"zullen na den 'afloop van eiken marktdag door den Marktmeester worden nagezien, ten
einde dezelve zich van het bedrag der overgeblevene Aardappelen op de best mogelijke
wijze zou kunnen overtuigen en zullen mitsdien gcene overstortingen daarbij mogen ge
schiedendan met medeweten van den Marktmeester, ter regeling van het daardoor ver
schuldigd leggeld.
Art. 14. Be schenen of schuiten, 'op dc bepaalde marktplaats liggende voor huizen,
alwaar gelost of geladen moet worden, zullen, zoo lang tot dat dit verrigt zal zijn, of
:liet consent aan in Aardappelen handeldrijvende personen, volgens art. 10, gegeven, niet
zal "zijn ingetrokken moeien opschuiven met de daaropvolgcnden.
Art. 15. De Aardappelen-markt zal gehoudeirworden alle dagen, behalve op Z011- en
Teesrdagen gedurende den volgenden tijd
De maabdeiï:;December en Januarij van 's morgens ten negentot 's namiddags ten 'vier ure.
De maanden Februarij en Novembervan 's morgens ten achttot 's namiddags ten vijf ure.
De maanden Maart en October, van 's morgens ten zeventot *s avonds ie\\ zes ure.
De overige maanden, van 's morgens ten zestot 's avonds ten acht ure
Buiten welke bepaalde tijden geene aflevering of overschepmg ter markt zal mogen plaats
'hebben; en zal diegeen, welke contrarie dezes mogt handelen, verbeuren telken rerzeeene
-boete van zes guldensen bij oilvermogcn eene gevangenis van één tot drie dagen öndergaan.-
Arc. 16. Opdat in Stads grachtenen hijzonder op de bepaal'de marktplaatsengeene
ondieptens en verhindering ter doorvaart zouden worden veroorzaakt en toegebragt, zal
niemand, onder of na het lossen der Aardappelen, in her water mogen werpen eenige
klei, aarde of vuilnis, maar gehouden zijn zuHts te brengen op ecne daartoe bestemde
plaats, op eene boeie-, voor de eerste maal van twee guldens, voor de tweede maal van
vier guldens, voor de derde maal van zes guldens, en voor het vervolg van de markt
worden geweerd.
Art. 17. Een iegelijk wien het zoude mogen aangaanzal zich voortaan stiptelijk en
in allen detle overeenkomstig dit Reglement moeten gedragen. Hiermede worden vernie
tigd alle Keuren, Ordonnantiën, Alteration en Ainpliatiën, welke met dit Reglement
eenigzins strijdende mogten bevonden worden.
Art. 18. Tor het toezigt over 'de markthet ontvangen der markt-en leggelden en ïn
het algemeen tot het handhaven van dit Reglement, is van stadswege aangesteld eenen
Marktmeester, op de instructie en belooningen daaromtrent bereids jgemaakt of nog te
maken. De beambten der Policie zullen gehouden zijn hem daarin zoo veel noodig is
te adsisteren, ten welken einde zij zich da^slijks aan de markt zullen moeten laten vinden;
alsmede om toe te zien, dat geheel den inhoud dezes stiptelijk worde nagekomen en te
zorgendat de overtreders behoorlijk worden gestraft.
Art. 19. De overtredingen der bepalingen van dit Reglement, voorzoo veeTdaarop
geene bijzondere straften zijn gesteld, zullen telkens worden gestraft met eene boete van
één tot drie guldens en bij onvermogen met eene gevangenis van één tot drie dagen en
bil herhaal met eene geldboete van drie tot zes guldensalsmede iiiet eene gevangenis van
één tot drie dagen, onverminderd zoodanige straften, ais dezelve ter zake van tegenstand
aan het openbaar gezagvolgens 's Rijkswetten zullen hebben geincurreerd, behoudens in
alle gevallen de vërpligtingtot de opvolging der bepalingen van dit Reglement en bij
zonder de zoodanigenwaaromtrent de overtreding heeft plaats gehad.
