A0. 1830. L E Y D S C II E WOENSDAG, liJfeSTISf «s4? -*J x >»n A - /J <»t, '•'s/ - ,.r /®S: ..rvyi). ,E C O U R A N T. a 8 AUGUSTUS, NEDERLANDEN. Leyden den 27sten Augustus. rJaar men van goeder hand verneemt, zal H. K. H. Mevrouw de Prinses Albert van Pruissen, aanstaanden Vrijdag avond deze stad passeren, zich wederom naar Duitschland begevende. Het Hof heeft op den assten dezer den rouw voor den rijd van vier weken aangenomen, ten gevolge van het overlijden van Z. D. H. den Her. rog van Nassau; zullende over de eerste veertien dagen middelbare en ge durende de laatste freertien dagen ligte rouw gedragen worden. Bij Zijner Majesteits besluit van den i8den dezer, N°. 92, is tot No. taris te Biervliet, provincie Zeeland, benoemd: J. C. O. Berttein. Zijne Maj. heeft den heer A. Goekoop een eervol ontslag verleend als lid der Commissie tot regeling der grensscheiding tusschen Nederland en Belgie, en in zijne plaats benoemd den hoofd-fngenieur van den Waterstaat in Noord-Braband, E. de Kruyf. In plaats van wijlen den commies bij het Departement voor de Marine P. van Santen Jr., is benoemd, op een verhoogd tractement, de commies bij dat Departement, A. F. Struik, terwijl de hierdoor opengevallen com. miespost niet is vervuld, maar vervangen door eenen adjunct-commies; in welke betrekking op verhoogde jaarwedden zijn opgeklommen de adjunct- -cummiezen J. Cowmjs, J. L. Burnet, C, Ritzema Jr. en C. Ebellzijn. de als adjunct-commies aangesteld A. kV. C. Domis, bij het uur werkend geëmployeerde. In de Residentie is aangekomen de Baron de Heidel, Luitenant-Colo- nel en Kamerheer in dienst van Z. D. H. den Hertog van Nassau, door den thans regerenden Hertog van Nassau Adolf, belast met de overbrenging aan dit Hof van het berigt van het ovèrlijden van zijnen doorluchtigen Vader, den Hertog IVilkelm. Insgelijks is dezer dagen aldaar aangekomen de heer Philippe de Motz, Grootmeester aan het Hof te Carlsruhende Graaf Vanin, in dienst van Z. M. den Keizer van Rusland; benevens den Graaf Amade, Geheimstaatsraad en Kamerjieer van Z. M. den Keizer van Oostenrijk, met deszelfs gezin. Ten gevolge van een ooor.7. L.deIVildtbraudspuitfabrijkant te Utrecht, aan den Koning ingediend request, houdende verzoek, dat het Hoogstdezelve mogt behagen, zijne fabrijk aan de Gouverneurs der provinciën aan te beve. len, heeft Zijne Exc. de Minister van Binnenlandsche Zaken de Gouverneurs der provinciën dezer dagen uitgenoodigdom, uithoofde van de gunstige in- furmatiën omtrent de fabrijk van J. L. de IVildt ontvangen, de aandacht der plaatselijke Besturen op het bestaan dier brandspuitfabrijk, nevens de aan hen reeds vroeger aanbevolene inrigtingen van dien aard, meer bijzonder te vestigen. De Hooge Raad der Nederlanden heeft in deszelfs zitting van den 2östen dezer geregistreerd het beroep in cassatie, ingesteld door C. P. deiVildevan beroep scheeps-heelmeester en P. Bakker, van beroep koopvaardij-Kapitein door de Arrondissements-Regtbank te Amsterdam, op 29 Mei jl. in hooger beroep veroordeeld tot eene geldboete van 25 en in solidium in de kos. ten, wegens overtreding van art. 4 der wet van 28 Junij 1816, van welke zaak vroeger in het Handelsblad mededeeling is gemaakt. De Hooge Raad heeft hij dit airest onder anderen verklaard (in wederlegging van hetgeen van wege de requiramen is aangevoerd, dat namelijk die wet niet op hen toepasselijk