t A°. 1S40. LEYDSC II E C 0 U R A N T. VRIJDAG, 1 e -3 'rf 9" 24 JANUARIJ. NEDERLANDEN. Ley den, 23 Januatij, Tot Rector Magnificus aan onze Hoogeschool, voor het volgende Akade mie-jaar, is door Zijne Maj. benoemd de Hoogleerair J. R. Taorbeckevan de Juridische Faculteit. Tot Commies bij het Postkantoor alhier is aangesteld J. Fichet Jr., töt dusver adiiatent. Heden morgen is uit onie stad vertrokken een escadron curassiers van het alhier in bezetting liggende regiment N°.3, om tijdelijk ia Haarlem ver, blijf te houden; terwijl heden avond de kwartiermakers van oe alhier ver. wacht wordende escadrons van het iste regiment zijn binnengekomen. Men meldt uit *s Gravenhage van den 22 januarij: Dagelijks vergaderen de afdeeiingén van de Tweede Kamer der Staten- Generaal over de herziening der grondwet. Aanvankelijk hebben zij de van Regeringswege aangeboden ontwerpen onderzocht, maar zij hebben, naar men verneemt, daaruit aanleiding genomen, om alle de artikelen der nog bestaande grondwet na te gaan en de verbeteringen op te geven, die dezel ve, naar het oordeel der afdeelingen, behoeven. Deze gewigtige arbeid vordert natuurlijk veel tijd. Zoodra dezelve zal zijn afgeloopen, zal de centrale afdeeling eene bijeenkomst houden, ten einde de verbalen der on derscheidene afdeelingen, zoo mogelijk, tot een geheel te brengen, en ze alzoo, zamenge.werktaan de Regering te kunnen aanbieden. Aanstaanden Vrijdag ten 2 ure zal de Tweede Kamer eene zitting hou- den. Waarschijnlijk zal daarin door de Commissie tot de petitien verslag op eenige in hare handen gestelde stukken worden gedaan. Deze Commissie heeft heden eérte vergadering gehouden. Heden middag is aan de leden van de Tweede Kamer rondgedeeld het verslag van het verhandelde in hare afdeefmgen,, ten aanzien van het voor ■tel, hetwelk vijf leden der Kamer, den 14 Januarij jl., gedaan hebben, no pens de wijze, om de in ae grondwet te brengen veranderingen, op eene regelmatige wijze in .overweging te nemen. Gelijk wij reeds vroeger hebben gemeld heeft zich verre wég de groote meerderheid der Kamer tegen het voorstel verklaard en te kennen gegeven, dat het voorstel voorals nog te voorbarig was. In de eerste afdeeling was men van oordeeldat het nemen van het initiatief ten deze door de Kamer, niet dan door den öringendsten en uitersten nood kon geregtvaardigd worden; dat de Kamer nog op eene eerbiedige, doch tevens ernstige en duidelijke Wijze aan de Regering hare billijke en jregtmatige wenschen moest te kennen geven, haar nogmaals uitnoodigen aan liet verlangen der Natie, door hare wettige Ver tegenwoordigers uitgedrukt, gehcor te willen geven. .Men geloofde, dat wanneer hierna de Regering mogt blijven vasthouden aan Het „ongelukkig denkbeeld" van niets meer te kunnen noch te moeten voorstellen dan zy gedaan heeft én hetgeen nog in haar eigen systema.onvolledig is (en zij hiervan, bij hare antwóorden óp de bedenkingen der afdee lingen over de vijf wetsontwerpen, en door te vorderendat zij bij de Kamer in deli beratie zouden gtbragt worden, deed blijken,j het alsdan Zoude kuniien te pas komen tot eene deliberatie over te gaan over de beste wijze waarop de Staten-Generaal alsdan het initiatief zullen behooren te nemen. In de tweede afdeeling werd besloten, oh» de Regering,, door middel der processen- verbaal over de vijf betrekkelijke wetsontwerpen zoo wel 'inscantelyk te vragen, als de gelegenheid te gevénom harerzijds in zoo vele gebreken en leemten, door het doen van voorstellen te voorzien, en 111 afwachtioc der antwoorden welke hier.