchten voortbrengt, blijkt daaruit, dat, daar curatoren gewoon zijn aan hen, die gedurende 2 jaren na 'hun ontslag zich goed gedragen hebben, een geschenk in zilverwerk te vereeren, gedurende 21 jaren aan honderden die bewijs van goedkeuring was gegeven, terwijl niet één ooit deze gunst geheel onwaardig was bevonden. Na eene algemeene inschrijving bleek het, dat 1669 kinderen wenschten geplaatst te worden; dat getal, gevoegd bij 814 canoidaten maakte 2483 waarvan in October 1302 geplaatst waren, zoodat er nog 1181 overig zijn. Eene berekening deed zien, dat de kinderen op de minst voordeelige wijze met hun 9de, op het voordeeligst op hun 7de jaar geplaatst worden. De Hollandsche leden der Commissie tot liquidatie der Belgische schuld, heboen den 24$cen dezer te Utrecht weder eene byeenkomst gehad; de Bel. gische leden waren aldaar nog niet aangekomen. Uit Nymegen schrijft men, dat, ter vervanging van den Hertog van Saksen-tPeimarhet bevel over de 2de divisie voorloopig is opgedragen, aan den Generaal-Majoor van Quadt van Huchttnberg% met bepaling om zijn hoofdkwartier te Utrecht te vestigen. Het getal inwoners te Arnhem, bedroeg op den isten Januarij dezes jaars 16,758; zijnde 7,976 van het manneliik geslacht, als 5,161 ongehuw. den, 2,599 genuwden en 216 weduwnaars; 8,782 van het vrouwelijK geslacht, als 5,564 ongefiuwden, 2,556 gehuwden en 662 weduwen; waaronder 9,113 Protestanten, 7,233 Roomsch-Katholijken399 Israëliten en 13 van niet ge. noemde gezindheden. (Onder het geheele getal zijn mede begrepen 468 mi litairen.) Het getal huizen bedroeg 2,609 en dat der huisgezinnen 3,261. Het getal jongsmans van 20 tot 25 jaar bedroeg 417, en dat der jonge doch. ters van gelijken ouderdom 797. Te Zwolle zal in den loop van dit jaar eene tentoonstelling gehouden worden var voorwerpen van nijverheid uit de provincie Drenthe. Te Neuzen hebben den ipden dezer hunne 6oiarige echtvereeniging gevierd J, Dregmansoud 82 en Scheeltoud 78 jaren; beiden genoten de beste gezondheid. De Hoogleeraar Muurling heeft hec beroep naar de Hoogeschool van Groningen aangenomen. De staat der bevolking van de stad Grave, was op den isten Januarij dezes jaars, de volgende: Het aantal huizen was 388, dat der huisgezinnen 624; mannelijk geslachr: ongehuwden 678, gehuwden 381, weduwnaars 37, te zamen 1096; vrouwelijk geslacht: ongehuwden 860, gehuwden 389, we. duwen 144, te zamen 1390, generaal totaal 2486; van welke 2,300 behooren tot de Roomsch-Katholijken, 131 tot de Protestanten en 55 tot de Israëliten. Het garnizoen bestond uit 953 personen. De bevolking bedroeg derhalve met het garnizoen 3439. O O S T - I N D I E. Uit Batavii meldt men van 32 October, dat aldaar den ijden bevorens was ingekomen de oorlogsschoener Janus, op sleeptouw hebbende deNeder- land-che bark Jatle, nadat dit vaartuig op eene droogte tnaschen de Duizend Eilanden vervallen en door den Jutiut waa gered geworden. Omtrent dit voorval wordt het volgende in de |avasche courant medegedeeld: Aan boord van den schoener Janus werd den ióden dezer, des ntmiddags ten half zéa ure, tusschen de bedoelde eilsnden, een bark gezien, die de frièderlïrtdüche vlag verkeerd had waaijen en eenige noodschoten deed, ter- wijl van dezelve eene aloep aan boord van den schoener kwam, met de ken- hlügive, flat het In nood zijnde vaartuig de bark Jane was, die, van Sinca. poert kotbeftde, door verleiding van strooni tusschen de Duizend Eilanden gei rokken ett, door het niet honden der anker*t in zeer aanmerkelijke en ongelijke dieptenop een rif was vastgeraakt en gewtldlg «coüttèwesh»iv«

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1