T U R K Y E.
DUITSCHLAND.
werkelijk bestaat, wat men als schijnende beeft voorgedragen? De redenaar
geeft toe, dat regtsgedingen van strekking de hoogste afkeuring verdienen;
doch waar die strekking zoo duidelijk is, ais in het geval voorhanden, daar
behoort zij wei degelijk tot het gebied des regters. Nu zijn er wel niet met
name personen genoemd; doch er is een postkantoor bijgebragt, op zichzélf
een onbezield wezen, maar de personen hier bedoeld, wijst het gezond ver
stand aan.
De spreker merkt op, dat art. 4 der wet van ï<5 Mei 1829, betreffende
den hoon en laster aan openbare autoriteiten aangedaan, of aan ligchamen,
uit meer dan een persoon bestaande, daarbij voegt; „al is het ook, dat geen
persoon uidrukkelijk zij aangeduid."
De Procureur-Generaal zegt, dat het geenzins de roeping der drukpers
is, al het vermeende kwaad openbaar te maken; haar pligt is, dat kwaad te
onderzoeken, vóór dat zij het aan het licht brengt. Haar pligt is het niet
een ieder, dien zij vermeent dat onregt pleegt, aan de verachting zijner me
«leburgers prijs te geven.
Mogt er schuld bestaan, dan moet zij het aan het gezag Overlaten, die,
overeenkonstig de wet, te bestraffen. Doet zij dit niet, volgt de drukpers
een anderen weg, dan maakt zij geen gebruik van de heilige vrijheid, haar
geschonken, dan ontaardt deze in misbruik en losbandigheid. Dat alle amb.
tenaren, hooge en mindere, tegen het artikel zijn opgekomen, is louter en
alleen het gevolg dat hun een vergrjjp is aangewreven. Eindelijk betoogt
de Procureur-Generaal, dat het postkantoor geen autoriteit en geen zedelijk
iigchaam is en daarom art. s der wet van 1829 te regt niet is toegepast;
uit welken hoofde de vraag om cassatie van den Procureur-Generaal bij het
Geldersche Hof, daarop gegrond, moet vervallen.
Op alle deze gronden concludeerde de Procureur-Generaal, dat de beide
gedane verzoeken tot cassatie van het door het provinciaal Geregtshof van
Gelderland gewezen arrest, zouden worden verworpen, en het arrest der
halve in allen deele door den Raad zou worden bevestigd.
De uitspraak in deze zaak is bepaald op Dingsdag den 27sten dezer.
Naar men verneemt heeft het Z. M. behaagd, bij besluit van den qden
dezer te benoemen tot Raadsheer in het Provinciaal Geregtshof van Gronin
gen, den heer Mr. G. fV. Eekhoutthans President van den Arrondissements.
Regtbank te Groningen, en zulks in plaats van wijlen Jhr. Mr. IV. J. Quie
tus. Mr. G. IV. Eekhout was de 3de Candidaat, die door de Stateu van Gro.
ningen, ter vervulling dezer vacature, gekozen was.
Bij een besluit van dezelfde dagteekening is benoemd tot Raadsheer in
het Provinciaal Geregtshof van Gelderland, Mr. .7. ti. van der Renne, thans
President van de Arrondissements Regtbank te Nijmegen, en zulks in plaats
van wijlen Mr. et. G. G. Rooyaards. De benoemde was door de Staten van
Gelderland de eerste op de lijst der Candidaten geplaatst.
Daar Mr. G. IV. Eekhoutbenoemd tot Raadsheer in het Provinciaal Ge
regtshof van Groningen, de eerste Candidaat was van het tweede drietal
Candidaten, door de Staten van Groningen benoemd, ter vervulling der in
het Hof opengevallen plaats, ten gevolge van het bedanken als lid van ge.
meld Geregtshof van Jhr. Mr. R. Gockinga Hz., zoo is het de vraag, of
Zijne Maj. thans eene keuze zal doen uit het tweetal Candidaten, hetwelk
daartoe thans nog overblijft.
Z. M. de Koning zon bevelen gegeven hebben tot het finaal pasporte.
ren van de miliciens der ligtingen tot en met 1834.
Z. M. heeft aan den graveur te Utrecht, D. van der Keilen, wegens
eene door hem vervaardigde medaille op de echtverbindtenls van Z. K. H.
den Erfprins met H. K. H» de Prinses van Wurtemberg, eene gratificatie
verleend.
