en de tegenitind is gevitrlijk geoordeeld, terwfil lier gezotit! verstand der
natie reedj de stemming der Afgevaardigden heeft bekrachtigd. Men heeft
'erkend, dat de bevolking van Limburg en Luxemburg veel meer zouden
zijn opgeofferd, en dat hun welzijn en hunne morele welvaart veel meer
zouden in de waagschaal gesteld zijn. door den tegenstand; te meer daar
«ene adminiairatieve scheiding hun die voordee'en zal verzekeren, waarvan
zij bij eene gewelddadige tnsschenkomst zouden zijn verstoken.
Uwe Commissie heeft gemeend, dat de wet der noodzakelijkheid, aan
Belgie opgelegd, terwijl wij van onze bondgenooten verlaten, en door eene
overmagt Bedreigd zijn, en ook het vooruitzigt eener ongelukkige toekomst,
overmijdelijk gevolg van eenen ontnogelijken tegenstand, ons den treurigen
pligt opleggen, hei tractaat aan te nemen.
Door de kracht der omstandigheden gedwongen, ons van diegene te schei,
den, welke onze broeders waren; van hen, die in gelukkiger dagen hunne
pogingen met de onze vereenigden, tot vestiging van eenen nieuwen Staat,
en eene nieuwe dynastie, kunnen wij slechts éénen wensch vormen, dat zij
onder de Regering, waaronder zij zullen overgaan, alle mogelijke waarbor.
hen zullen vinden van moreel geluk, en materiele welvaart.
Hoewel de woorden, elders door den Minister van Buitenlandsehe Zaken
■uitgesproken, ons omtrent dit punt geruststellend moeten voorkomen, heb.
ben wij echter gemeend, dat in eene zoo gewigtige omstandigheid, de Se
naat op nieuw het verlangen behoorde uit te drukken, door het Gouverne.
ment geen middel te zien verwaarloozen, waardoor het toekomstig welzijn
kan verzekerd worden dier bevolking, welke het tractaat van 23 Januarij
aan onze sympathie, en aan onze toegenegenheid ontscheurt.
Uwe Commissie concludeert, met eene meerderheid van 4 stemmen, tot
-de aanneming van het tiactaat.
De bedoelde Commissie is uit 5 leden zsmengesteld.
De beraadslagingen zijn bepaald op morgen, des namiddags ten 1 ure.
De Senaat heeft in hare zitting van den aasten Maart, een voorstel
van het lid tTAnsembeurgstrekkende daartoe, dat het Ministerie van Bui.
tenlandsche Zaken al de s-ukken, we ke met betrekking der 24 artikelen
gewisseld waren, op het bureau zou nederleggen, met 35 tegen 16 stemmen
verworpen. Men kan hieruit reeds zien, welken weg de besluiten van den
Senaat, omtrent de 24 artikelen, zullen nemen.
De Kamer van Vertegenwoordigers is tot onbepaalden tijd uiteengegaan.
De Afgevaardigden van Limburg en Luxemburg zijn na het aannemen van
bet tractaat bijeengekomen, om elkander te verstaan over de partij, die zjj
thans te kiezen hebben, daar zij nu geen deel meer van de Kamer der Ver-
tegenwoordigers uit kunnen maken; zij zijn zeven in getal. Hunne verga
«lering is echter uiteengegaan, zonder oat er iets besloten is.
Een particuliere brief uit Brussel meldt, dat Zijne Maj. de Koning der
Nederlanden, aan de Afgevaarotgden van Limburg en Luxemburg in de
Belgische Kamer had aangeboden, hen in hunne provinciën in hooge posten
te plaatsen, zoo zij zich ter goeder trouw in die gewesten oleven vestigen.
Men kan echter niet cenken, dat dit waarheid zou oehelzen.
*- Een bijzonder berigt van den 20 Maart uit Brussel, meldt het volgende:
Het 'vas te voorzien, dat er geene ernstige onlusten hier te duchten wa
ren; doch men rekende er niet te min op, dat sommige heethoofden even
wel pogen zouden, om dezelve te doen uitbreken. De uitkomst heeft dat
vermoeden bevestigd; in verschillende gedeelten der stad hebben zich groe.
pen gevormd, uit welke oproerige kreten tegen den Koning en het Minia-
tetie werden aangeheven. Er bestond echter geene eenheid, en de attrou-
pementen zijn demalve gemakkelijk uiteen gedreven, en, zonder grooten
tegenstand, door vele arrestatien gevolgd. De groothandel, of liever de
stand van hanael en nijverheid, is met de beslissing der Kamer ten hoogste
ingenomen; het overig gedeelte der bevolking, te weinig verlicht, om zijne
ware belangen te doorgronden, weet niet, of net die beslissing moet btjam.
meren of toejuichen, en laat het aan den tijd over, om op te helderen,
hoedanig men over de zaak te denken heefr. De Kamer zelve schijnt van
het groote werk, dat zij heeft afgedaan, geheel afgemat zijn; maar een
paar dagen zijn voldoende, om de herinnering aan deze gedenkwaardige be
raadslagingen uit te wisschen.
