fengYs, Heer van (Garoux, VorouxOssogne enz., Ridder, Cezant van Jan
van Heinsbergen, Bisschop van Luik, allen overheerlijk en hunner zending
waardiglijk uitgedost, met schitterenden kleederenpracht, en onder hen
vooral Willebrand van Lannoy, gekleed in blaauw fluweel, met gpud
gestikt roode hoosen en satijnen Kaproen, met edele gesteenten bezet.
Op deze volgden 8 Ridders te paard, Walraven, Hertog van Heidelberg,
Jan, Bastaard van Gelder, Jan van der Vliet, Hendrik van Renesse-,
Hendrik van Per ijn, Hendrik van Voorhout, Jan van Arkel, Heer
van Heukelom en Locncn, en Otto van Buren; deze behoorden tot dg Bond.
genooten van den Hertog, in voile wapenrusting en schitterende wapenrok
ken de Hertog van Heidelberg en Hendrik van Renesse trokken boven
anderen de aandacht tot zich.
De 4 Burgemeesters van Delft,DomanJansz., Willem Klaasz. de Heuiter,
Jan HendRiksz. van Groenewegen en Albrecht Beukelsz., waren in den
trant gekleed als die van Leyden, van welke wij hierboven gewag maakten.
Bijzonder goed effect maakten de daarop volgende 4 Minderbroeders, 3
Predikmonniken en 6 Karmelieten, in bij die onderscheiden order gewone
kleederdragt.
De Valkenier, in een raam gaande, waarop zes Valken met kappen en
bellen trok wegens de vreemdheid van dat gezigt bijzonder de aandacht;
naast hem ging een Jager van den Hertog, .met twee lange jagthonden en
een zwijnspriet in de hand, en daarop Adriaan van der Woert, Opperhout
vester dan Holland, hebbende op den rug een waldhoorn hangende en op
zijne regterhand eene valk.
Verder merkte men op Hendrik WIllemsz., Dijdgraaf van Holland én
den Hofmeester des Hertogs, Lodewijk van Praat, heer van Moer kerke.
Deze laatste vooral was allerschoonst uitgedoscht. Verder volgden Laurens
Evertsz. en Simon Aartsz., Fouriers van den Hertog, en na hen 4 Maara
Chalken van den Hertog te paard, Willem Gillisz. Jan Karelsz., Engel,
bert Wolferdsz. en Wouter Severijnsz. met blaauwe tootschoenen, witte
boozen, de jakken blaauw enwitgeruit van Beijeren en blaauwe punthoeden.
Daarop zag men 5 Kamerlingen, Hofbedienden des Hertogs, 3Chirurgijns
in het leger des Hertogs, Gerrit Beukelsz., Willem Gerbrandsz.en Dirk
Pietersz., 6 aanzienlijke Kabeljaauwsch-gezinde Leidenaren, die voor het
beleg waren uitgeweken, Willem Arendsz., Bartiiolomeus Immesz., Jakob
IJsbrandsz. van der Laen Arend Jan Goedensz., Pieter van Leiden
Dirksz. en Wermbout Jansz.
Nu volgden 10 Speerdragers uit Rotterdam, gekleed in het groen met
witte streep van voren en van achteren, voorafgegaan van hunnenBevelheb.
ber Jan Boninc uit Rotterdam, en eenen Wimpeldrager.
Achter deze, 15 zwaar gewapende Voetknechten uit Gouda, geheel ge
harnast, gewapend met Morgensterren, zijnde knodsen, voorzien van boven
met eenen ijzeren bal met punten, voorgegaan door hunnen Wimpeldrager
en hun Overste, Barend van der Goude.
De geheele trein werd gesloten door acht ruiters te paard, met Frank
van Borselen, Schildknaap, aan hun hoofd. Deze Ruiteri waren naar de
hoofdkleur van van Borselens wapen in het zwart gekleed en verder even
als de eerste Ruiters gewapend.
De optogt werd geregeld door 10 Commissarissen, voorstellende even zoo
veel Schildknapen, Wapenherauten van Holland en Zeeland, namenlijk van
Holland, Gerrit van Steenvoorde, FrederIK van Zeevenaar, Hendrik
van Velthuizen, Wijt van Loo en Frank van Bijland, en van Zeeland,
Nikolaas Kervink van Reimerswaal, Adelbert van Arnemuiden, Wijt
van Blois, Jan van Wenoelingen en Jan van Sabbingen, voorgesteld
door de HH. Studenten A. H. Hartman Drabbe, P. H. J. Wellenbergh,
W. J. A. Jonckbloet, E. Quarles van UffordJ. A. Enschedé; J. B.
Veriieyen G. de Vries Az., P. Halbertsma, W. L. Overduyn en A.
