A0. 1830.
LEYDSCHE
COURANT.
eb I,
4if
~6\
7 it
>6
'3 J
cad
J
MAANDAG,
NEDERLANDS N.
Leyden den 8tten December.
De Zeven en veertigste verjaardag van Z. K. H. den Prins van Oranje is
albier den 6den dezer, op de gebruikelijke wijze, gevierd geworden.
Aanstaanden Woensdag den nden December, des middags ten 12 ure,
zal de Hoog-Eerw. Hoog-Geleerde Heer J. F. van Oordï, Theol. Doccor,
beroepen Hoogleeraar in de Faculteit der Godgeleerdheid, dien post door het
houden eener Oratie aanvaarden.
Het getal der Studenten, op de rol der Leydsche Altademie ingescbre
ven, bedraagt, volgens den 'Studenten Almdnctk voor het jaar 1840, 614.
Van deze zijn er werkelijk 492 aan onze Hooeeschool en 122 bi) verschil
lende Athenaea. Onder deze allen telt men 118 Theologanten272 Juristen,
184 Medici, 33 Literatoren en 7 die zich op de Wijsbegeeite toeleggen.
Het getal der Promotion, sedert den 13 November 1838 tot den 12 No
vember 1839, bedraagt 91; als: 56 in de Reeten, 27 in de Geneeskunde,
4 in de Godgeleerdheid3 In de Letteren en één in de Regten en Letteren.
Bovendien zijn er 22 Studenten in de Godgeleerdheid bij de verschillende
Provinciale Kerkbesturen als Proponenten toegelaten.
Men meldt uic 's Gravenhage van den 6 December:
Heden is de zeven en veertigste verjaardag vanNeêriands geliefden Kroon,
prins, met de gebruikelijke plegtighedenin deze Residentie gevierd. Tegen
den middag bad er eene luisterrijke parade van het garnizoen plaats. Daarna
heeft Z. K. H, de Prins van Oranje een dejeuner gegeven, terwij! dezen
namiddag een groot diner bij Zijne Maj. is gehouden. Alle de leden van het
Koninglijke gezin, de tot het Hof behoorende grooten en vele aanzienlijken,
namen aan het dejeuner en diner deei.
Het heeft Zijne Maj. behaagd de Hoogstdezelve aangebodene op glas
gestipte schilderij, vervaardigd door A. Melort, voornaam graveur te Br^da,
met welgevallen aan te nemen, terwijl tevens bepaald is, dat dit kunststuk
op het Koninglijk kabinet van zeldzaamheden alhier zal worden geplaatst.
Een ieder, die in de gelegenheid geweest is, dit kunststuk te aanschou.
wen, heeft er zijne goedkeuring en bewondering over te kennen gegeven.
Door Zijne Maj. zijn benoemd tot ontvangers der directe belastingen
en accijnsen, te Loosdninen, R. Baron Collot d'Èscury, boekhouder aan het
kantoor der accijnsen alhier; te Wateringen, Mr. C. de Quertemontadjunct.
Commies bij de afdeeling registratie van het Ministerie van Financiën te Mon.
ster en 's Gravezande, de tegenwoordige 's Rijks ontvanger te Oegstgeest,
ran der S/eydetite Oegstgeest, Mr. van GalenAdvocaat alhier, en te Naald'
wijk, I. H. Cantzlaarlaatstelijk Kapitein-Commandant van de Groningsche
Schutterij.
Naar men verneemt heeft Zijne Maj. aan de permanente Commissie en
Directeuren van de Nederlandsche Stoomboot-Maatschappij, gevestigd te
Rotterdam, te kennen gegeven dat in haar verzoek, ter bekoming eener
vergunning voor de vaart tusschen Rocterdam en Terneuzen met uitsluiting
van anderen, niet kon worden getreden; doch heeft het Zijne Maj. tevens
behaagd, dien onverminderd, aan dezelve maatschappij, tot weder opzeg-
gens toe, concessie te verleenen, tot .het aanleggen van stoombooten rer
overbrenging van reizigers en goederen, van Rotterdam naar Ternetizen en
vice versa.
