kettingbruggen-zoude bestaan nit eenen grooten boog van soa ellen lengte en twee elk van 190 ejlan, ivellte tot de grootste en stoutste bespanningen van dien aard zoude bêhooien. De beide kettingen, welke deze hangende bruggen dragen, zouden komen te rusten op vier triutnf-poorten, welke de namen van Waterloo, Qua'rebras, Leuven en Hasselt, zouden dragen, terwijl de groote draaibrug voor de passage der zeeschepen dienende, ivëtke de twee eerste met de beide laatste verbindt, met den naam van vanSpeyk zoude prij. ken, en deze brug alzoo tevens een gedenkstuk van Neêrlands roem te land en te water, gedurende de regering van deszeifs geliefden Vorst Willem zonde daarstellen. Deze hangende brug zonde slechts si- mülioen behoeven te kosten, en alzoo met betrekking tot de financiële mogelijkheid der zaak een groot voordeel opleveren. Uit Amsterdam wordt van den 3den Mei gemeld: Gisteren middag is er groot diner ten Hove geweest en des avonds heefc bet Hof de voorstelling in den Franschen schouwburg bijgewoond. Öok daar verbeidden Zijne Majesteit en de Frinses, Hoogstdeszelfs Dochter, wederom de ondubbelzinnigste bewijzen der verknochtheid van de burgerij dezer stad aan het Vorstelijk Huis, en werden dezelve ook weder door Zijne Majesteit en H. K. H. de Prinses op het minzaamst beantwoord. Even gelijk gisteren, is H. K. H. de Prinses, ook dezen morgen weder om uitgereden. Blijkens de aankondiging, verwacht de stads schouwburg heden avond an dermaal het vereerend bezoek des Konings en der Prinses. Zoo men zegt, zou Zijne Majesteit voornemens zijn, op morgen eenige inrigtingen alhier te bezoeken. Eindelijk schrijft men uit Amsterdam van den 4 Mei: Heden voormiddag heefc Zijne Maj. onder anderen de nieuwe slnis op den Kadijk, het onlangs aangebouwde gedeelte van het Entrepót-dok, den pel molen van den heer Ochster en de fabrijk van de heeren Sevenbergen en de ■Lannoy bezigtigd. Heden middag is er diner ten hove. Dezen avond zal Z. M, den Duitschen schouwburg met Hoogstdeszelfs bezoek vereeren. Het vertrek van Z. M. naar de Residentiecblijfc op morgen bepaald. Vooraf zal Z. M. echter de godsdienstoefening in de Nieuwe Kerk bijwonen. Naar men verneemt zal H. K. H. Mw. de Prinses Albert in het begin der volgende maand naar Hoogstderzelver landgoed in Silezie vertrekkendoch voornemens zijn om 's Konings verjaardag weder te 's Hage te komen vieren. Zijne Exc. de Minister van Staat, belast met de generale directie der Eeredienst, heeft tot mederegent van het Nederlandsch-Israëlitisch Seminarium benoemdden heer Mr. S. P. Lipman, De wapenschouwing op de Kempsche heide heeft in tegenwoordigheid van Z. K. H. den Prins Veldmaarschalk, Z. K. H. den Grootvorst-Troon opvolger van Rusland, HH. KK. HH. de drie zonen van Z. K. H. den Prins van Oranje, en HH. KK. HH. de Prinsen Willem en Frederik van Pruissen, die den vorigen dag te Tilburg waren aangekomen, den isten Mei, onder begunstiging van zeer schoon weder en onder bet zamenvloeijen van eene groote menigte aanschouwers, in de beste orde plaats gehad. Na den afloop is er wederom een diner aan de Vorstelijke personen en hooge militairen door den Roomsch-Katholijken Priester en Pastoor J. Weizen te Tilburg, gegeven. De illuminatie, die des avonds aldaar heeft plaats gehad, is mede door het schoonste weder begunstigd geworden; de aanwezende Hooge Personen hebben dezelve om elf ure bezocht. Den aden Mei hebben de Vorstelijke personen, met Hoogstderzelver gevolg, des morgens te vijf ure, Tilburg verlaten en zich naar den Moerdijk begeven. In de Rotterdamsche Courant van gisteren leest men omtrent hec vertrek van daar van den Vorstelijken Gast en de daarmede in verband staande bijzonderheden, het volgende: Nadat Z. K. H. Prins Frederik der Nederlanden Zijner Majs. stoomschip Cerberus, onder de bevelen van den Kapitein ter zee van Frank, alhier voor 