F. X. Luyben, gekleed met jakken van onderscheiden kleuren, op het hoold
een kaproen, over het jak een wapenrok afhangende tot de kniën; dezelve
was, wat die van Holland aangaat, geel met roode leeuwen, die van Zee.
land, geel met halve roode leeuwen uit de blaauwe en witte baren uitko.
mende, met herauten-staf in de hand en den dolk op zijde.
Eindeljjk merken wij hier nog op, dat het sommigen aanschouwer» vreemd
zal voorgekomen zijn, het gelaat van Ridders, Edelen en Aanzienlijken niet
met snorren, baard enz. te hebben zien prijken; doch wij willen hun herin,
nerd hebben, dat ter dier tijden de fatzoenlijke lieden al het haar van het
aangezigt scheerden en het hoofdhaar gedragen werd rondom het hoofd tot
aan den hals nederhangende en het voorhoofd geheel vrij; welke manier van
haardragt ook zeer naauwkeurig is uitgedrukt geworden.
Het weder begunstigde boven verwachtig dezen optogtdie dan ook een on.
noemelijk getal toeschouwers hsd uitgelokt, denzelven te komen bezigtigen.
Bij deze gelegenheid werd het corps Studenten vereerd met de tegenwoor.
digheid vin Z. K. H. den Prins van Oranje en Hoogstdeszelfs Dochter, en
H. K. H. de Erfprlnses van Oranje, die alle bq Z. K. H. Prins rllexan'
der, op de Steenschuur, afstapten, alwaar de trein drie maal is voorbij
gegaan. Behalve Hoogstdezelvemerkte men meer andere aanzienlijken
uit 's Gravenhage, Rotterdam, Delft, Amsterdam en verder uit alle omlig,
gendeplaatsen en dorpen op; daar het juist marktdag was, was er in de stad
den ganschen dag eene bijzondere levendigheid en bedrijvigheid, die men
zelden zoo als op dien dag opmerkte. Ofschoon vooral ook des avonds onze
straten wemelden van menschen, zoo is de afloop van deze Maskerade, op.
geluisterd door het licht van 300 fakkels, bijzonder gunstig uitgevallen,
althans ons is niet eenig ongeval ter ooren gekomen.
Wij kunnen aan het slot van du ons beknopt en zeer onvolledig verhaal
niet voorbij, om zoowel eenen ruimen en allezins billijken lof toe te zwaaijen
aan HH. Studenten, die deel in den optogt gehad hebben, en aan de HH.
Commissarissen in het bijzonder, voor het genoegen niet alleen, dat zij aan
de bewoners der aloude Akademie-stadalsmede aan de duizende toeschou.
wers vin elders, dezen avond hebben verschaft, maar ook voorde uitne.
mend goede en schoone wijze, waarop alles was ingerigt en werd uitgevoerd.
Lang nog mogen zij bijzondere genoegdoening over de Maskerade en de
welwillende toegenegenheid van Leidens ingezetenen genieten 1
Leyden, ii Februari).
Met genoegen hebben wij thans de proefplaat der Maskerade bij den Boek.
handelaar P. Engels aanschouwd, welke heden voor de belanghebbenden ter
bezigtiging is; dezelve is meesterlijk door den heer C. L. Cornet geteekend
en zal niets te wenschen overlaten; een zeer fraaije rand omvat dezelve,
doorvlogten met de wapenen bij de Maskerade gebruikt; de beelden zijn
zeer duidelijk en juist geteekend, en alles zeer smaakvol vervaardigd. Ook
vernemen wij, dat de Inteekening tot de uitgave (zijnde primo Maart) Zal
opengesteld blijven.
Uit 's Gravenhage meldt men van den loden Februarijs
Het is bekend dat sedert lang te Vlissingen eene Commissie is zatnenge.
steld, welke zich bezig houdt met de oprigting, zoo mogelijk, van een
gedenkteeken gewijd aan de nagedachtenis van den onsterfelijken Vlootvoogd
de Ruyter, en dat zijalvorens tot de verwezenlijking van dit ontwerp over
te gaan, verbeidde, dat er eene toereikende som tot dat doel was bij een
gegaard. Thans verneemt men, dat Z. K. H. de Prins van Oranje, kennii
bekomen hebbende van de oorzaakwelke de uitvoering van dit roemrijk
gedenkteeken tegenhield, dadelijk aan de Commissie eene som van vijftien
honderd gulden heeft doen toekomen. Door deze edelmoedige bijdrage van
Z. K. H. wordt de moeijelijkheld opgeheven, die de vervulling vin een zoo
.nationaal verlangen tegenhield.