Z. M, zou den heer Fa lek tot Ambassadeur in Belgie benoemd hebben,
De heer A.Davezac, die gedurende zijn tienjarig verblijf te 's Hage,
als Zaakgelastigde der Vereenigde Staten van Amerika zich de algemeene
achting heeft verworven, en zich als een man van vele en uitgebreide kun
digheden, en van een aangenaam verkeer in het gezellige leven heeft doen
kennen, is den 9 Augustus uit'sHage vertrokken, wordende hij in zijne
hoedanigheid van Zaakgelastigde opgevolgd door den heer H. Bleecker, die
zich reeds sedert eenigen tijd in de Residentie bevindt.
Men verneemt, dat het vertrek van HH. KK. HH. den Erfprins en de
Erfprinses van Oranje naar Amsterdam, omstreeks den 10 September zal
plaats hebben; dat HH. KK. HH. tien dagen in de hoofdstad zouden verblij
ven en dat HH. KK. HH. zich vervolgens voor eenigen tijd naar Stutt.
gardt zouden begeven.
Naar aanleiding eener missive des Ministers van Binnenlandsche Zaken,
zijn de Militie-Commissarissen en de plaatselijke Besturen onderrigt, dat,
volgens eene bij Zijne Exc. van het Departement van Buitenlandschen Zaken
ontvangene kennisgeving, uit eene briefwisseling met het Fransche Gezant,
schap, over de toepassing van het cartel tusschen Nederland en Frankrijk
gebleken is, dat door de Fransche Regering het beginsel is aangenomen,
om voortaan geene uitlevering van deserteurs te zullen vragen of toestaan,
en dien ten gevolge de naleving van die conventie ook dezerzijds is verval
len; weshalve geene Fransche deserteurs vervolgd en in verzekerde bewaring
genomenveelmin aan de Fransche autoriteiten behooren te worden uitgeleverd.
Het IVeekblad van het Regt bevat het volgende lierigt:
Naar men verneemt heeft Z. Exc. de Minister van Justitie zich yereenigd
met het gevoelen van den Procureur-Generaal bij het Provinciaal Geregtshof
in Holland, dat art. 1505 B. W. niet heeft doen vervallen, en dus voortdu.
rend van kracht is, art. 38 van het Keizerlijk decreet van den 14 Junij 1813,
waarbij aan de Deurwaarders is verboden, middellijk of onmiddelijk koopers
te worden van roerende goederen, met welker verkooping zij belast zijn.
Behalve een klein gedeelte onder Moordrecht, is thans de gebeele
Zuidpias drooggemaakt. De bedijking dier plas is begonnen in 182? en in
1830 voleindigd. Toen heeft het werk tot 1835 sti' gestaan. In dat jaar is
hetzelve wederom aangevangen en dus in ruim 6 jaren voltooid.
Uit Utrecht meldt men van den 9den Augustus, dat de Belgische Com-
missarissen den vorigen dag in het oude Kasteel van Antwerpen eenen maaltijd
aan de Nederlandsche Commissarissen hadden gegeven, waarop zich ook Zijne
Exc. de Staatsraad, Gouverneur der provincie Utrecht bevond.
Ook meldt men uit die stad, dat den 5den dezer te Teckop brand ont.
staan is op eene hofstede, aan den heer C. van Dam van Veenhuizen, te
Utrecht, toebehoorende en bewoond door den bouwman J. T. Bos. Een ge.
deelte van het woonhuis was nog behouden gebleven, door de spoedig aan-
gebragte hulp van het handbrandspuitje dier gemeente en nader door de spui.
tender gemeente Kamerik en Kockengen; doch twee schuren, een houtschelf
en een hooiberg met so,000 Ned. ponden hooi zijn eene prooi der vlammen
geworden.
Het Provinciaal Geregtshof van Noord-Braband heeft den 2den dezer
Oudens, beschuldigd van moedwilligen doodslag met voorbedachten rade ge.
pleegd, veroordeeld tot de straffe van het zwaaijen van het zwaard over
het hoofd en een confinement voor den tijd van vijftien jaren.
Te Tilburg zijn in den avond van den 8sten twee huizen geheel afge-
brand, die wel voor brandschade waren verzekerd, doch waarvan de meu.
helen niet geassureerd waren.
CHINA.
