XI 1840. r%*. LEYDSCHE NEDERLANDEN. Letden, i8 Februirij. f U R K Y E. WOENSDAG, COURANT. 19 FEBRUARIJ; Men meldt nit 'sGravenhage vtn den i^den February: Zijne Mij. heeft benoemd tot Burgemeester en-Secretaris van Schooien c.a., Jhr. Mr ,J. P. Teding van Berkhout Jr., en tot Secretaris van Clinge E.N.F. /fpers. Zijne Maj. heeft, bij besluit van den 9den dezer, tot President van het Provinciaal Kerkbestuur van Noord-Brabandter vervanging van wijlen den heer S. G. Print, benoemd den heer O. IV. Pope, lid van gezegd bestuur en Predikant te Heusdéh. Bij onderscheidene besluiten heeft Zyhè Maj. bewilligd in de verdub beling van het kapitaal der werktuigelijke vaattnakerij te 'a Gravenhage, welk kapitaal, oorspronkelgk groot 110,000, dienvolgens thans bepaald is ep ƒ140,000, verdeeld in i4oaandeelen, ieder groot 1000. Vóórden gisten Maart 1841 zullen de nog overgebleven 4.0 aandeden geplaatst moeten zijn. Bij de optigting dezer maatschappij had Zijne Maj. in dezelve deel genomen voor vl)f aanaeelen voor zichzelven, en het fonds der Nationale Nijverheid mede voor vijf aandeden. Thans heeft Zijne Maj. in de vermeerdering van kapitaal wederom deel genomen voor vijf aandeden en voor het fonds der Nationale Nijverheid mede voor vijf aandeden. Baron van Doorn van fVest- Kapelle, Secretaris van Staat, heeft voor zichzelven vier aandeelen genomen. Aanstaanden Donderdag ia er bal bij Z. K. H. den Prins van Oranje; er zijn tot hetzelve een groot aantal personen genoodigd. Zijne Exc. de Directeur van Oorlog heeft dezer degen de volgende circulaire gezonden aan de Gouverneurs der provinciën: Het heeft Zijne Maj. behaagd mij te magtigen, om dadelyk, nadat de door Hoogstdenzelven bevolen egalisatie der vrywilligers, bedoeld bij mijnè aanschrijving van den 5den dezer, N°. 19, zal zijn tot stand gebragt, de vereischte bevelen uit te vaardigen, dat alle de miliciens van de ligtlngen van 1838 en 1839, thans in actieve dienst bij de corpsen infanterie, onver, wijld in het genot van groot verlof worden gesteld, Dien ten gevolge heb ik goedgevonden te bepalen: I*. Dat, zoodra de egalisatie der vrijwilligers, invoege als bij mijne hier. voren aangehaalde depêche voorgeschreven, zal hebben plaats gehad, de Veld-baialjóni op de hoogstmogelijke sterkte, en ten minste op die van 150 h 360 vrijwillig aangeworven soldaten, zal worden gebragt. 3°, Dat alle de vrijwillig aangeworven soldaten, die by de school-corn, pagnien zijn gedetacheerd, met uitzondering vain de vrijwilligers, dingende naar den rang van offcier, naar hunne respective Compagnien zuilen worden teruggezonden, ten einde daarby weder dienst te doen. 3°. Dat daarna alle de miliciens van de ligtingen van 1838 en 1839, de zonder loting ingelijfden alleen uitgezondeid, in het genot van groot verlof zullen worden gesteld. 4°. Dat, wanneer het, in het een of ander garnizoen, ie verhouding tot de aller noodwendigste behoefte van de dienst, niet mogelijk mogt worden geacht, alle de miliciens der twee genoemde ligtingen dadelyk en gelijktijdig me. groot verlor te zenden, alsdan, zoo veel miliciens der laatstgemelde ligting onder de wapenen zullen mogen worden gehouden, als volstrekt noodzakelijk-zal worden bevonden, in welk geval de plaatsvervangers daar. voor allereerst zullen moeten worden gedesigneerd. 50. Dat de bij mijne aanschrijving van den 30 Januarij I. I., N°. 19, ge geven voorschriften, opzigtelijk het vertrek met groot verlof van een ge deelte der miliciens van 1838, voor zoo veel noodig en mogelijk, op de hier bedoelde met hetzelfde verlof te zenden manschappen zullen moeten worden toegepast. 6*. Dat de Chefs'der corpsen, mU zoo spoedig doenlijk, een algemeen verslag, nopens den afloop dezer verrigting zullen inzenden. By eene missive van Zyne Exc. den Minister van Binnenlandsche Zaken zijn de Gouverneurs der provinciën verzocht, om den Minister, vóór of uiter lyk op den isten July aanstaande te willen doen geworden de met de meest mogelijke naanwkeurigheid opgemaakte tabellen nopens de instellingen van weldadigheid in hunne provincie voor het dienstjaar 1839. Met leedwezen heeft Zijne Exc. opgemerkt, dat in het algemeen het getal der besturen van instellingen van weldadigheid, van welke de vereischte inlichtingen niet wor den ontvangenvoor de dienst van 1838 weder grooter is geweest dan voor 1837. Naar men verneemt is door het veefonds over de jongste tien jaren 1830 tot 1840, betaald, voor 471 runderen, aan gewone ziekten gevallen, f10,906; daarentegen is over de jongste drie jaren, 1837 tot en met 1839, Wegens 18,469 runderen, aan de longziekte gestorven 678,089. 