Z. K. H. de Prins van Oranje heeft de bultenpiaaisen Rustenburg en
Oosthoek, en verdere uitgebreide goederen, gelegen aan den Loosduinschen
Straatweg, in de nabijheid dezer Residentie, en toebehoord hebbende aan de
familie van van der Goes, voor eene aanzienlijke som (men spreekt van
124,000), aangekocht.
Het corps muzijkamen van het 2de of flankbataljon grenadiers is in
deze Residentie ontbonden, welk corps zich, onder directie van den be
kwamen majoor-hoornblazer, Mennisvoordeelig onderscheidde.
Het heeft Zijne Maj. behaagd, om een door den heer H. C. J. Jong-
bluth, Commies-hoofd-ambtenaar bij de AlgemeeneRekenkamer vervaardigd,
en aan Hoogsidenzelven aangeboden handschrift, bevattende, onder anderen
eene naamlijst van de leden der Generaliteiis-Rekenkamer, opgerigt in 1608
en van de daarvan opgevolgde collegien, tot en met de tegenwoordige Alge.
meene Rekenkamer, mitsgaders van verdere hooge ambtenaren, nog in vroe
gere tijden in 'slanas dienst geweest zijnde, ten behoeve van het Rijk over
te nemen en dien verdienstelijken ambtenaar het vereerend genoegen aan te
doenom het voorschreven handschrift in 'a Rijks archief te doen plaats
vinden.
Zijne Mij. heeft aan de gezamenlijke manschappen van drie ijsiloepen
uit Hellevoetsluis eene gratificatie nit's Rijks schatkist verleend, wegens
door hen toegebragte hulp aan Hoogstdeszelfs brik de Halk.
Hoogstdezelve heeft aan de Maatschappij van Moederlijke Weldadigheid
te Zwolle, vergunning verleend tot het oprigten eener loterij van voorwerpen
van kunst, nijverheid en handwerk, welke tot dat einde ten behoeve dier
Maatschappij zijn ingezonden.
Naar men verneemt hebben de zich meer en meer vermenigvuldigende
aanvragen ter belooning van menschlievende verrigtingen bq redding op de
Neder andsche kusten of binnenwaterenhet noodig doen voorkomen, om
daaromtrent eenen vasten regel voor het vervolg aan te nemen. Tot dat
einde heeft het Z. M. behaagd, te bepalen, dat het toekennen van beloo.
gen, wegens de bedoelde reddingen, voor het vervolg, in den regel, aan
de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen zal worden overgelaten, aan welker
Hoofdbestuur, zoo veel noodig, van de berigten omtrent zoodanige reduin
gen mededeeling zal geschieden; terwijl het Gouvernement zich alleenlijk
zil blijven belasten met het verleenen van belooningen voor uitstekende ver.
rigtingen, bij reddingen door Nederlanders, ter zee, of door buitenlandets,
ten behoeven van Nederlanders, in zee, aangebragt. Dezer dagen zijn de
plaatselijke Besturen, dien tengevolge, verzocht, om, in het eerstgemelde
der daarbij bedoelde gevallen, de berigten wegens bewerkstelligde reddin.
gen, mitsgaders hunne voorstellen tot het uitreiken van belooningen, dei-
wege, vóór den isten April van ieder jaar, aan de Gouverneurs der provin
ciën te doen toekomen, ten einde aan het Hoofdbestuur der Maatschappij
tot Nut van 'tAlgemeen, te Amsterdam, te worden opgezonden.
Meermalen zijn er bezwareo bjj de Regering Ingebragt over de moejje.
lijkheden, die zich opdoen om de ter buitenlandsche koopvaardij uitgeruste
schepen met een genoegzaam aantal Nederlindsche* ingezetenen te bemannen.
Het is het Bestuur wenscheljjk voorgekomen, in die ongelegenheden,immers
voor zoover zulks in het bereik van het Bestuur valt, te voorzien. Dien
volgens zijn de Gouverneurs der provinciën verzocht, om de plaatselijke
Besturen wel te willen aanschrijven, bij gelegenheid van den aanvang der
werkzaamheden voor de ligting der Nationale Militie van het tegenwoordig
jaar, en vervolgens jaarlijks bij den aanvang van elke ligting, de ingezetenen
opmerkzaam te maken op de tijdelijke vrijstelling, bij hh van art. 94 der
wet van den 8 Januarq 1817 Staatsblad N°. 1 aan het beroep van buiten
lands zeevarenden verbondenen hen ter gelijker tijd vooral ook aan te
manen, om, bij zooverre hunne kinderen of pupillen werkelijk bereids in
dit beroep mogten zijn hen alsdan ten bekwamen rijde rer inschrijving aan
te geven, en wijders ten behoeve va» hen, hetzij aanvankelijk, herrij in
het vervolg, indien zij, ter zake van dit beroep, van de dienst reeds mogten
zijn vrij gebleven, zoo lang zij den ouderdom van 23 jaren met zullen heb
ben volbragtbij den Militieraad telkens de toepassing van het voorregt te
vragen, en door de gevorderde stukken te bewijzen, waarop hunne kinderen
of pupillen, uit kracht der wet, eene regtmatige aanspraak hebben verkre
gen, aangezien de lotelingen slechts door de naauwkeurige opvolging van
deze verpligtingen voor ongelegenheden kunnen worden bewaard, en ook
hunne ouders en naasre betrekkingen het vooruitzigt behouden kunnen v«n
de hulp daarvan, op meer gevorderden leeftijd, niet te worden verstoken.