Elke overtreding zal worden geconstateerd bij behoorlijk Proces-Verbaalora voor de
bevoegde Regtbank te worden vervolgd, terwyl de boeten in de Stedelijke kas zullen
^worden gestoft.
Aldus gedaan en gearresteerd, bij den Raad der Stad Leyden, op
den 28. November 1839.
J. G. -DE ME Y.
Ter ordonnantie van dezelve,
v. PuTTKAMMER.
Goedgekeurd door ons Gedeputeerde Staten v&n Zuid-Hollandbij dispositie van den
'6. December 1839 N°. 18.
VAN DER DUYN.
Ter ordonnantie van dezelve
J. V. D. S LEYDEN.
Aldus gedaan en afgekondigd by H. H. Burgemeester en Wethouders
d6r Stad Leydenop den 12. December 1839.
J. G. de ME Y.
Ter'Ordonnantie van dezelve,
V. PuTTKAMMER.
NEDERLANDEN.
Leyden den isden December.
Wij vernemen nog nader, dat bij den Boekhandelaar van ien Heuvell ai.
hier, binnen korten tijd, uit naam der Commissie voor de Maskerade van
den 8sten Februarij 1840, een stukje zal worden uitgegeven, behelzende
een kort verhaal van het beleg van Leyden in het jaar 1420, en eenige op.
lelde ringen omtrent de hoofdpersonen, die in den trein zullen voorkomen.
Nog wordt ons berigt, dat onder toezigt van de Commissarissen der Mas.
kerade van den 8sten Februarij 1840, eene afbeelding derzelve zal worden
geteekend door onzen kundigen Stadgenoot, den Schilder J. L. Cornet; deze
afbeelding zal op steen worden gebragt door de Heeren Sangmans Muller,
Groenewoud en Bruining, en gedrukt worden bij deo Heer Backer, te Dord.
recht. Het geheel zal bestaan uit 18 stukken, die zullen kunnen worden
aaneengehecht. De prijs is niet meer dan ƒ3.00.
Niets verdient voorzeker zoo zeer de oplettendheid en zorg, als het
bewaren van een goed, en het verbeteren van een verzwakt gezigt. Eene
gunstige gelegenheid daartoe biedt zich echter niet altijd aan, en het was
dus met genoegen, dat wij de aankomst van de Gebroeders Strauss, Hofge.
zigtkundigenin deze stad zagen aangekondigd. Deze met lof bekende ver.
vaardigers van Optische Werktuigen en Brillen zijn tegenwoordig gelogeerd
in de Zon, op de Breedestraat, en hebben aldaar eene aanzienlijke verzame.
ling van dergelijke voorwerpen uitgepakt, die niets te wenschen overlaten.
Vooral munten daarbij uit, en zijn de bijzondere aandacht des publieks over-
waardig, de Wollastonsche Conservatie-Brillen, die de zwakste oogen versterken.
Behalve de geschiktheid voor het vervaardigen der meergenoemde Optische
Werktuigen en Brillen, bezitten de Heeren Gebroeders Strauss de bekwaam
heid, om terstond na het beschouwen en onderzoeken der oogen, dadelijk
de vereischte glazen voor dezelve te kunnen aanwijzen. Dit een en ander
bij ondervinding wetende, achtten wij het onzen pligt, de opmerkzaamheid
van het publiek daarop te vestigen, terwijl wij gerusteüjk durven verzeke
ren, dat niemand, die zich in dezen tot de Gebroeders Strauss wendt, in
zijne verwachting zal worden teleurgesteld.
Uit 's Gravenhage meldt men van den 14 December:
De centrale afdeeling heeft heden in de zitting van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal verslag gedaan op het ontwerp van wet tot daaratelling van
ichuld ten laste der Overzeesche Bezittingen. Daaruit blijkt, dat dit ont
werp, zoo als het is gewijzigd, benevens de antwoorden daartoe betrekke
lijk, in de afdeelingen van nieuwJ onderzocht zjjnde geworden, in alle nog
stof tot vele bedenkingen heeft opgeleverd.