In de omstreken van Turnhout is, na het bekend wordeB van de aan
neming der 24 artikelen, de roode vlag opgestoken en de alarmklok geluid,
waardoor een duizendtal eoeren xich, met eenige Pastoors aan het hoofd,
vereenigd hebben, om een verbond tot tegenstand te sluiten.
Uit Venlo worde gemeld, dat in die stad alles rustig was.
MENGELINGEN,
GESCHIEDENIS oen ZEEROOVERS en ZEEROOVERIJ
VAN Dl eUDITI TIJDEN.
(Pervo/g en 1I0I van N". 33.)
De partijen van Mariut en SjUa moeiten evenwel de zeemagt yan het
Gemeenebest in de waagschaal stellen. De zeeroovers 'van Cilicië In dit
troebel water vlsschende, kwamen uit hnnne schuilhoeken, bedekten de
Middellandsche zee met hunne kielen, en spreidden over derf elver kasten
verwoesting en schrik. Het was in dit tijdvsk, dsc Jtliui Catar, nog reer
jong zijnde, en terugkeerende »an het Hof des Vorsten van Bithynië, Niet
me Jetin de golf van Pharmacnsa, dezen fortuinzoekers in hsnden viel.
Zonder zijnen purperen mantel en het talrijk gevo'g. dat hem vergezelde,
zouden zij hunnen gevangene in de baren geworpen hebben; mssr zij ver
kozen hem in bewaring te houden, ten einde eenen lospriis re bekomen,
evenredig aan den schijnbaar hoogen staat des jongeling], Tiidens zijne ge
vangenschap. gif Julius Ceetar blijken van dien moed, van die koelbloedig,
heid, welke hem nimmer begaven. De Ciliciëra eischten twintig ralenten
voor zijne in vrijheidstelling. „Gij hebt mij niet geschat op hetgeen ik waard
ben," zeide hii; „ik zal er u vijftig geven," voegde hij er schertsende bij.
Gij zult ze mij wel spoedig terugbetalen!" Gedurende al den riid. dat hij
in hun midden vertoefde, behield Ceetar steeds dezelfde opgeruimdheid en
tegenwoordigheid van geen; hij maakte verzen, droeg ze voor. gaf aan
zijne vrienden yraagsiukken ter oploasing, en dreigde de zeeroovers. wan
neer zij hem bij toeval in zijne oefeningen of vermakelijkheden kwamen stoo
ren, aanhoudend, dat hij hen zon doen ophangen. Eindelijk ontving hij
de tot losprijs vastgestelde som, en Ceetar werd in vrijheid gesteld. „Hebt
dank!" riep hij uit, „duizendwerf dank, goede vrienden van Milete! niet
voor het geld. dat gij mij hebt toegezonden, maar voor de gelegenheid, die
■ik n verschuldigd ben, dat ik mijn woord moet houden.'' Aan het hoofd
van eenige in der haait uitgeruste schepen bragt Ceetarbinnen weinige da
gen, de Ciliciëra ten ondet, nam hen gevangen, en voerde hen naar Perga-
mus, waar hjj hen, om zijn gegeven woord niet te kort te doen, allen deed
kruissigen.
Dit voorbeeld schrikte de Ciliciëra niet af; wanhoop en wraak verdubbel
den hunnen moed; zij vertoonden zich andermaal op de Middellandsche zee
en met een gednehter aanzien. Die vijanden aller volken werden aangemoe
digd door Mithridatetwelke hun zijne bescherming toezeide. Na den yai
van Carthago, nam hnn aantal grootelijks toe, en tijdens de inneming van
'Corinthe, waren hunne strijdkrachten schrikwekkend. Niet alleen het schuim
van alle natiën, maar lieden zelfs v»o onderscheiding en groot aanzien vofg
•de» zich bij hen; op «tle punten bezaten zjj arsenalen, havens, vestingen.
of sterke forten. De behetrdlgstcn hadden he: beheer ever hnr.iie vaartui-
gen, «aarvan enkele gouden achterstevens, andere purpere zeilen, eenige
met zilver doorwerkte roeiriemen hadden, waar de Falernische en Cyprische
wijn stroomde, waar het gek ots der baren onophoudelijk verdoofd word door
de stem van zangers en de klanken eener wellustige rauzijk. En dan, wan.
neer drê van goud, en duizendkleurige tinten schitterende vioot Seleucus
verliet, wie zou het gezegd hebben? allerwege spreidde zij dood en rouw!