is, aangezien niet de heelmeester, maar de reederij de medicijnkist heeft geleverd.) dat het woord: „1deszelfs scheepskist," in art. 4 der bovenver melde wet gebezigd, nimmer beschouwd kan worden als alleen te slaan op scheepskistentoebehoorende aan of afgeleverd door den scheeps-heelmeester, maar wel op elke medicijnkist, staande onder het uitsluitend en persoonlijk beheer van dien scheeps-heelmeester, die zich aan boord bevindt, onver schillig door wie dezelve geleverd zij. De Hooge Raad der Nederlanden heeft den 2/sten dezer deszelfs arrest gewezen, nopens de voorziening in cassatie van den Procureur-Generaal bij het Provintiaal Geregtshof van Gelderland en van den heer C. A. Thieme drukker en uitgever der Atnhemsche courant, tegen een arrest van hetzelve Geregtshof van Gelderland, waarbij bevestigd geworden is de door de Arron- dissements-Regtsbank te Arnhem uitgesprokene veroordeeling tegen denzel. ven heer Thieme, iet zake van laster, die begaan zou zijn tegen de beambten van het Postkantoor te Leiden, door het in dezelve courant plaatsen van een artikel, waaruit zou zijn op te maken, dat er soms brieven op dat kantoor worden geopend. De Hooge Raad heeft geoordeeld, dat, ter toepassing van art. 367 van het Wetboek, op het Strafregt, houdende strafbepalingen tegen het wanbe drijf van laster, het kenmerkend vereischte wordt gevorderddat er eene strafbare of verachtelijke daad zij ten laste gelegd aan eenig bepaald persoon of aan openbare autoriteiten of ligchamenuit meer dan een persoon be staande. De Hooge Raad heeft beslist, dat in het betichte en veroordeelde artikel dit kenmerkend vereischte, tot toepassing van art. 367 C. P.. niet gevonden wordt dat alzoo art. 2 der Wet van 16 Mei 1829, te regt niet is toegepast en de voorziening in cassatie van den Procureur-Generaal derhalve moet worden verworpen; maar de Raad heeft, op de voorziening in cassa tie van den heer C. A. Thieme, beslist, dat, daar de strafwet verkeerd is toegepast, en de wet alzoo is overtreden, het arrest van het Geldersche Hof wordt gecasseerd en vernietigd; terwijl de Raad, ten principale regt- sprekende, den heer CA. Thiemevan alle regtsvervolging te dezer zake, heeft ontslagen en denzelven van de tegen hem uitgesprokene straf heeft ontheven. Uit Amsterdam meldt men van den 26 Augustus: P De twee en dertigste algemeene vergadering van het Koninglijlt Neder- landsche Instituut van WetenschappenLetterkunde en Sc'noone Kunsten, werd op heden alhier gehouden, onder voorzitting van den heer IV. S. Swart voorzitter der eerste klasse, wordende het Secretariaat waargenomen door den heer C. Vrolik, vasten Secretaris dierzelfde klasse. De werkzaamheden, waartoe deze algemeene vergadering beschreven was, ten einde zijnde gebtagt, werd de heer A. des Amorievan der Hoeven, voor. zitter der tweede klasse, tot algemeenen voorzitter voor het volgende in stituut-jaar aangekondigd, ten gevolge waarvan de werkzaamheden van hec algemeen secretariaat zijn overgegaan op den heer S. Iz. LViselius, vasten Secretaris van laatstgenoemde klasse. Te Helvoetsluis is den 23sten dezer een Israëlitisch kerkgebouw pleg. tig ingewijd en op 's Konings verjaardag heeft in hetzelve de eerste gods. dlenstoefening plaats gehad. Den 25sten dezer heeft er op den Haarlemmer spoorweg een proefrid plaats gehad, die door de leden van den Raad van Bestuur der Hollandsche