De eerste afdeeling erkende gaarnedat de veranderde redactie van het
ontwerp verkieslijk is boven de oorspronkelijke, vermits zij meer bepaaldelijk
de bestemming der erlangde gelden aanduidt, en bovendien de toezegging
geeft, dat jaarlijks eene opgave aan de Staten-Generaal zal worden gedaan
van het zuiver voor het Moederland uit de koloniale middelen beschikbare
saldo; terwijl eindelijk, tot groot genoegen van alle de leden dier afdeeling,
de opheffing stellig werd aangekondigd van het Syndicaat. Daarentegen bleef
bij verscheiden leden het bezwaar bestaan, datzónder volledige inzage der
geheime stukken en zonder eene meer afdoende toelichting vin hetgeen tot
deze wet betrekking heeftniet met kennis van zaken over dezelve kan
geoordeeld worden. Volgens deze afd., bleek het uit de ingekomene ant-
woorden der Regering: 1°. dat de schatkist ongeveer 40 millioen aan de
Handel-Maatschappij schuldig is; 20. dat het Amortisatie-Syndicaat jaarlijks
eene vermeerdering van toelage van 4 millioen behoeft, om aan deszelfs
verpligtingen te voldoen, waaruit volgt, dat deze rente een kapitaal van
80 millioenen veronderstelt; dit beide deze kapitalen, te zamen 120 mi!,
lioen, door het Gouvernement zijn uitgegeven, zonder daarvan op eene
wettige wijze te kunnen doen blijken, dan alleen ten opzigte vin naar ver.
houding min belangrijke voorschotten en van een totaal verlies van 23 k 24
millioen aan opcenten; terwijl eerst thans, nadat de schuld werkelijk bestaat,
de toestemming tot het maken derzelve gevraagd wordt; dat die wijze van
handelen lijnregt met de grondwet in strijd is, en dat, indien dezelve gewet,
tigd wordt, het gemeen overleg in dit geval niets anders dan eene zaak van
vorm isdie aan het wezen der zaak niets veranderten het hoogst beden,
kelijk schijnt, om dergelijke onwettige handelingen met de goedkeuring der
Staten-Generaal te bekrachtigendat indien men a!uit aanmerking van de tijds
omstandigheden, waaronder deze onwettige handelingen hebben plaats gehad,
daartoe wilde overgaan dit voorzeker niet behoort te geschieden voordat men
door de werkelijke opheffing van het Amortisatie-Syndicaat, door verbeterde
grondwettelijke instellingen, door herstelde eenvoudigheid en orde in <lè
financien, de zekerheid verkregen heeft, dat dergelijke handelingen onmoi
gelijk zijn geworden; dat de antwoorden der Regering wel de hoop tot de
mogelijkheid daarvan doen ontstaan, maar dat de ondervinding van zoo vele
jaren geleerd heeft, dat dergelijke beloften niet altijd verwezenlijkt zijn ge-
worden, waarom het dan ook voorkwam, dat vóór de werkelijke vervulling
derzelven-, in geene vermeerdering van de nationale schuld kan worden toe
gestemd; dat ook het voordeel, uit de gelrileening te verwachten, zoo gering
is, dat in hetzelve niet het eigenlijk doel derzeive is gelegen, maar dat dfc
doel inderdaad niets anders schijnt te zijn, dan om, door kunstmatige ver.