85 betaald. Voor paarden is over de tien jeten 1830-1840 voor 1117 gevallen stuks, 53,464.50 betaald. Den laatstee December 1838 bedroeg het kapitaal van het fonds ini jpCts. inschrijvingen op het Grootboek Nat. Werk. Schuld, 4,957,000, waarvan In 1839 is verkocht voor 400,000. Naar men verneemt is de Regering voornemens, ten gevolge der in de af- deelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gemaakte bedenkingen, ten sanzien van het ontwerp van wet tot weder-invoering eener belasting op de runderen, paarden en schapen, ten behoeve van het fonds van den land bouw onderscheidene wijzigingen in dat ontwerp aan de vertegenwoor. diging voor te dragen. Onder anderen zou de belasting niet van het achttal schapen, gelyk vroeger voorgesteld is, maar wel van het tiental ichapen worden geheven, en ook dan tien centa bedragen, zoodat eigenlijk één cent Voor ieder schaap jaarlijks zal worden geheven. Wijders zou nog voorge steld worden te bepalen, dat er, ter goedmaking van de kosten vanbeschrij. Ving, ontvangloonen en kosten voor het onderhoud der kohieren en staten, boven de belasting zal worden geheven zeven ten honderddat zoo wel de kohieren en staten als alle andere stukken, bescheiden en declaratoiren, welke krachtens deze wet benoodigd zullen zijn, geheel vrijgesteld worden van tegel- en registratie-rcgtcndat de gelden, uit de opbrengst dezer belas- ting voortspruitende, zullen worden geadministreerd, overeenkomstig de bepalingen, op 's lands comptabiliteit vastgesteld; en dat deze gelden, voor zoo verre zy niet dadelijk tot nut van de veeteelt en den landbouw moeten Worden gebruikt, op het Grootboek der Nat. Schuld zullen worden inge schreven enz. Dagelijks komen alhier transporten militairen van alle afdeelingen aan, bestemd om bij de afdeeling grenadiers te worden ingelijfd. Morgen, Dingsdag, zullen, naar men verneemt, de miticiena van de ligting van 1839, behoorende tot het iste bat. jagers en de afdeeling grenadiers met onbepaald verlof, uit deze Residentie huiswaarts worden gezonden. Men verzekert, dat het iste bataljon jagers, alhier In garnizoen, met Maan aanstaande, naar Leeuwarden zal worden gezonden. Gisteren Zijn in de Roomsch-Katholijke kapel op het Binnenhof alhier, twee personen betrapt op beurzensnijderijdie reeds vroeger in handen der justitie zijn geweest, wegens hetzelfde misdrijf, terwijl de oudste hunner, een zeer bejaard man, vóór gojaren reeds, te Amsterdam eene lijfstraf had ondergaan. Men verneemt, dat op die personen, behalve artikelen van waar de, ook eene niet onaanzienlijke somme gelds gevonden is. Blijkens de laatst gehoudene tienjarige volkstelling, bestond de stad Alkmaar, op den isten January 1840, uit 4,666 zielen van het mannelijke en 5,169 van liet vrouwelijke geslacht, te zamen uitmakende 9,835; waar. van 5,457 behoorende tot de Protestansche, 4,170 rot de Roomsch-Katha. Iflke, 187 tot de Israëlitische en 11 tot niet genoemde gezindheden. Bij de laatste volkstelling is gebleken, dat de stad Deventer 14,007 zielen bevat6,579 van het mannelyke en 7,418 van het vrouwelyke geslacht, welke verdeeld zijn in 10,339 Protestanten, 3,386Roomsch-Katholijken, 380 Israëliten en 1 tot de niet genoemde gezindten behoorende. Het garnizoen is onder deze opgaaf niet begrepen, Üit den staat van de bevolking op den isten Januarij 1840, der ge. meente Kampen, blijkt dat het getal inwoners bedraagt 9,073te weten: Pró. testanten 7,340; Roomsch-Katholijken 1,571; Israëliten 361. In tegenspraik met hetgeen voor weinige dagen berlgt is, dat de Griek, sche Gezant aan het Turksch Hof, Zographos, zyne onderhandelingen over een te sluiten handels-tractaat tusschen Turkye en Griekenland niet tot een gewenscht einde kon brengen en daarom dezelve gestaakt had, wordt van si Januarij uit Konstantinopel geschreven, dat die onderhandelingen integen. deel den raitsten tijd eene gunstige wending hadden genomen en er een handels-tractaat, op dezelfde beginselen gevestigd, als hetgeen in 1838 tus. schen de Porte en Engeland gesloten wasdoor genoemden Gezantdie op zijn vertrek stond, zou geteekend worden, RUSLAND. Een