A0, 1880.
LEYDSCHE
MAANDAG,
8 J L Ij.
SB
tvmzi
O II II A N 1»b
NEDERLANDEN.
Leyden den 7den Julij.
'PKOGRrfMMA van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde
te Leiden.
t)e Maatschappij heeft in hare jaarijjksche algemeene vergadering, geliou-
'den op Donderdag den 20sten Junij dezes jaars, voorgesteld de navolgende
prijsvragen uit de klasse der Nederlandsche Dichtkunst en Welsprekendheid:
I. Eene oordeelkundige Geschiedenis van het Nederlandsche Blij- en
Kluchtspel.
H. Welken voor- of nadeelingen invloed heeft de beoefening van vreem
de, zoo oudere als nieuwere, Letterkunde op de vorming van den Neder-
landschen Proza-stijl gehad?
Te beantwoorden vóór den laatsten December des jaars 1840.
Zij vermeent hierbij te moeten herhalen a. hare beide Prijsvragen in den
jare f838 uitgeschreven:
I. Eene oordeelkundige beschrijving van de schriften dier Nederlandsche
Schrijvers, die zich door hunnen Taalkundigen arbeid hebben verdienstelijk
gemaakt.
II. Welke verschillende hoofd-dialecten der Nederdnltsche Spraak zijn in
de Noordelijke Provinciën der Nederlanden in gebruik? Waar en hoe gaan
gij in elkander over? Welke zijn zoo in woordgebruik en woordbuiging,
als in klankvorming en uitspraak, derzelver meest onderscheidene kenmerken?
Welke veranderingen hebben zij tot heden toe ondergaan?
Beide te beantwoorden vóór of op de!) laatsten December 1839.
h. hare Prijsvraag van den jare 1837, inhoudende:
Eene naanwkeurige nasporing en oordeelkundige opgave van hetgeen,
■door overleveringen, volksverhalen, gebruiken, spreekwijzen enz. in de
verschillende gewesten van Noord-Nederland, uit den Heidenschen toestand
van deszelfs bewoners nog in later tijd overig was, en een, met behulp van
andere geschiedkundige berigten en gedenkteekenenhierop gegrond onder
zoek naar den aard der Godenleer en Godsdienstige gebruiken en plegtighe-
den, welke bij de verschillende volksstammen, die Nederland bewoond heb
ben, vóór de vestiging van het Christendom in Zwang geweest zijn.
Te beantwoorden vóór of op den laatsten December 1840.
De in te zenden stukken moeten vrachtvrij bezorgd worden vóór of óp
den bepaalden dag, ten huize van den Secretaris of wel van den Secretaris
Ut de Briefwisseling van de Maasschappij der Nederlandsche Letterkunde te
Leiden.
Tot Leden der Maatschappij zijn benoemd geworden de Heeren:
Mr. fV. J. E. Berg, Advocaat te Amsterdam; Mr. J. F. M. Birnbaum,
Hoogleeraar in de Faculteit der Regtsgeieerdheid te Utrecht; Jonkhr. Ph.
Blommaert, te Gent; IV. Eekhoff, Archivarius der stad Leeuwarden; Dr. A.
Ie Glay, Archivarius van het Departement du Nord, te Rijssel; F. V. Goet
hals, Bibliothecaris der stad Brussel; A. Numan, Hoogleeraar aan de Vee-
artsenijkundige School te Utrecht; P. de Raadt, Ph. Th. Mag., Litt. Hum.
Dr., Onderwijzer van den eersten rang, te Noordhei, onder Voorschoten,
bij Leiden; Q. M. R. Verhucll, Kolonel en Kapitein ter Zee, Equipagie.
meester der Marine te Rotterdam.
Mr. J. T. Bodel Nijenhuis,
Secretaris der Maatschappij.
Men meldt uit *s Gravenhage van den sden Julij
Gisteren heeft Zijne Ma), het hötel op het Plein bezigtigd, dat door HH.