De berigten uit Canton, loopende tot 7 April, bevestigen, dat aldaar al
de voorraad opium, die de Engelschen in de pakhuizen of op de schepen had
den, geheel is vernield geworden, 22,000 kisten bevattende en eene schade
van 2,000,000 veroorzakende. Twee kooplieden zelfs, die de opium niet
hadden willen overgeven, waren met den dood gestraft.
Het edict door den gelastigde van den Keizer van China tegen den
opium-handel uitgevaardigd, begon aldus:
Lin, hoog Keizerlijk gelastigde van het Hemelsche hof, bewindhebber
over de zaken van oorlog, en Gouverneur van Hookwang, vaardigt dit
bevel uit aan de vreemdelingen van alle natiën, eischende van hen volle
bekendheid met den inhoud daarvan.
Het is bekend, dat de vreemde schepen, welke tot weêrzijdschen handel
te Kwantung (Canton) komen, van dien handel zeer groote voordeelen heb
ben getrokken. Dit is gebleken door de daadzaken, dat terwijl de schepen,
die jaarlijks ten dien einde hier kwamen, vroeger naauwelijks bij tien werden
geteld, in de laatste jaren tot een honderd en vele malen tien hebben beloo-
pen; en dat, wat geriefelijkheden zij ook hebben medegebragt, zij nooic
gefaald hebben vertier daarvoor te vinden; wat zij ook getracht hebben te
verkoopen-, zij nooit buiten staat zijn geweest dit te volvoeren. Laten zij
het zich-zelven slecnts afvragen of tusschen hemel en aarde eenige plaats is
gelegen, waar hun voordeeliger markt wordt aangeboden. En liet is omdat
onze groote Keizers, in derzelver algemeen werkende goedwilligheid, u han-
dels-voordeejen hebben toegestaan, dat gij met deze voordeelen zijt begun
stigd. Laten onze havens eenmaal voor u gesloten zijn, op welke voordeelen
kunt gij, verschillende natiën, dan langer hopen? En meer nog, onze thee
en rhubarber, als gijlieden vreemdelingen zult zien, dat gij daarvan beroofd
zijt-, zoo zult gij daardoor de middelen verloren hebben, om uw leven te
bewaren, daar zij jaar bij jaar zonder list of nijd aan u ingewilligd zijn toe
uitvoer, over de zeeën. Nooit zijn er grooter gunsten verleend!
De Engelsche handelaren in opium te Bombay, hebben een adres aan
den Raad van Koningin Victoria opgezonden, teneinde schadevergoeding voor
de vernieling van hun eigendom te ontvangen.
Berigten uit Belgrado van den ipden Ju lij houden in, dat de Senaat van
Se'rvie, in overeenstemming met het regentschap, thans, ook den broeder
van Vorst Mi/osch in hechtenis heefc doen nemen. Het was in het land rus.
tig, maar de zoon des Vorsten, die thans, na den dood zijns broeders, hec
beheer aldaar moet aanvaardenwas nog niet uit Wallachije, waar zijn vader
zich bevindt, aangekomen. Sommigen schrijven thans den val van Vorst
Milosch aan den invloed van Rusland toe.
SPANJE.
Uit Bayonne meldt men van den 3den, dat Don Carlos zijn hoofdkwartier
naar Tolosa verplaatst heeft. Hij was met zijne famielje in de plaatsen, die
hij was doorgetrokkenmet veel geestdrift ontvangen.
De Engelsche Vlootvoogd Hay, heeft zich, na het onderhoud, dat hij
met den Carlistischen Generaal Marotto gehouden hadnaar den Christinos
Generaal Espartero te Emurrio begeven. Wat het doel van die conferentien
geweest is, weet men tot nog toe niet.
De vesting Lucena, die onlangs door denChristinos-GeneraalO'Ds»»c/7
ontzet en van levensmiddelen voorzien is, is op nieuw door de Carlisten
belegerd.
De Sentinelle des Pyrentes berigt, dat het leger van Espartero thans
75,465 man bevat, onder welke 2589 ruiters; hij heeft bovendien 719 stuk.
ken geschut.
De Keulsche courant bevat het volgende:
Rusland heeft den voorslag van het Oostenrijksche Kabinet, om teWeenen
het middenpunt der beraadslagingen over de Oostersche aangelegenheden te
vestigen, van de hand gewezen. In de des betreffende nota moet worden
gezegd, dat het Russische Gouvernement, indien Sultan Mahtnoud in het
leven ware gebleven, gaarne deszelfs toestemming tot dien voorslag zoude
hebben verleend; doch dat, na deze gebeurtenis en uit aanmerking van den
buitengewonen toestand des Turkschen Rijks, eene Mogendheid, welke
daarbij zoo wezenlijk is betrokken, zich de handen niet wel kan laten binden.