wikkelingen, door verkoop, weder-inkoop en daarna weder-verkoop van
producten, die eene waarde van 40 millioen bezitten, 80 millioen in dé
schatkist te brengen, want dat zoude in effecte het gevolg der leening zijn-,
maar daartegen zoude men de "rentebetaling dan ook met 2 millioen vermeer,
deren. Indien dit niet het doel is, dan verklaarde men van de geheele ope
ratie niets te begrijpen, want als de Regering de vrije beschikking voor de
producten terug bekomen zal hebben, dan wil zij dezelve bij voortduring
aan de handelmaatschappij consigneren, dus juist hetzelfde doen als thans,
behalve dat de wijze van betaling anders zal geregeld worden, en waar is
de waarborg, dat deze niet spoedig op den tegenwoordigen voet zal worden
terug gebragt? Zes leden waren van oordeel, dat men uit eene globale op
gave eener rekening van 40 millioen voor de handelmaatschappij en van iö
millioen van Oorlog, volstrekt niet kan opmaken, waaraan en hoedanig deze
sommen aldus besteed waren. Men wenschte de mededeeling te Ontvangen
vat: de te dezer zake tusschen de Regering en de handelmaatschappij gealo.
tene overeenkomst. Eerst daaruit zou men zoowel de handelingen als de
verpligtingen der partijen kunnen beoordeelen. Heeft men ten oogmerk
om slechts zoo veel van de 40 millioen dadelijk uit te betalen als de oogen.
blikkelijke behoefte zal blijken te vereischen, dan zal het voorgewende doei
eener finale vereffening met de Handelmaatschappij toch worden gemist.
Bestaat, ten gevolge der overeenkomst, de vërpligting niet om te restitn.
eren, alvorens dit door middel der producten kan geschieden, dan beseft men
het nut der leening niet. Zoo als de zaak thans is voorgedragen, worden
de diensten van het Rijk, van de Handel-Maatschappij, van het Syndicaat
en van de Koloniën, die toch alle op zich zeiven staan, dooreen gemengd,
iets hetwelk den ingewikkelden aard der financien nog zou verergeren. In
allen geval zoude men zwarigheid maken daartoe thede te werken, zoolang
nier meer voldoende ware gebleken, dat de 40 millioen voor de Handel-
Maatschappij en de 10 millioenen voor Oorlog verlangd, op eene wettige
wijze wierden uitgegevenof eene met de wet meer overeenkomstige be
stemming verkregen. Eenige leden bleven voorts van oordeel, dat eene
leening, onder borgstelling van het Moederland aangegaan, dit ten slotte
tot den wezenlijken debiteur zou maken, zoodat aizoo het eene onderdeel
van den Staat, in naam van den gebeelen Staat, eigenlijk als debiteur zou
gelden. Nu reeds heeft men de Koloniën met eene schuldenlast bezwaard,
welke eene jaarlijksche rente van ƒ9,800,000 verelscht. Berekent men hierbij
de renten van 56 millioen, ten bedrage van 2,800,000, en bovendien ten
minste I millioen voor weder-inkoop, dan vraagt men, of de onbestendig,
heid en het wisselvallige der koloniale baten de voldoening dier verpligtin.
gen niet tot het onwaarschijnlijke zal doen behooren. Trouwens wil men
de 11,200,000, welke hetzelfde fonds van de middelen van het Moeder,
land over 1840 afzondert, ais iets gewoons hebben beschouwd, zoodat de
koloniale producten, om daaraan te voldoen, een zuiver bedrag van 24,800,000
zouden moeten afwerpen, en vermits de Regering dezelve stelt op 32 mil
lioen, min 10 millioen eer voorziening in de behoeften van de dienst in In.
die, zoo zoude al dadelijk een jaarlijksch calculatief te kort van 2,800,000
oncscaan, ten ware die ioniillioen|s!echcs loopend kapitaal waren, ais wan.
neer men daarentegen nog 7 millioen beschikbaar zotide houden.
In dezelfde afd. was men van oordeel, dat de toegezegde jaarlijksche
mededeeling der baten uit de Oost-Indiën niets of althans weinig beteekent,
wanneer ïdezelve niet gepaard gaat met die der rekening van ontvangsten
en uitgaven, en met het doen van rekening en verantwootding der Alge.
meene Rekenkamer. Bij gebreke van dien, blijft het vermoeden bestaan,
dat men in den thans voorgestelden maatregel slechts het middel zoekt te
vinden, om de uitgaven op dezelfde onmatige hoogte te houden, en de
vermindering van 's Rijks schulden niet verder wil uitstrekken dan tot 1 mil.
lioen, bij art. 3 bedoeld. Sommige leden hielden het voor mogelijk, om de
begrooting over 1840 met 4 millioen te verminderen, en zouden verlangen
dat het daardoor te ontstaan excedent alsdan besteed wierd, om in bet ce
kort van het Amortisatie-Syndicaat te voorzien.