gepensionneerd soldsst heeft van Z. M. den Keizer een zilveren mé. daille ten geschenke ontvangen, met bet opschrift: voor getrouwe pligtsbe. trachting, en daarenboven 100 zilveren roebels, omdat by zijn zoon, die als soldaat diende, doch gedeserteerd was, niet éénen nacht zelfs huisves. ting wilde geven, maar dadelijk aan het Bestuur overleverde. Het vólgende wordt omtrent de expeditie tegen Chiwa medegedeeld: Ten gevolge van de verklaring omtrent de redenen en het doel der militaire operatien tegen Chiwa, trok het door Z. M. den Keizer aan het bevel van den Generaal-Adjudant Perowskj toevertrouwde detachement den I7den (39) November vin Orenburg uit. Den i7den December bereikte het Bisch Ta- mak, eene plaats, die 370 werst van genoemde stad verwyderd is, waarden i8den rustdag gehouden en de verjaardag des Keizers In het leger door een groot Te Deum gevierd werd. Den ipden hervatte het detachement, na zich op nieuw van paardenvoeder en van hout voorzien te hebben, zijnen togt, en den 3isten December bereikte hetzelve bet eerste versterkte punt te Aly-Jakschieaan de rivier Embi, Tot aan die plaats heeft het detachement alle moeijeiykheden van eenen marsch in den winter en midden door de step. pen gelukkig overwonnen. Ondanks de voortdurend gestrenge vorst, die tot 33 graad Reaumur gestegen was, heeft niemand daaronder geleden. De ge zondheid der manschappen wordt door den overvloed van proviand en van alle andere middelen, die bet detachement met zich voert, in den besten toestand onderhouden. Gedurende den marsch werd door de bewoners van de steppen aan den Generail Perowskj berigt, dat een corps troepen uit Chiwa in aantogt was tegen de verschansing, die in den zomer van 1839 by Ak-Bulak, 180 werst ten zuiden van de Embiopgeworpen was. Dit berigt werd ten volle be vestigd. Den 3osten December tastte een corps van 1000 Chlwaërs onver wacht de verschansingen van Ak-Ëulak aan, maar werd door de bezetting met nadruk ontvangen en na een levendig geweervuur, waardoor wij niet één man verlorenteruggeslagen, Bij zijnen terugtogt tastte dit corps den 3isten, werst van Ak-Bulak, een tnnsport aan, hetwelk van het fort San deEmba naar eerstgemelde plaats gebragt moest worden, onder geleide van eene compagnie infanterie en eenê compagnie Kozakken uit Orenburg. De Chiwaërs omsingelden deze troepen, die geehé artillerie bij zich bidden, hielden ze vier en twintig uren lang ingesloten en tastten ze bjj herhaling det woede aan, maar werden telkens met verlies afgeslagen en ren laatste gedwongen om voor ons zwakke deta chement, waarian zij geen leed verniogten toe te brengen, het Veld te rui men, zonder zelfs den tijd te hebben Om hunne dooden mede te voeren. De tweede Kapitein Jerofejef, die hier het bevel over onze troepen voerde, bragt zijn transport onbeschadigd te Ak-Bulak aan, nadat hij niet meer dan 5 dooden verloren had. Het getal gekwetsten bij zyn detachement bedroeg elf, De afdeeling van den Generaal Perowskj zou zich vijf of zet dagen bij de verschansing aan de Emba ophouden, om nit te rusten en het een en ander voor de verdere voortzetting van den togt voor te bereiden. Vervolgens zou zij onmiddelyk ovar Ak-Bulak naar het gebied van Chiwa op weg gaan. Op den dag van het laatste berigt, zijnde den öden Januarijbevond de afdeeling zich in den meest gewenschten toestand. In de provinciën aan de Zwarte zee heerschte er onder de troepen, op het einde der vorige maand, eene ongewone beweging. De manschappen, die in de Krim verspreid lagen, zyn te Sebastopol vereenigd en zouden ingescheept worden; niettegenstaande bet ijs, dat de kost omgaf, de scheep, vaart nog zeer gevaarlijk maakte. SPANJE. Bij de thans in Spanje byna afgeloopen verkiezingen is de gewezen Minister, die eenmaal zooveel naam'hadMcndizabaizelfs niet eens tot lidmaar slechts tot plaatsvervanger in de Cortes benoemd. Er loopen te Madrid geruchten rond van eene wijziging in hét Ministerie, De Cortes zouden den 18 February bijeenkomen. Daar weder benden Carlisten het lattd doorzwervenkómen de posten van VslenciaArragon en Alicante te Madrid niet geregeld aan. De toebereidselen tot eenen Csrlistischen opstand in de BsskisËhe pro vinciën worden me; ijver voortgezet; zooals gemeld is worden Zjj door voor. milige officieren vin Don Carlos bestuurd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1