's Rijks werf op stroom liggende, geïnspecteerd had, en Hoogstdeszelfs tevredenheid over de inrigting, ook in het opbouwen van een smaakvol ge. meubiieerd logement op het bovendek, ter ontvangst van Z. K. H. den Groot vorst Troonopvolger, had betuigd, vertrok dat stoomschip naar den Moerdijk, werwaarts zich Zijner Majesreits stoomschip Curapao almede begeven moest. Den 2den Mei zeer vroegtijdig begaf zich Z. K. H. Prins Frederik der Ne. derlanden, met Zijner Majs. stoomjagt de Leeuw, in persoon naar den Moer dijk, ten einde een laatst afscheid van Z. K. II. den Russischen Troonop. volger te nemen. Bij de komst van den Grootvorst op de Cerberus werd de Rnssisch-Keizerlijke standaard van den grooten top geheschen, een gedeelte van het gevolg scheepte zich aan boord van de Curapao in en de beide stoom, schepen zetten koers naar zee, gevolgd door het Koninglijk stoomjagt. Voor Hellevoetslnis gekomen, werd door die vesting een Koninglijk saluut gege. ven, terwijl de bezetting op de zeehoofden in slagorde geschaard stond. Vervolgens salueerde bet stoomjagt, op hecwelk zich Z. K. H. Prins Fre. derik der Nederlanden bevond, met drie en dertig schoten, dat van den Cer* berus met een driemaal hurah! beantwoord werd. Het stoomjagt kwam te. gen den avond alhier terug. Nog leest men in bovengenoemde courant het volgende: Z. K. H. de Grootvorst-Troonopvolger van Rusland heefc, door den Rus- sischen Consul voor Rotterdam, aan de heeren J. van Harderwijk Rz., en D. Koning, alhier, ieder eenen fraaijen met diamanten omzetten ring doen ter hand stellen. Eerstgenoemde heer had aan Z. K. II. eene dichtmatige hulde toegebragt op Hoogstdeszelfs geboortedag, en laatstgenoemde aan Iloogstdenzelve eene zeer fraaije muzijkale compositie, onder den titel van Souvenir du sijour de S. A. I. Monseigneur ie Grand Due de Russie en Hol lande, opgedragen. Z. K. H. de Grootvorst van Rusland beeft aan den Baron von Maltitz, den Generaal Klerk en den Baron Huyzen van Kattcndykeeene snuifdoos gege ven met diamanten omzet en met hec portrec van Z. K. H. versierdaan de Barons Omphal en Snouckaert en den Colonel van Tuytleene snuifdoos met brillanten omzet en in hec midden het naamcijfer van Z. K. II. hebbende; aan den Baron van Grovestinseen ring met diamanten versierd. Aan de bedienden van het Huis des Konings heefc hij f 4000 en aan die van den Prins van Oranje f 5000 geschonken. De giften door Z. IC. H. in Nederland gedaan worden op 50 ft 60,000 geschat. AFRIKA. In een Londensch dagblad vindt men een uitvoering verslag van den laat- sten veldtogc der Hollandschen boeren te Port-Natal tegen de Zoola's, waar van wij in een onzer vorige noramers reeds iets gezegd hebben. Dat verslag is door den tegenwoordigen bevelhebber Pretorius zeiven geschreven en nit hetzelve blijkt, dat hec reeds medegedeelde berigt omtrent de overwinning der Emigranten op de Zoola's waarheid isslechts drie derzelven zijn ge kwetst, waaronder ook de bevelhebber, terwijl daarentegen 3,000 en eenige honderd Zoola's gesneuveld zijn. Het is mede aan de overwinnaars gelukc, de plaats te ontdekkenalwaar de nog onbegraven beenderen van Pieter Re tief en zijne medgezellen lagen; ook heeft men op dezelve verschillende voorwerpen, als messen, snuif- en tondeldoozen gevonden, welke aan dezen hebben toebehoord; zelfs ook den mantelrok van Relief, en, wat vreemd is, de papieren in dezelve waren alleen van buiten beschadigd; het contract, bij hetwelk DingaanKoning der Zooia's, aan de landbouwers Port-Natalën het omliggende land afstaat, is geheel wel bewaard terug gevonden. Bij een tweede gevecht met de Zoola'sdie in de gebergten teruggetrok. ken waren, hebben de landbouwers een verlies van 5 man geleden, terwijl echter, dat der Zoola's tooo zou bedragen. Alic pogingen, om de Zoola's nit hunne schuilplaatsen te lokken en door een hoofdtreffen aan dezen