^o worn.n «e geiiiucL gcz.en.iec voorstel der opgenoemde medeleden aan te houden. De afdeeling vermeent zich dus hec rc-gt en de gelegenheid voor te 'benouden0111wurm er liet pas geeft, dat voorstel zelf in opzettelijke over.w.eging te nemen. Dp he$r Beeld erts yah BloklandIn ifc. vefgadëfirig tegenwoordigverklaart ziqh niet het denkbeeld eener ofïi- cieuse niedédéelirfg va'n het Verlangen der leden *të Verèehie.ètt. In de derde afdeeling tfieënde mendat men eerst moest afwachten het tijdstipdat dè Regering, bekend uiet de verlangd wordende wijzigingen, hieromtrent zelve geene voor drage doet, om dan van wege de Kamer het initiatief te neinen. In de vierde afdeeling kan men nog zoo stellig ais de geaciite voorstellers niet aai me- tnen, dat 'dë Regering niet deelen zou in het begrip der Kamer, om nog, buiten de voosgesteldcj eenige meerdere veranderingen in de grondwet te brengen, vooral niet wanneer de Kain'er haar Verlangen daartoe bescheiden en gematigd aan de'Regering ónder- wierp. In tften geValle scheen het gepast, de Regering de gelegenheid daartoe te geve». En dit te meer, na de tiitnoodiging, welke daartoe als het ware in 's konings geleidende missive bij 'de vij'f 'wetsontwerpen worden gevonden, op grond waarvan onderscheidene leden zich voor alsnog niet vereenigeh kunnen met de beschouwing dei geachte voorstel. Iers, dat er nii réeds aanleiding voor de Kamer zou bestaan, om te dezer zake bet Initiatief te neinen, waarop het voorstel nekerkomt; of dat de Regering nu reeds, dat Initiatief als het ware aan de Kamer zou hebben overgelaten. Ten overvloede is in deze afdeeling aangemerkt, da: indienna de beraadslaging der afdeelingen over de vijf wets ontwerpen, eens, tegen verwachting bevonden mogt worden, dat uit de verbalèn derzelve niet met genoegzame zekerheid de opinie der meerderheid kon worden opgemaakt er weiligt wel een middel te vinden zou zijn, om daaraan alsdan te geinoet te Vonicn. Nergens is voorgeschreven de tijd binnen welken, of de wijze waarop, deze beraadsla gingen aan de Regering moeten worden medegedeeld. Misschien zou in zoodanig geval fjevolgd kunnen worden eene wyze van bebandeljng eenigzins in dén geest van de bepa- mgen omtrent het burgerlijk wetboekin hei ja^r 1821blijkens de notulen van den 22 Febmarij, gemaakt, en welke 'toen de goedkeuring der Regering heeft weggedragen. In comité-generaal zouden alsdan, naar aanleiding van de verbalen', de punten geregeld kunnen worden, waaromtrent de meerderheid der Kamer veranderingen mogt raadzaam achten, en dat gevoelen der meerderheid zou alsdan aan de Regering kunnen worden medegedeeld, vooralsnog niet bij vorm van voorstel van wet, maar als de uiikunist van de beraadslaging over de vijf wetsontwerpen. In de vijfdeafdeelingwaarin soortgelijke aanmerkingen gemaakt werden, is men ten 'slotte overeengekomen, voor te stellen, de Presidenten der'afdeelingen te maatigen. de processen-verbaalalvorens dezelven op te zenden, onder elkander na te zien'én daaruit eene opgave te formeren der artikelenwaarin eene wijziging verlangd werdeven als zulks aan de Commissie, in art. 1 van het voorstel bedoeld, wierd opgedragen; en de daaruit opgemaakte lijst, na de bekomen antwoorden, in comité-generaal te laten be discutieren In sommige afdeelingen is door eenige leden ook aangedrongen op het aanbieden van een eerbiedig adres aan den Koning, waarin konden .worden opgegeven de voorname ver beteringen welke de Kamer in de grondwet zoude verlangen gebragt te zien. Andere leden hebben het voorstel goedgekeurd en verklaard, geheel overtuigd te zijn dat het weinig goed effect hebben kan, de Regering, die nu negen jaren lang over dit onderwerp heeft kunnen nadenken, en die, ten slotte van die overwegingen, plegtig, cn met byvoeging der redenen waarom