Ingevolge Zr. Ms. besluit van 30 November 1. is het bataljon art»,
lerie vrijwilligers ontbonden; de acht compagniën van da: bataljon zullen bij
de 3 bataljons artillerie militie worden ingedeeld.
De twee bestaande bataljons veld-artillerie worden op 7 compagniën ge.
bragt, twee compagniën van het iste bataljon veld-artillerie worden bij het
3de bataljon veld-artillerie (de Kapitein Baron van Wassenaar jen bij het
3de bataljon artillerie Nationale Militie (de Kapitein van de Wal") ingedeeld.
Ook zegt men dat de Luitenant-Colonel van Entrup tot Commandant der
artillerie in de vesting Venlo benoemd is.
Uit het Weekblad van het Regt verneemt men, dat het provinciaal Hof
van Holland, den 13 December aanstaande, kennis zal neuien van een cri
mineel regtsgeding, waarin de beschuldigden zuilen te regt staan wegens de
misdaad van ondersteking suppositionvan een kind aan eene vrouw, welke
niet was bevallen. Een misdrijf van dezen aard, trekt door de bijkomende
omstandigheden, die al zeer curieus moeten zijn, en daar hec ingezetenen
dezer stad betreft, de algemeene aandacht tot zich. De heeren Mrs. IV.
Wintgens, A. A. J. Clant en C. Franfois, zijn als verdedigers, aan de drié
beschuldigden toegevoegd.
In de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van heden,
is ingekomen eene Koninglijke boodschap, ten geleide van een ontwerp van
wet, strekkende tot weder-invoering eener belasting op de paarden, runde-
ren en schapen. Het ontwerp is gegrond op de overweging, dat liet bedrag
der tegemoetkomingen, gedurende de drie laatste jaren,' uit het fonds voor
den landbouw, uitgereikt aan de veehouders, welke door de heerscherde
longziekte onder het rundvee, verliezen hebben ondergaan, zoo aanmerkelijk
geweest is, dat niet alleen de gewone renten van genoemd fonds ontoereikend
zijn bevonden, om daaruit die en de overige gewone uitgaven, tot deszelfs
lasten loopende, te bestrijden, maar dat bovendien daartoe van het kapitaal
zelf een aanzienlijk bedrag heeft moeten worden uitgegeven; alsmede, dat
men hierin op eene gepaste wijze wil voorzien, zoodanig, dat, terwijl aan
den eenen kant het bedoeld fonds worde in staat gesteld, om bij voortduring
verschillende, voor den landbouw en de veeteelt nuttige onderwerpen en
instellingen te blijven bekostigen; aan den anderen kant, opzigtelijk de te
verleenen schadevergoedingen, worde gelet op die bepalingeD, waarvan eene
veeljarige ondervinding de doelmatigheid heeft bewezen.
Volgens het voorstel zal, gedurende de jaren 1840-1844, telken jare, ten
kantore der ontvangers van de directe belastingen der gemeente, onder welke
zij behooren, worden opgebragt voor elk runderbeest, boven de twee jaren
oud, en voor ieder paard, boven de drie jaren oud, gelijk mede voor elk
achttal schapen, tien cents; en voor elk rund, beneden de tweeen elk paard
beneden de drie jaren oud, vijfcents; alles gerekend ten tijde der beschrijving.
Kalveren, geene drie maanden, en veulens, nog geen jaar oud, gelijk ook
lammeren, tot -twee maanden oud, zijn van deze belasting uitgezonderd.
Jaarlijks zullen de hoofden der plaatselijke Besturen eene opneming doen vati
al de in hunne gemeente aanwezige runderen, paarden en schapen, en daar
van een staat opmaken, welke vervolgens aan den ontvanger der directe be
lastingen. tot formatie der kohieren, zal worden ter hand gesteld. De be-
lasting zal moeten betaald zijn vóór het einde der maand September van ieder
jaar. De qnitantien daarvoor zullen worden afgegeven op ongezegeld papier.