KK. HH. den Erfprins en de Erfprinses v<j« Oranje zal betrokken worden.
Naar men verneemt, heeft het Zijne Maj. behaagdJonkhr. M. B. II.
W. Gevers, gedurende de derde drie maanden dezes jaars, tot President van
de algemeene Rekenkamer te benoemen.
Gisteren avond is Zijne Exc. de Minister van Koloniën, de Luitenant-
Generaal van den Bosch, van zijne inspectie-reize uaaT de koloniën van de
maatschappij van weldadigheid, in deze stad teruggekeerd. Dezen morgen
is Zijne Exc. bij Zijne Maj. ten gehoore toegelaten.
De Staatsraad, de heer J. C. Baud, lid der Nederlandsche Commissie
te Utrecht, die belast is, met de Belgische Commisssrissen eenige punten,
betrekkelijk de schuld, te regelen, is alhier aangekomen, en dadelijk bij
Zijne Maj. ten gehoore toegelaten.
Zijne Maj. heeft den Nederlandschcn Consul te Aalburgden heer H.
P. Hansen, ontslagen en het Consulaat met dat van Elseneur vcreenigd.
Zijne Maj. heeft benoemd tot Dijkgraaf van den Theer Hugowaard-
polderin plaats van wijlen Jhr. Mr. C. Fonttin Verschuir van HciloMr.
G. Leeuwen, te Alkmaar, thans hoofd-ingeland van dien Polder.
Zijne Maj. heeft Mr. C. Zoutman Farrct gequaliliceerd om, bij ver.
hindering van den substituut-griffier van de criminele Regtbank 111 Holland,
tijdelijk voor denzelven op te treden.
Evenzeer heeft Zijne Maj., Mr. J. H. Molkenboer gequaliïicee'rd, om,
bij verhindering van eenen der Substituten-Griffiers aan de Arrondissements-
ïlegtbank te Amsterdam, denzelven tijdelijk in die function te vervangen.
Door Zijne Maj. zijn benoemd bij de mobiele Schutterij van Zuid-Hol.
land, 3de afdeeling, tot 2de Luitenants: J. R. Post Brants en C. den Bouw
sneester.
Naar men Verneemt, zouden de Staten-Generaal, bij hunne aanstaande
bijeenkomst, alleen mededeeling van de gesloten tractaten ontvangen en
daarna weder uiteengaan.
Heden heeft de Commissie, aan wier hoofd de Staatsraad Mr. Copes
van Hasselt is geplaatst, en die ten doel heeft eenige schikkingen, nopens
de vaart op de Schelde, te maken, deze Residentie verlaten, zich naar Ant
werpen begevende, alwaar dezelve zich morgen moet bevinden.
Men verzekert, dat er nog dit jaar een aanvang zal worden gemaakt
met de werkzaamheden, betrekkelijk de te Scheveningen daar te stellen uit.
watering in zee, en dat er alle hoop bestaat, dat in het vervolg, die aan.
leg grootere uitbreiding erlangen zal.
In deze Residentie zijn aangekomen de heeTen II. BleekerZaakgelas
tigde van Noord-Amerika; A. van der Poel, lid van het Ainerrkaanseli Con.
gresen A. van Buren, zoon van den President der Vereenigde Staten van
Nootd-Amerika.
Het Algemeen Handelsblad zegt berigt te hebben, dat IIH. KK. HH.
de Erfprins en Erfprinses van Oranje, op hunne reis naar ons Vaderland,
niet door Nymegen, maar door Arnhem zullen gaan, vandaar over Utrecht,
en waarschijnlijk dus ook over Leyden naar's Gravenhage vertrekken zullen.