verklaart, niets meer dan het voorgestelde te kun nen geven, nog weder aan te sporen van dit denkbeeld af te stappen en het principe, waarop zij in dezen handelde, geheel te verlaten. Zy oordeelden tevens, dat, hoe men nu ook de wenschen der leden van de Kamer, bij eene afdeelingsgewijze beraadslaging ■an de Regering zal kenbaar maken, deze uiterst moeij'elijk dè gevestigde opinie der meerderheid van de Kamer zal leeren kennen; en dat daarenboven het bewandelen van den voor vele leden beoogden weg een tijdverlies zal veroorzaken, veel langer, dan wan neer de Kamer wilde gebruik makenmet. inachtneming der bepalingen van het voorstel, Van de uitnoodigihg of vrijlating, welke zij als het ware van de Regering zelve ontvan- .gen heeft. In de tweede afdeeling waren twee leden van oordeel, dat, vermits de Re gering harerzijds niets meer scheen te willen doen, de Staten-Generaal dadelijk denoodige maarregelen moesten beramen, om de betrekkelijke voorstellen te ontwerpei), en zulks'te 'meer, omdat de tijd verloopt; otpdat het wcnschelyk is deze aangelegenheid af te han delen alvorens er nader over het financiële wórdt gehandeld, en ómdat de vijf ter zake staande ontwerperinet zoo vele anderen oridërdéélen 'der Grbndwet in verband moeten beschouwd worden. I11 de vierde aldeeling hebben zich drie leden voor het voorstel ver klaard. Zij meendendat daar de vijf voorgestelde watten voorzeker algemeen ontoe- '«ikéndè zullen geacht wordenhet onmogelijk zal zijn op de gewone wijzedat is door de verbalen der afdeelingen en die aan de Regering mede te deelen, de Regering genoeg zanm in te lichten te» aauziéh van die veranderingen, welke de Kamer boven ds voor gestelde in de vijf wets-ontwennen nog zoude verlangen; alzoo die verbalen bij eeu on derwerp, dat toe zoo veel verschillende beschouwingen, leidt, te veel individuele en uit- eenloopende gevoelens zullen behelzen, om daaruit met eenige zekerheid te kunnen or. maken, welke de veranderingen eigenlijk zijn door de meerderheid, en dus di.or de Kamer, begeerd. Zij Vereenigden zicli alzoo met Oergronden, bij het voorstel opgegeven en in het algemeen met het voors'tel zelf, dewijl zij bij dit belangrijk onderwerp tot de bereiking van het algemeen aoel. dat is de verkrijging ook van die veranderingen in de Grondwet, welke de ondervinding als wettig en mitsdien niet minder dan de voorgestelde als noodzakelijk had leeren kennenen tot de bevordering eener ordentlijke en spoedige behandeliBg der zaak, hec onmisbaar rekenden eenen buitengewonen tn meer doel treilen- ,den weg in te slaan, welke echter niet in strijd was met de Grondwet of het reglement der Kanier. Van de bestaande gewoonte belette niets af te wijken, en het ?stond aan de Kamer'altijd vrij haar Reglement te veranderen. Eindelijk is in de vijfde afdeeling ver klaard, dat het te vreezen is, dat juist door de menigvuldige aanvragen van wijziging', het Gouvernement afschrikt zoude worden daaraan gehoor te geven, en dat, wanneer het zich eenmaal daartegen mogt hebben verklaard, de houding der Kamer veel moeijelij* ker tC2en over hetzelve zoude wezen, dan nu, indien zij oordeelde, desniettegenstaande voordragien dien aangaande te moeten doen. Een der obderteekènaren van het voorstel, in eene der afdeelingen tegenwoordigheeft op de gemaakte bedenkingen korcelijk geantwoord, dac liet niet te ontkennen vahdat de by het voorstel aangewezen weg van den gewonen afwijkt, doch dat eene afwijking noodzakelijk is geworden, om de denkbeelden van de Kamer behoorlijk te leeren kennen; dat intusschen eenige wijziging van het voorstelde hieromtrent gemaakte bedenking zou kuiinen opheffen; dac wanneer al de voorgedragene