Zijne Exc. de Gouverneur van Zuid-Holland heeft bepaald, dat de
loting voor de Nationale Militie, ligting van 1840, in de hoofdplaatsen der
militie-kantons, op de volgende dagen en uren zal plaats hebben: Dordrecht,
3 Maart, des morgens ten tien ure; Vianen, 9 Maart, ten elf ure; Gorin-
chem 7 Maart, ten elf ure; '5 Gravendeel, 3 Maart, ten elf ure; Otld-
Beijerland, (4 Maartten elf ure; Ridderkerk, 5 Maart, des middags ten
ëén ure IJsselnjonde 5 Maart, des morgens ten tien ure Alblasserdam
6 Masrt, des middtgs ten één ure; Sliedrecht, 6 Maart, des morgens ten
tien ure; Rotterdam, 27 en 28 Februarij, ten acht ure; Brielle, 4 Maart,
ten negen ure; Dirksland2 Maart, ten acht ure; Overschie, 25 Februarij,
ten tien ure; Zevenhuizen, 26 Februarij, ten negen ore; Leiden, 4 en 5
Maart, ten negen ure; Woerden, 13 Maart, ten negen ure; Schoonhoven,
ló Maart, ten negen ure; Gouda, 18 Maart, ten negeD ure; Alphen,
9 Maart, ten negen ure; Oudshoorn, 10 Maart, ten negen ure; Sassenheim,
2 Maart, ten negen ure; 's Gravenhage, 27 en 28 Februarij, ten negen ure;
Naaldwijk, 2 Maart, ten elf ure; Vlaardingen, 3 Maart, ten twaalf ure;
Schiedam, 5 Maart, ten elf ure; Delft, 6 Maart, ten elf ure, en Stamp-
wijk, 7 Maart, ten elf ure.
Wijders is bepaald, dn, volgens art. 125 der wet van 1817, de opening
van de zittingen der Militieraden voor de ligting van 1840 in de hoofdplaatsen
van ieder militie-ressort zal plaats hebben als volgt: de eerste zitting Maan.
flag 3 Februarij, de tweede Maandag 23 Maarr, de derde Maandag 13 April
en de vierde Maandag 27 Aprilten einde daarin te behandelen en af te doen
de werkzaamhedenvoorschreven bij art. 126 der wet.
Zoo men verneemt, verlaat Z, D. H. de Hertog van Saksen-fHeimar
q deszelfs familie, met Mei aanstaanden, deze Residentie, om zich met
er woon naar Utrecht te begeven, alwaar tegenwoordig het hoofdkwartier
van den Hertog gevestigd is.
Heden morgen is op het Badhuis te Scheveningen overleden Joel Hidas,
aan eene hevige zenuwzinkingkoorts, het gevolg van de uitgestane kotldé
en vermoeijenissenbij de schipbreuk van de Providencehebbende de over
ledene behoord tot de equipagie der Fransche brik, die met zooveel leveni4
gevaar door middel van de Scheveningsche reddingsboot gered is. De Med.-
Dr. van Renesse, die dezen schipbreukeling van den beginne af dat dezelve
naar het Badhuis is vervoerd, op de meest belanglooze wijs, en met onaf
gebroken ijver behandeld heeft, verdient aller lof. Ongelukkigdatdeziekte,
die eerst goede hoop op herstel gaf, een zoo ernstigen keer heeft genomen,
dat alle aangewende pogingen tot herstel vruchteloos zijn gebleven.
De wel-eerw. beer Pastoor Quant heeft den overledene gedurende del-
zelfs zwaar lijden, en tot deszelfs einde, naauwgezet bijgestaan.
Dat mevrouw Maas, directrice van het Badhuis, hare loffelijke taak van
menschlievendheidwaarvan reeds vroeger anderen de blijken mogten onder
vinden, tot het laatste toe vervuld heeft, behoeft geene vermelding.
Het getal der Inwoners van de stad Rotterdam is, volgens de laitite
volkstelling, bevonden te zijn 78,098, te weten: van het minnelijk geiiaebe