Den 2 Julij heeft in de hoofdsteden der verschillende provinciën de
opening der Provinciale Staten plaats gehad. Voor Hoiiand geschiedde zulks
dit jaar te Haarlem. Aldaar waren tegenwoordig 71 leden; de overige waren
door ziekte of andere beletselen verhinderd op te komen. In dezelve is niet
verschenen de heer Mr. J. Uitwerf Sterling welke voor zijne benoeming als
lid voor de stad Amsterdam bedankt had, als zijnde die betrekking niet ver.
eerigbaar met deszelfs functie van officier bij de criminele regtbank aldaar;
voorts zijn niet verschenen de heeren Mr. IV. L. Diemont en van den Boo.
gaerd, die in het i8de en 21ste district van Zuid-Holland voor den landelij.
ken stand benoemd waren, en waarvan de verkiezing, uithoofde van groote
onregelmatigheden, ongeldig was verklaard geworden.
I11 de vergadeiing van den 4den zijn alle altredende leden van de Staten-
Generaal wederom ingekozen; ook alzoo de leden der Gedeputeerde Staten,
doch in plaats van den heer Mr .Ellas, die verzocht had niet verder in aan.
merking te komen, is verkozen de heer B. C. de Lange-, Secretaris der stad
Haarlem.
'Het verslag, dat aan de Staten van Holland in derzelver vergadering van
den i Julij gedaan is, begon aldus:
„Terugdenkende, uit welken lagen toestand wij, tijdens de eerste'bijeen
komst dezer Groot Achtbare Vergadering in 1814, herrezen waren, wclkè
uitzigten wij toen hadden en welke verwachtingen wij koesterden; en dan
met een onpartijdig oog overziende, wat wij verkregen hebben, voor als nu
bezitten, en voor het vervolg mogen hopen; dan voorzeker zal dankbaar
gevoel jegens den weldadigen gever van zoo veel goeds, hooge vereering
van den Koning, aan wien wij onze belangen toevertrouwden, en die dezelve
behartigde, en luide vreugde over ons maatschappelijk bestaan, tmze har
ten vervuilen.
Die Koning, de Vórst onzer keuze, werd ons door Gods goedheidiu
Welstand en volle levenskracht, door het gewoel der tijden heen; bewaard
en het Konlnglijk geslacht breidde zich bloeijend uit, in alles belovende
Vorstentelgen, de hoop des Vaderlands.
Overal zien wij welvaar: verspreid, groote Instellingen tot stand gebragt,
handel, scheepvaarc en nijverheid bloeijend, de landbouw bevorderd, hec
onderwijs en de volksverlichting voorgestaan, kunsten en wetenschappen aan
gemoedigd, onze steden verfraaid, onze wegen en kanalen verbeterd en ver
menigvuldigd, onze meeren in vruchtbare akkers herschapen, of op het punc
van dit te wordenonze waterkee'ringen verzekerd en bevestigd.
Wij bevinden ons in het bezit eener eerlang te voltooijen, algemeen na.
tionale wetgeving; rust en orde worden nergens onder ons merkbaar verstoord;
aan onze godsdienstige instellingen tot verbreiding van bijbelkennis en Chris,
tendom is meer omvang gegeven; ea waar krijgsmansmoed gevorderd werd,
vinden wij dien schitterend betoond.
Wie onzer heeft zich vóór vijf eu twintig jarea meer durven beloven!
En waarom zouden wij dan gewagen van de schokken, die in dien tus.
schentijd aan het Koningrijk werden toegebragt, en de gevaren -, die ons van
vele zijden dreigden, en de lasten, die uit dat alles voor ons zijn voortge.
vloeid
Oud-Nederland is ongeschonden bewaard geblevenen als nu door geene
vreemde vorderingen noch belangen meer belemmerdkunnen wij allé ónze
zorg aan ons eigen welzijn toewijden.
Ten allen tijde trouw bevonden, is ons Volks-karakter bij al hét Vöorgè.
vallene verhoogden ónze nationale waarde in de schatting der vólken gere
zen; en door naauwgezette spaarzaamheid en bezadigd overleg-, mogen wij
hopende ons nog drukkende lasten voor en na verminderd te zien.