ijzeren spoorweg-maatschappij en eenige particulieren werd mede gemaakt. Men verneemt, dat de gansche uitgestrektheid der baan binnen 40 minuten is afgelegd slechts de halve stoomkracht was aangewend geworden. Uit Gelderland meldt men, dat het uitgezaaide koolzaad niets te wen. schen overlaat, uithoorde het vele gevaren, 7.00 ais droogte en anderzir.s, waaraan het andere jaren was blootgesteld, gelukkig is te boven gekomen, zoodat men voor het volgende jaar eenen gunstigen oogst kan verwachten. Ook bestaat aldaar een overgroote voorraad, die zich nog in het bezit van den landbouwer bevindt, Sedert het begin der vorige week is de straatweg, tusschen Assen en Meppel, thans ganschelijk gereed zijnde, langs de geheele route voor de passage geopend, zoouat hiermede de gemeenschap tusschen Zwolle en Gro. ningeu zeer gemakkelijk is.geworden, als bestaande onafgebroken een straat, weg van de eene naar de andere stad. Men schrijft uit Maastricht van den 23 Augustus: Bii Koninglijk besluit van den iiden dezer, is bepaald, dat er een Ojf.cieel Blad van Limburg te Maastricht zai worden uitgegeven, 111 hetwelk al de besluiten en verordeningen voor deze gewesten uit te brengen, en waarvan de bekendmaking door Zijne Maj. nuttig of noodig geoordeeld zal worden, zullen worden opgenomen. Dit blad zal voor rekening van de landsfondsen in Limburg worden gedrukt, en door al de gemeente-besturen moeten aan. geschaft worden; hetzelve zal ook bij abonnement verkrijgbaar zijn. Deze en meer andere soortgelijke verordeningen doen alhier de vrees ontstaan, dat Limburg bij voortduring een van Holland geheel afgescheiden Bestuur zal blijven behouden, en dus slechts in naam met het Rijk vereenigd zai zijn, hetgeen gewis aan de welvaart van deze voorheen zoo bloeijende provincie weldra een einde zoude maken, den handel voor altijd uit deze landstreken zoude verjagen, en de inwoners derzelve in den or.aangenaamsten en nadeé- ligsten stand zoude plaatsen; geen wonder derhalven, dat men daarvoor be ducht is, en dat men algemeen naar eene spoedige en naauwe verbinding met Holland verlangt. Volgens eene opgave, op welke men meent te kunnen staat maken, zijn er, behalve andere voortbrengselen, gedurende het jaar 183S uit Neêr. lands—Indië uitgevoerd; 590,000 picols koffij, 735,000 picols suiker, 950,000 picols rijst, ^43,000 ponden indigo en 41,573 picols tin; bedragende de waarde van den geheelen uitvoer ongeveer 45 millioen gulden en de invoer ƒ34,500,000, waarvan 6 millioen in Hollandsche lijnwaden. Men meende, dat de uitvoer in dit jaar, 1839, nog aanzienlijker z.ou kunnen zijn, en dat, voor rekening van de Regering alleen, omtrent 750,000 picols koffij zouden kunnen verzonden worden, en dat de uitvoer van indigo uit 1,200,000]pon den, en van java-thee uit ongeveer 140,000 ponden zou bestaan. In 1829 was de uitvoer de navolgende: koffij 281,662 picols, suiker 73,780 picols, rjjst 808,740 picols, indigo 46,369 ponden, tin 23,958 picols, welke uit voer, over het algemeen, van jaar tot jaar vermeerderd en tot die hoogte gekomen is, waartoe zij thans is geklommen. CHIN A. Over Batavia heeft men de volgende berigten uit Canton van 26 Januarij tot 27 Februarij I. 1.: De krachtdadige maatregelen, welke het Chirieesch Bestuur tegen den opium-handel in het werk stelt, maken de uitzigten der markt uiterst duis ter. Velen, die, met de niéuwste