Tot goedmaking van de kosteu van beschrijving, perceptie-looneii en konen
voor het onderhoud der kohieren en staten, zal boven de belasting worden
/c ."T I-
■-'-.'V i iif V
W %VSTE:Ï4
r' ALT/O?,h
9 DECEMBER.
geheven zes en een vierde ter- honderd, waarmede e!ks aanslag op het koMef
zal worden verhoogd. Omtrent hen. die naiatig zijn de belasting op dert
hierboven gemelden tijd op te brengen, zal op gelijke wijze gehandeld wr-r
den als omtrent de nalacigen bij de directe belastingen is bepaald. De op*
brengsc dezer belasting zal steeds eeniglijk bestemd zijn ten behoeve van cfe.
veeteelt en den landbouw, over de geheele uitgestrektheid van het Rijk, en
zal inzonderheid dienen tot het verleenen van schadevergoeding voor VeriieS
van vee, en tot hec vinden van verdere kosten, die tot stuiting van runder.
pest of andere veeziekten, of ook ter bevordering van den veeteelt en !.v d
bouw. verei^cht worden; zonder dat deze gelden immer tot èenig ander dart1
de. hiergenoemde einde gebruikt mogen worden.
Breedvoerig weide het ontwerp utc over de schadevergoedingen, wellfè
verleend zullen worden, en over de bewijzen, die, ter verkrijging dier «c'i-i
devergoedingenzullen moeten worden geleverd. In den regel zal er, even
al? tot dus verre, schadevergoeding worden verleend voor rurderèn, paarden
en schapen, welke door eene besmettende en voor ongeneeslijk gehouden,
of, na aanwending der noodige geneesmiddelen, ongeneesselijk bevondeti
ziekte aangetast zijnde, tot voorkoming van verdere besmecringonder inacht
neming van zoodanige voorschriften als tegen misbruik kunnen waarborgen,
worden gedoodten gevolge van het verslag van eenen door het 'Gouverne
ment erkenden Veeatts, en op last, hetzij van de provinciale Gouverneurs
of de leden der Gedeputeerde Staten, hetzij van de Districts-Commissans.
sen, de Grietmannen, de stedelijke Besturen of de leden der Commissie!!
van landbouw. De gelden, uic.de opbrengst der bij de tegenwoordige wet
bepaalde belasting voortspruitende, zullen altijd, geheel onvermengd en af
gescheiden van alle lards middelen of inkomsten worden gehouden en door
den Munster van Financiën worden gesteld ter beschikking van hec Departe
ment, bij hetwelk de zaken van het fonds voor den landbouw worden be
handeld, mn dbof hetzelve te worden geadministreerd, overeenkomstig de
bestaande bepalingen of de zoodanige, welke door Zijne Maj., op grond der
tegenwoordwer. nader mogten worden vastgesteld. Deze gelden, voor
zoo ver zij riet dadelijk tot nuc van de veeteelt en den landbouw moeten
worden gebruikt, zullen aan den lande op renten worden uicgezec.
Bij de mv motie tot bovenvermelde voordrage van wet worde gezegd, dar,
toen bij de wet van 18 Maart 1826, de vroeger bestaan hebbende belasting
op de runderen, paarden en schapen op nieuw, doch alleen op de runderen
en paarden, en wel tot de belfce van het vroegere bedrag, ten behoeve van
het fonds voor den landbouw, werd uitgeschrevenmen Zijne Maj. vleide,
op grond der tot daartoe verkregen ondervindingdat, na verstrijking van
hec tijdvak, waarover die belasting vernieuwd werd, en hetwelk met 1830
eindigde, de renten van genoemd fonds voldoende zouden zijn ora de uitga,
ven, ten laste daarvan, te kunnen blijven bestrijden.
Later brak eenter op verschillende plaatsen hier te lande de longziekte
onder het rundvee uit, en daar dezelve om haren verwoestenden aard, niet
onder de gewone ziekten scheen te kunnen worden gerangschikt, en de ver
liezen, door die ziekte geleden, vele veehouders aanmerkelijk bezwaarden,
werd aan hun verlangen, om te dier zake uic hec fonds voor den landbouw,
eenige vergoedipg ce erlangen, ook op aandrang van andere zijden, voldaan,
liet gevolg hiervan was echter, dat men'ae uitgaven niec meer uit de
gewone renten van hec fonds heefc kuunen vinden, maar dac bovendien van
het kapitaal zelf eene aanzienlijke som heefc moeten worden te gelde ge
maakt. Alleen voor de longziekte, sedert derzelver ontstaan hier ce lande,
tot ultimo September jongstleden, is aan tegemoetkomingen uitbetaald voor
27,212 stuks vee.