Bemoedigd eu met blijde verwachting zijn wij dan ook het nieuwe tijd
perk ingetreden, hetwelk ons nieuwe zegeningen beioofc en rééds nu aan
vankelijk heilspellend gekenmerkt wordt, door eene dezer dagen voltrokken
huwelijlts-verbindtenis tusschen den Erfprins van Oranje en de Wurtemberg-
sche Konings-docluer, waardoor, zoo als wij wenschen én vertrouwen, hec
geluk des Konings en van het geheele Koninglijke huis op nieuw zal ver.
hoogden aan het blijvend heil des Vaderlands een waarborg te Meer gege.
ven worden.
Overigens mogen wij bij dit alles ons te meer gelukkig rekenen, daar deze
onze wijze van beschouwen geacht mag worden die van geheel de Natie te
zijn, en de gevoelens, door ons in dier voege uitgedrukt, voorzeker door
elk welgeaard Nederlander worden gedeeld. Hieruit mag uien alzoo alleiden,
hoedanig het mee den algemeenen Volksgeest onder ons gesteld is, en of de
hulde daaraan, in zoo veel lofspraak, ook bij den vreemden toegebragtop
waarheid gegronden werkelijk verdiend Is.
Moge die goede gezindheid duurzaam onder ons verblijven, en óolt mi,
na den herstelden vrede, eendragt en vertrouwen het Hooger Bestuur in
het bevorderen van 's Rijks inwendige belangeneven zoo zeer ondersteunen
als wij hetzelve hebben bijgestaan gezientoen het 's Lands veiligheid gold
naar buiten.'"
Omtrent de onderscheiden zalceu, over welke het vérslag loopt, merken
wij het volgende op:
Eeredienst. Met vertrouwen meent men te mogen verzekeren, dat de gods.
dienstige gezindheid, welke de ingezetenen van dit gewest van oudsher heefc
gekenmerkt, zich voortdurend blijft handhaven, en dat wij tot hiertoe zijn
bewaard gebleven voor die roekelooze vrijgeesterij of schier even Zeer té
duchten onverschilligheid, waarover elders, zoo luide wordt geklaagd. Ook
blijft de meest gewenschte eensgezinde verdraagzaamheid, onder de verschil,
lende kerkgenootschappen bestaan.
De spanning, welke hier en daar het hervormd kerkgenootschap scheen te
dreigen, is in zoo verre opgeheven, dat het Zijne Maj. heeft behaagd, hier
en elders, en onder anderen bjj besluit van den 28 Mei dezes jaars, N°. 29,
te Amsterdam vergunning te verleenen, tot daarstelling eener Christelijke
afgescheidene gemeente, waartoe ook nog op een paar andere plaatsen con
cessie is aangevraagd.
Men houdt zich onledig met het ontwerpen van een doelmatig plan voor
den weder opbouw der Groote Kerk van de Hervormden te IlOorn, en liet is
te hopen, dat algemeene deelneming, waarvan reeds aanvankelijk de meesc
lofwaardige blijken voorhanden zijnde aanzienlijke kosten dier onderneming
zal heipen bestrijden.
Over de fondsen ten behoeve der onderscheidene eerediensten hi de pro.
vinciale begrootingen toegestaan; is op de meest doelmatige wijze beschikt;
zoo zelfs, dat men reeds nu de eventueel, voor het vervolg te verleenen
credieten heeft moeten aanspreken, zonder daarom in de veeleriei erkende
behoeften van de zijde der provincie, zoo veel men dit wei gewenscht had,
te gemoet te kunnen komen.
Gelijk in meer andere gevallen, hebben gedeputeerde Staten van Noo'd-t
Holland bijzonder ook dit hun onvermogen betreurd, ten aanzien der van heu