gebeurtenissen onbekend, hunne gewone aanvoeren van dat heulsap in China voortzettedenzijn daardoor in verlie zen geraakt, welke onberekenbaar genoemd worden. Zoo als men verhaalt, is onlangs een Chineesch Ambtenaar speciaal van Peking gecommitteerd, die met buitengewone magt bekleed moet zijn, en wiens zending ten doel zoude hebben, om den handel geheel en al te vernietigen. Alle handelin gen der Chinezen bewijzen, dat zij werkelijk gezind zijn, ten deze met de meeste gestrengheid voort te gaan. Zij zullen, volgens hunne gezegden, des noods door het ter dood brengen van eenige tientallen van vreemdelingen, die zich als belhamels in de overtreding der gemaakte bepalingen tegen den opium-handel doen kennen, het wel daarhenen weten te rigten, dat deze hunne „zwarte en vergiftende" plannen zullen verijdeld.zien. Zeifs heeft een Chineesch Minister, als een middel ter handhaving der meerbedoelde bepalingen, voorgesteld, om ook den handel in thee enrhubarber te verbieden. De Gouverneur van Canton heeftalsr.u zijnevóór een paanmaandenaan de Kamer van Koophandel gedane bedreiging betrekkelijk de executieop het plein voor de factorijen der vreemdelingen, van veroordeelden ter zake van het handelen in opium, tot verwezenlijking gebragt. Deii i>8sten Januarij des avond, omstreeks ten 5J ure, zag men eenige ge. wapende soldaten zich op het bedoelde plein verzamelen. Men schonk hun evenwel in het eerst weinig oplettendheiddaar mén dacht, dat de eene of andere straf van geringen aard zoude worden ten uit voer gelegd, hetgeen op die plaats een niet ongewoon iets was. Weldra echter bevond men, dat zekere Chinees, die schuldig was verklaard aan hec handelen in opium, gewurgd moest worden, en lang voor dat zulks onder de vreemdelingen bekend en dus door eenigeti maatregel van den kant dier laatsten verhinderd konde zijn, had de executie, in den tijd van omstreeks vijf minuten plaats gehad, en was eene nieuwe grove beleediging aan de te Canton residerende vreemdelingen aangedaan. De Chinezen, over het gebeurde onderhouden zijnde, antwoordden niets dan dat zulks op last van den Keizer geschied was; terwijl zij alle redenen trachteden aan te brengen, om te bewijzen, dat zij in deze op geene belee. diging der vreemdelingen doelden. De haast, waarmede de zaak afgedaan werd, en de keus van tijd voorde strafoefening, bewijzen ten duidelijkste, dat de Chinezen beducht waren voor pogingen van de zijde der vreemdeliu- gen,om, even als op den 12 December jl, het ten-uitvoer-leggen der straf te beletten. Men acht de laatstbedoelde!! echter gelulfkig, dat zij hiertoe niet hebben kunnen overgaan, daar men zich van "eenen strijd tusschen hen en de Chinezen, welke daarvan het noodzakelijk gevolg zoude zijn geweest, weinig goeds voorspelt. De Engelsche, Amerikaansche, Hollandsche en Fransche Consuls hebben na het boven vermeld voorval, eenpariglijk besloten, om, ten blijke hunner diepe verontwaardiging over de hun, bij herhaling, aangedane beleediging, vooreerst de vlaggen hunner natiën niet meer te hijschen. Intusschen heet'c ieder hunner zich, zoo als men verhaalt, tot zijn Gouvernement gewend, ombevelen opzigteliik de wijze, waarop zij zich in het vervolg, jegens de Chinezen zuilen hebben te gedragen. De hooge bedoelde gecommitteerde wordt nog immer verwacht, tertvjjl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1839 | | pagina 1