Wij hebben reeds gemeld, dat de Koning van Hanover, op het adres
van eene menigte inwoners der hoofdstad tot herstelling van den afgezetten
Burgemeester Rumann, een weigerend antwoord heeft gegeven; het antwoord
is in zijn geheel aldus
„Ernst August, enz.: Hiermede geven wij den algemeenen magistraat, op
dezelfs vertoogen van den 19 en 20 Julij IIhet door ons genomen besluie
door het volgende te kennen. Doordien t°. er geen twijfel bestaat, dat de
leden van het collegie van den magistraat, die mede met de waarneming
en uitoefening onzer waardigheid zijn belast, tot de openlijke ambtenaren
behooren; zoo staat 20. de grondstelling even ontwijfelbaar vast, dat in het
bijzonderde tot het bestuur behoorende medeleden van den magistraat aan de
raagt der Regering in het algemeen en voornamelijk aan de tucht der hoogere
Regerings beambten zijn onderworpen; waarbij ook ten 3°. in aanmerking
komt, dat een van allen invloed en oppertoezigt der hoogere Regering
uitgezonderde, volkomen onafhankelijke stand der leden van den magistraat
geheel onvereenigbaar met de algemeene welvaart zijn zonen 40. daar in
dit land ongetwijfeld der Regering het regt is toegestaan gemeente-beamb
ten, die hunne pligten miskennen of schenden, door straf tot de vervulling
van hetgeen zij verpligt zijn te dwingen, of uit de dienst te verwijderen,
en dit regt door dezelve steeds is gehandhaafd, en zoowel in vroegere als
latere tijden is toegepastgelijk a~) door onzen in God ontslapen voor.
vader op den 23 December 1833, de Burgemeesters en Raadsheeren dezer
stad, na voorafgaand onderzoek, door daartoe benoemde Commissarissen,
volkomen uit de dienst zijn ontslagen, en b~) ook in de jaren 1833 en 1836,
ten opzigte van een in een crimineel onderzoek betrokken Burgemeester,
als ten opzigte van een ander ambtenaar van het regt van suspensie is ge
bruik gemaakt; eindelijk ten 5de, dat de, in het bijzonder tegen den stads-
directenr Rumann geslagen suspensie in geenen deele als eene straf moec
worden beschouwd, maar als een maatregel, die voor de algemeene orde
als noodzakelijk wordt geacht; overwegende adat de gezegde stads-
directeur niet alleen het alle grenzen der magtiging te buitengaande vertoog
aan de Bondsvergadering in zijne hoedanigheid als directeur van het alge
meen collegie van den magistraat, met volkomen verwaarloozing zijner direc.
toriale pligten, heeft mede onderteekend; maar ook b) in eene officiële
door hem onderteekende mededeeling aan de directie van policie alhier ge.
zegd heeft, dat er gedrukte exemplaren van het meergemelde betoog
hetwelk door de Bondsvergadering als naar vorm en inhoud ongepast brevi
manu is afgekeurd zoodanig in een hoek van het registratuur waren
nedergelegd, dat deze en gene daarvan eenige voor zich en zijne vrienden,
tot huisselijk gebruik had kunnen medenemen; terwijl het aan dezelve
niet kon ontgaan, dat hij, in zijne hoedanigheid als directeur, bijzonder
verpligt was, om, door den meest mogelijken zekeren weg, voor stuiting en
geheimhouding van dat onrustwekkende vertoog te zorgen; eindelijk ookr,)
omdat de genoemde persoon aan het hoofd van de directie der policie stond,
en wij de daaraan verbonden belangrijke verrigtingen niet langer aan eenen
man konden toevertrouwen, die de aan ons en onze hoogste Regerings
beambten verschuldigde eerbied en achting grovelijk heeft geschonden,
zonder nog in aanmerking te nemen, die veelvuldige, sedert jaren tegen
hem ingebragten, en oVer hem uitgesprokene straffen, wegens het veronge.
lijken van openbare ambtenarenzoo zijn wij niet in staat aan het verzoek
te voldoen, om de suspensie tegen dezen stads-directeur Rumann op te heffen.
Overigens stellen wij de leden van den magistraat des te ernstiger ver
antwoordelijk voor de bewaring der rust en orde binnen deze stad, daar