oorlog een einde te maken, waren vruchteloos. Door eene patrouille waren echter nog 5000 stuks vee veroverd, en de 100 Zoola's, die hetzelve begeleidden, bijna allen gesneuveld. Be landbouwers zijn naar hun kamp teruggekeerd', doch onder hen heerschte geenszins de beste eensgezindheid. I11 een naschrift van dit verslag, wordt ter loops van de aankomst des Ma- joors Chartresmet een detachement troepengesproken, welke cijdéiijk bezit van de baai heeft genomen, met oogmerk, om den vrede tusschen de landbouwers en de Zoola's te bewerken. Hec naschrift eindigt aldus: „Welke maatregelen het Gouvernement ook nemen moge, wij hopen niet, dat dezelve ons zullen noodzaken nog dieper in het binnenland te trekken. Te vorderen, dat wij naar de kolonie terugkeeren, -zou nutteloos zijn." PORTUGAL. Lissabon den 22 April. Er is thans een nieuw Kabinet gevormdhetgeen bestaat uit den Baron de Ribeira de Sabrosa, President van den Raad eft Minister van Oorlogook ad interim belast met het portefeuille van Buiten, landsche Zaken en Marine; J. Gomez da Silva Sanchez, voor Buitenlandsche Zaken; .7. Cardozo da Cunha e Aranjivoor Justitie en Eeredienst, en M. Antonio de Carvalho, voor Financiën; de benoeming van dezen iaatscen, die ook in het voorgaande Ministerie zitting had, doet veel genoegen. Alle deze Ministers hebben zich verklaard voor de constitutie van 1838 eft zullen dezelve ongeschonden zoeken te handhaven. Men giste, dat Sa da Bandeira, die ook tot het vorig Ministerie behoord had, Minister van Buitenlandsche Zaken en Marine zoude worden. SPANJE. Telegrapgisciie Depeche. Bavonne, i Mei. Den 27 April heeft Espartero de stelling van El Moro voor Ramales aangë. tast en genomen; de twee legers waren tegenover elkander op den oever van de Queranza. Espartero had omstreeks 30 en Marotto 15,000 man bij zich, Ramales is een butgt van het district Santonaprovincie Santander; gelegen in de bergen van Ordunte en in eene zeer sterke stelling, verdedigd door zeer diep vlietende stroomen. Het is een land voor smederijen; de Car. listen hebben er eene kanongieterjj opgerigt; zij hebben den burgt, zoowel als de hermitage van Notre Dame de Succïs, die dezelve bestrijkcversterkt. De stelling van El Moto is slechts een naaUwe doorgang op één uur afstand van Ramales. Volgens deze depêche ontwikkelc de opperbevelhebber vair bet conscitutionnele leger aanmerkelijke strijdkrachten om zich van de gieterij meester te maken. Marotto zal van zijnen kant pogingen aanwenden om deze belangrijke stelling te bewaren, en zoo de Carlistische Generaal minder in getal van troepenis, hij heeft het voordeel der hooge stellingen. Hierdoor kan tusschen de twee legers een algemeen treffen ontstaan. Er blijfc over te weten of men zich zal vergenoegen om het aanzien van Ramales te gaan herkennen, om vervolgens terug te keeren,zoo als men teMorellaenSegura gedaan heeft. ITALIË. Het vervolg van het staatsstuk door het Hof van Rome aan dat van Pruissé» gezonden en waarvan wij een gedeelte in onze couranc van II. Woensdag heb. ben medegedeeld, luidt aldus: Het is dus niet de H. Stoel, die zijne magt op eene met de region deft Souvereins onbestaanbare wijze uitbreiden wil; het is veeleer de Pruissische Regering, die zich regten aanmatigt, welke met de onveranderlijke grond, stellingen der Kerk en zelfs met de getrouwe naleving van plegtige tractaten strijdig zijn. Het is niet hec Opperhoofd der Kerk, hetwelk ten doel heefc om in andere Staten zijne wetgevende magc buiten den kring zijner Kerkelijks attributen uit te breiden; de Pruissische Regering is het, dre aan dit Opper hoofd opentlijk hec regt van wetgeving in Kerkelijke zaken betwist, en niet schroomc heczelve eene „vreemde magt" ten aanzien van het Kaïholicismüs en van de aangelegenheid der Kerk in Pruissen te noemen. De H. Vader verdedigt slechts de aan zijnen Goddelijken