wijze van behandeling omslagtig moge zijn; dit oplossing vindt in het belangrijke van het onderwerp, en in "de overwe ging, dat ddór, waar het veranderingen geldt 111 het staatsverdrag, de middelen om hier toe te geraken, eerder moeten worden bemoeijelijktdan gemakkelijk gemaakt; dac hij eindelijkuit deze boodschap des Konings, ten geleide van de vijf wets-ontwerpenvoor zich dc overtuiging heeft verkregendat door de Regering zelve geene meerdere wijzi gingen zullen worden voorgedragenzynde het tweede gedeelte van het voorstel alleen 'op dit denköeéld'gegrond. In eeiie der afdeeling heeft de heer van Asch van Wyck eene Nota overgelegd, waarin derzelve heeft te kennen gegeven, dat het gewis van belang te achten is, dat het duide lijk blijke, welke de stemming der Kamer is, ten aanzien van de gewigtige vraagpunten, welke zich kunnen voordoen. Het hoofddoel van het voorstel, door vijf leden der ver gadering gedaan, achtte hij dus allezins nuttig. Hij gaf echter in overwegingof ook eenige wijziging in den gewonen vorm der behandeling van voorstellenniet evenzeer daartoe zoude kunnen leiden. De heer Frets heeft in eene der sectien de volgende Nota overgelegd: „Ik kan mij met geen voorstel vereenigen, welks aanneming het noodwendig gevolg zoude hebben, dat 's Konings voorstellen, die vroeger gedaan zijn, buiten overweging zouden moeten blijvenImmers tot dat eene Commissie, uit de vergadering der Staten-Generaal, ofwel uit'cii door de afdeelingen te benoemen, die vroegere voorstellen tot de haren zoude heb ben gemaakt. Mijne afkeuring van het laatst gedane voorstel is veel meer nog op de bewaring van goede orde, dan op een punt van etiquette gegrond, en ik wilde mijne afkeuring te liever aan de geachte voorstellers kennaar makenomdat 's Konings boud- schapwaarbij Hoogstdeszelfs vroegere voorstellen tot ons zyn overgebragt, de meeste aanleiding geefc, om bij onze bedenkingen zoodanige voorstellen te voegen, als wij in het belang van het Vaderland noodig zouden oordeelen; daargelaten nu, of de Tweede Kamer der Staten-Generaal immer aan eene Commissie van tien of van vijf leden uit haar midden, de werkzaamheden kan opdragen, die tot alle hare leden behooren, en daarge laten nogof bij het laatstgedane vourstei geene bepalingen van de bestaande Grondwet zijn voorbij gezien, betrekkelijk tot herziening derzelve of tot veranderingen daarin te maken. Ik zoude aan de geachte voorstellers in bedenkW willen gegeven hebben, en het bédnuMe «.-.oMteri ai3noS tuhen uciiv>«ratic ic noudenen ae prioriteit aan *s Konings voor stellen te latenwanneer ook leden uit Limburgvoor zooverre die provincie met ons Vaderland volgens het laatste tractaat i,s fiereenigd, zullen tegenwoordig zijn, en die pro vincie alzoo, of wel het hereenigd gedeelte daarvan, niet zal kunnen worden gezegd een wingewest uit te makendat weiligt zoude kunnen plaats hebben, indien men alle territo riale guaestie op dit oogénblik onafgedaan liet, en zich bij de tegenwoordige representatie uitsluitend of grootendeels met theorien van staatsregt bezig hield, en daarvan een hereenigd territoir uitsloot lk voor mij althans, zie geen belangrijk tijdverlies in eene opvolgende raad pleging eer .t over territoriale, en daarna over andere onderwerpenmaar vreeze veel meer een oponthoud bij het invoeren van artikelen en tijdsbepalingenook by de eiigte aan dezen voorgeschreven, zooals die in het laatstgedane voorstel zijn vervat. Ik herhaal der halve mijn verlangen, om, zonder veraeropohthoud, 's Konings voorstel in overweging te neinen, de bedenkirigèndaaruit middélly'k of onmiddellijk te ontstaan, ter 's Konings kennis te brengen en de antwoorden af te