In de tweede afdeeling kon zich de overgroote meerderheid der leden met
het ontwerp niet vereenigenof verklaarde althans daartegen gewigtige
bedenkingen te hebben. Bijna a! de leden verlangden, alvorens tot schuld
vermeerdering ter regeling onzer financien over te gaan, meerdere opening
omtrent 's lands financieien toestand met al deszelfs bijzondere en geheime
inrigtingen, fondsen en administratienen dan daarbij, of, zoo er geene
andere schulden bestaan, reeds nu de officiële en ronde verzekering, dat
met het aizoo aan de Staten-Generaal medegedeelde, alle landsschuiden en
geldelijke verpligtingen zijn bekend gemaakt. Alleen daarmede, geloofden
zij, kan eene finale regeling gedacht worden. De opening aangaande het
Syndicaat alleen, zonder eenige andere dan de nu gegevene flaauwe verze.
kering, is niet genoegzaam. Velen verklaarden voorts geene genoegzame
overtuiging te hebben, dat de geheele som van 56 millioen noodig is. Men
drong er veel op nadere inlichtingen en ophelderingen aan. Men was van
oordeel, dat, indien er geld benoodigd is, men in allen gevalle niet meer
ten laste der koloniën behoort te negocieren. De ondervinding leert, dat het
verlies op het kapitaal grooter is dan bij ieeningen dadelijk ten laste van het
Rijk, en dit intnsschen is, als borg, evenzeer voor dezelve verantwoord
delijk, en juist in moeijeiijke omstandigheden, b. v. in oorlog, kan dezë
borgiogt hetzelve in de grootste bezwaren wikkelen. Ook bij deze gele.
genheid werd voorts nog door eenigê leden aangedrongen op eene spoedige
herziening der grondwet, opdat ook daarmede een minder kostbaar beheer
en betere waarborg voor het vervolg kunnen daargesteld worden. Het was
om alle deze consideratiendat tien der elf aanwezige leden van de tweede
afd. verklaarden alsnog geene vrijheid te heoben, deze gevraagde leening
toe te staan, maar veeleer zich bereid toonden, ter voorkoming van 'S lahds
Ongerief en stagnatie der geldelijke aangelegenheden, thans eene mindere
som, b. v. een derde, of wel hoogstens de helft, te noteren.
In de derde afdeeling merkte men, ten aanzien van het doel en de strekking
der leening, aan, dat, hetzij men de door de Handel-Maatschappij gedane
voorschotten, ten bedrage van 40 millioen, al of niet met den naam vati
schuld wilde bestempelen, het altijd waarheid is, dat men bij anticipatie
meer had ontvangen dan met de belangen der schatkist was overeen te'
brengen, dat toch, zonder het nemen van zulke aanzienlijke voorschotten,
de creatie dezer nieuwe schuld nimmer noodzakelijk zou zijn geworden
dat eindelijk de Staten-Generaal nimmer hadden kunnen denkendat men
hiertoe thans de toevlugt mogt nemen, nadat men vroeger steeds verzekerd
had, dat de Overzeesche Bezittingen zonder eenig ongerief aan de op de.
zeiven gelegde verpligtingen konden voldoen, en op dien grond zelfs de
opcenten op de belastingen waren verminderd. Meer verwondering moest
het nog baren te vernemen, dat het Departement van Koloniën, ten behoeve
van 'sRijks schatkist, was belast [geworden met de betaling eener som van
10 millioen, die uit de baten van Indië tot dusverre niet hebben kunnen