Voorganger we. zentlijk aanklevende regten; regten, welke hij streng gehouden is tegen elké beleediging en aanranding te beschermen en voor welker onschendbaarheid hij moet ijveren; regten, welke, ten voordeele der Kerk verleend; tevens even zoo vele pligten zijn, voor welker getrouwe naleving hij voor God verant woordelijk is. Dit alles bewijst, hoewel niet sterker dan reeds vroeger geschied is, dé regtvaardigheid der in de beide Pauselijke aanspraken van 10 December 1837 en 13 September 1838 uitgedrukte vorderingen, alsmede de-noodzakelijkheid, waarin Z. H. verkeert, om dezelve te vernieuwen tegen al hec valsche en voor de vrijheid en het aanzien der Kerk beleedigendehecwelk in de ver. klaring en memorie der Pruissische Regering vervat is, en tevens te verze. keren, dat, gelijk deze van geen harer voorgewende regten wil afzien, nog veel minder Z. H. eenen enkelen der heilige pligten van zijn herdersambt en van zijn wereld-aposcolaac zal willen verzuimen. Ondanks dit alles moet echter de H. Seoel met afschuw ook den verwij. derdsten achterdocht van zich afwijzenalsof hij niet in zijne gevoelens en oogmerken geheel instemde met het beginsel van algeheele onderwerping en gehoorzaamheid, welke in de burgerlijke maatschappij de onderdanen aan de wereldlijke magt verschuldigd zijn. Hier echter is het noodig nog eenmaal te vermelden en eens voor ai vast te stellen de juiste beschouwing van hec geschilpunc, die de hoofdaanleiding tot de verdrietelijke onderhandelingen tusschen dienzelfden H, Stoel en het Pruissische Kabinet, ten aanzien dei: gemengde huwelijken, gegeven heefc. Vermits Paus Pius Kill, heiliger gedachtenisse, krachtens de vergunningen in zijn bekend breve van 25 Maart 1&30 betreffende de genoemde huwelij ken, welke in Wesc-Pruissen, zonder voorafgaande belofte van eene Katho- lijke opvoeding der gezamentlijke kinderen, zouden gesloten worden, van zijnen kant de echtheid der nakomelingschap verkondigd en dienvolgens iri al datgene voorzien had, wat te dezen aanzien met de opentlijke en bijzon - dere belangen in de burgelijke maatschappij zamenhangt; en vermits dé Aartsbisschop van Keulen -zich slechts de stipsce naleving der in het ge. noemde breve vervatte bepalingen voorstelde, en de Aartsbisschop van Gne. sen en Posen derhalve toe den H. Stoel zijne toevlugt nemen wilde, om de', zelve ook in zijn aan de oostzijde van den Pruissischen Staat gelegen Bisdom in te voeren; alzoo is hec duidelijk, dat het geschilpunt de betrekkingen der gemengde huwelijke tot de burgerlijke maatschappij volstrekt niet raakt» Het gansche geschil komt op het punc der medewerking en den bijstand van den kant der Katholijke Geestelijkheid bij hec sluiten dezer huwelijken neder» De vraag is namelijk of, bij ontstentenis der ten allen tijde door de Kerk bij soortgelijke huwelijken voorschreven voorwaarden, de Geestelijkheid hun het heilige gebruik der Priesterlijke inzegening toestaan en op deze wijzë metterdaad medewerken konde tot volbrenging eener handeling, die in de oogen der onwrikbare Katholijke beginselen als ongeoorloofd moet worden beschouwd. Dienvolgens plaatst zich het geschil op een zuiver geestelijk en kerkelijk standpunt. Aan wien komt in een vraagpunt van zoodanigen aard de beslissing toe, aan de Katholijke Kerk of aan de wereldlijke Protestantsche Regering? Hoe zal het gedrag der Katholijke Geestelijkheid zijn moeten; zoo, als de Kerk het voorschrijft en ten allen tijde voorgeschreven heeft, of zoo, als de Staac het gebiedt en voorschrijft? En van wien zal men zeggen kunnen, dat hij aan het geweten geweld aandoet en deszeifs vrijheid krenkt, van den H. Stoel en de Bisschoppen, die, ingevolge hunnen heiligen pligt, aan de Katholijke Geestelijkheid inprenten en voorschrijven zich aan de leer en tucht der Kerk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1839 | | pagina 2