wachten, waarbij niets weiligt dan eenige dagen verloren wordt, en waartegen vruchtelooze weken en vruchtelooze deliberatien overstaan; wanneer eindelijk de goedkeuring elders niet volgen mogt, die toch alsdan nog in ruimer mate dan nu vereischt wordt. Na eene kostbare worsteling, tien jaren nagenoeg, en misschien wel ten gevolge van buitenlandsche afgunst, door velen onzer in onze tegen woordige betrekking beleefd en met roem doorgestaan behoede ons God voor binnenland, sche staatsgescliillenwaarvan wij tochvroeger genoeg hebben ondervonden, en die slechts aan buitenlandsche afgunst genoegen zouden géven 1" Ten gevolge van bovenstaande aanmerkingenis door de voorstellersde heeren Luzac SchimmelpenninckCorver-Hooftvan Dam van Isselt en van Rappard aan de leden de volgende nota rondgezonden, waarbij het voorstel voorloopig buiten behandeling wordt gesteld. ,^De processen-verbaal der beraadslagingen in de afdeelingen over het gedane voorsttl zijnde ingekomen, is het aan de vijf onderteekenaars van hetzelve gebleken, dat zes en veertig leden der Kamer bij het onderzoek der propositie zijn tegenwoordig geweest'f hun gevoelen bepaaldelijk over hetzelve hebben geuit; dat zes en dertig leden vermeend hebben hunne goedkeuring in de alsnog bestr-ande omstandighedenaan hetzelfde niet te kunnen geven; dat slechts vijf léden zich met het gevoelen der vijf voorstellers ver- eenigd hebben, en geoordeeld 'dat juist de positie, waarinde Kamer geplaatst was, htt aannemen van het voorstel scheen aan te raden en te wettigen. I11 dien stand der zaak is het aan de voorstellers geheel ondoeltreffend voorgekomen met de behandeling der propositie op de gebruikelijke wijze, door het beantwoorden der bovcnhedoelde processen-verbaal, en het hierdoor uitlokken van nadere deliberatien in de afdeelingen, voort te gaan, en gelooven zij aan het verlangen eener zoo aanzienlijke meerderheid hunner medeleden te moeten toegeven, door hun voorstel vooralsnog te laren rusten. Zij besloten hiertoe des te gereederomdat het hun, toevallig leden van vijf afzonderlijke afdeelingen zijnde, en dus bekend^ met de werkzaamheden aldaar, gebleken is, dat dc Kamer reeds..voortwerkt op het principe, om de Regering, met opgave der bedenkingen van de leden der Kamer op de bestaande grondwet, alsnog uit te noodigen in dezen het initiatief te willen nemen." Bij eene beschikking van het Gouvernement is bepaald, dat de vrij. willige werving, en de overgang van miliciens bij" de staande armöe, tot nader order zal gesloten zijn, bij al de corpsen van het leger, behalve bij de afdeeling grenadiers. Deze maatregel heefc ten doel, om het leger bij de thans noodige bezuinigingen meer en meer te verminderen. -~ Van den 23 JanuarijNaar men verneemt, zal het 5de escadron van het regiment husaren N°. 6 en lanciers N°. 10 worden ontbonden. Gisteren namiddag heeft er voor Scheveningen eene stranding plaats gehad, die gevolgd is geworden door eene gebeurtenis, welke een aantal huisgezinnen in diepen rouw en armoede had kunnen storten. Nu zijn een der redders en een der schipbreukelingen van een aantal menschen, die in dreigend levensgevaar verkeerden, omgekomen. Het gestrande vaartuig heet la ProvidenceKapt. .7. Drejeniehetzelve kwam van Treje, bij St. Malo, was bestemd naar Duinkerken, en geladen met lijnzaad. Dadelijk, toen men hec gevaar bespeurde, waarin de equipagie van het vaartuig verkeerde was de reddingsboot van de Noord-en Zuid-Hollandsche Redding-Maatschappijonder bestuur van den heer P. Varkeviner uitgezet, met even veel overleg als spoed naderde dezelve hec gestrande vaartuig, en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1840 | | pagina 1