Die buitengewone uitgaaf duurt nog voort, daar de ziekte nog hier en daar
scanu houdt, en zelfs van tijd tot tijd te voorschijn komt op plaatsen, wel
ke nog waren bevrijd gebleven, zoodat men op gelijken voet met de ver
goedingen willende voortgaan, op nieuw tot eene afschrijving öp hec kapi
taal zal dienen te besluiten.
In verband mee de verliezen, welke het fonds ni! laatstelijk heeft onder*
gaan, schijnt ia en de belasting voor 's hands tot geen minder bedrag ce kun-
nen invoeren, dan waarop de heffing van den beginne af, tot op 1825 heeft
plaats gehad.
Onder de ziektenwaaibljbehalve de runderpesrhet dooden te pas komt*
worden begrepen de kwade droes, de schsapspokken en de hondsdolheid.
Deze voordragt en memorie zullen woraen gedrukt, rondgedeeld eu ver»
zonden aan de afdeelingen.
De cen:raie afdeeling heeft verslag gedaan:
l°. Op het oncwerp van wet houdende aanwijzing dèr gevallen, waarin
de certificaten van voldoening aan de Nationale Militie, niet meer zullen
worden gevorderd. Daaruit blijkt, dat een lid in eene der afdeelingen zich
zeer ontevreden verklaard heefc over de antwoorden, welke de Regering
ten aanzien van deze voordrage, gegeven heefc, als beschouwende hij den
tijd te lang en daardoor de straf te hard.
Ook bleven nog vele leden derzelfde afdeeling den wensch uiten, dat de
tijd van ouderdom, hier in quaestie, op 35, in plaats Van op 40 jaren, moge
worden bepaald. Hetzelfde deden twee leden eener andere afdeeling, vvelkft
door de voor het tegenovergestelde aangevoerde redenenniec waren overtuigd.
20. Op het ontwerp, houdende bepalingen tegen hec aan de ambtenaren
van hec Openbaar Ministerie toekennen van aanüeelen in geldboeten, uitge
sproken in strafzaken. Daaruic blijkc, dac eene der afdeelingen in geenen
deele kon toegeven, hetgeen aan hec einde van de ancwoorden der Regering
is gezegd, dat hec volstrekt onmogelijk zoude zijn, om de door haar bedoelde
herziening van de verschillende wetten en besluiten tot stand te brengen.
In de erkentenis, dat het zeker e-:n werk van gewigc en grooten omvang is,
ligt toch no' geene toestemming van hec ondoenlijke van zoodanige onderne-
ming opgesloten. Die afdeeling had ook van geene blijvende codificatie (zoo.
als men zich bij de antwoorden uitdrukt) gesproken, doch met ernst aange
drongen op eene herziening van de veelvuldige wetten, besluiten en veror.
deningen, van verschillende besturen afkomstig, die zoodanig uireenloopen
dac er dikwerf twijfel bestaat over hec al of niec wettige der toepassing
waardoor gewis eene onzekerheid in de wetgeving ontstaat, die met eene
goede staatkunde onvereenigbaar moet geacht worden. Zonder nu te herhalen,
wat dezelfde afdeeling daaromtrent vroeger heefc gezegd en hetgeen reeds
meer en dikwijls is in het midden gebragcblijft zij met allen ernst op de
bedoelde herziening aandringen.
Wat aanbelangt het toekennen van eenige bezoldiging of schadevergoeding
aan de ambtenaren van hec Openbaar|Minisrerie bij de kantongeregtenis door
twee leden der vierde afdeeling nog aangemerkt, dac men hier in het oog
moet houden, dac er een kennelijk groot onderscheid is tusschen de bedoelde