Te midden hunner liederen en slemperijen, randden de Ciliciërs steden aan,
pionderden de heiligdommen en maakten toebereidselen ter vereering hunner
barbaarsclie Godheid Mithra
Van toen af aan kwam het gebruik in zwang, dat tot op onze dagen stand
hield, en bekend is onder de benaming van dompeling. Het bestaat hierin,
dat men den gevangene aan boord van het vaanuig doet komen en hem on
verwijld in zee stort, indien hij ztch zelf niet in de Paren werpen wil. Bij
de Ciliciërs was deze straf eene biltere aardigheid geworden, zoodra de on
gelukkige een Romein was. Wat het vernederendste waszegt Plutarchut],
was de spottende keer die in hunne wreedaardigheid plaats greep, wanneer
de gevangene uitriep: „Ik ben een Romein!" Op dezen kreet veinsde de
gansche bemanning te studeren; eenige vielen hem te voet, anderen bragten
hem hunne sandalen, weder anderen hielpen hem in het omslaan zijner toga,
opdat men zich omtrent zijne hoedanigheid van Romein niet mogt bedriegen.
De arme man, de zeeschuimer! zoo onderworpen ziende, zoo ijverig om hem
vergiffenis te smeekenschonk hun die eens en duizendmaal; doch als zij
hunne pantomime hadden uitgespeeld, als zij zich genoeg vermaakt hadden
ten koste van den Romeinschen burger, verzochten zij hem vriendelijk van
boord te willen gaan, en met een „goede reis" wierpen zij hem iu zee,
zoo hij zich zelf niet wilde nederstorten.
Hetzij uit wraak, hetzjj omdat de buit dkar rijker en overvloediger was
roovers bestookten voortdurend de kuiten van Italiëzij verbrandden de
Romeinsche vloot in de haven van Ostium, voerden twee Praetorenin hun
ambtelijk kleed gedoscht, met hun gevolg en Lictorengevankelijk weg, zij
maakten zich meester van de dochter van Antoniutdie naar den zegetogc
haart vaders bijgewoond te hebben, naar zijne landgoederen te Misene weder
keerde; en Rome zelf werd met hongersnood bedreigd, daar zij de bezen-
dingen van granen onderschepten. Eindelijk werd Publiut Serviliut met een
magt g eskader tegen hen in zee gezonden, en dreef nen op de vlugt. Zoo
lang de galeischepen der Republiek de wateren der Middellandsche zee in alle
rigtingen doorkliefden, bleef zij schoon; maar naanwelijks waren dezelve
binnen eene haven geloopen, of met nieuwen ijver hadden de Ciliciërs weder
de zee gekozen en van alle kanten hoorde men hun geschal, hun gejoel, en
de kreten hunner «lagtofferi. De Praetor Marcut elntoniutdes redenaars
zoon en de vader van den Ttuimvir, een man zonder karakter, zonder geest,
kracht, werd met het bedwingen hunner zeeschuimerij belast. Hij werd
bekleed met het opperste gezag van al de zeekrachten der Republiek, doch
hij bepaalde zich tot het aanjagen van schrik aan het eskader vanCreta,
hetwelk hem eindelijk versloeg, en tot de onderteekening van eene zoo ont-
eerende capitulatie dwong, dat men hem den apotnaam van Creticut toe
voegde. Marcut eiureliut stierf van schaamte.
Van nu af aan kende de euvelmoed der zeeroovers geene palen meer, zij
drongen door tot de Etrurische zeeachterhaalden alle schepen en verlamden
den koophandel en scheepvaart der Romeinen. Het gevaar wordt dreigend,
schrikwekkende strooperijen hadden allerwege den grootsten schrik verspreid.
Het Gemeenebest moest ernstig bedacht worden tot derzelver betooming;
Pompejut werd met aien gewigtigen last bekleed. Opmerkelijk gevolg van
eene verdiende keuze! Naauwelijks had de Senaat het besluit uitgevaar
digd, waarbij Pompejut bet dictatorschap ter zee werd toevertrouwd, of vijf.
honderd schepen waren uitgerust, en veertig dagen na zijn vertrek uit Rome
bestonder geen enkele strooper meer, noch in de Etrurische zee, noch op
de Alrikaansche kusten, noch in de nabuurschap van Sardinië of Sicilië. De
roovera verscholen zich in de Ciiicische rotsenook daar zette Pompejut
hen achterna, bestreed hen hardnekkig, maakte 24,000 krijgsgevangen, oe-
magtigde 90 schepen, hunne steden, hunne timmerwerven. Doch hierbij
moeten wij aanteekenen, dat Pompejut zich in deze oogenblikken kenmerkce
alt een diep staatkundige evenzeer als een behendig veldheer. Hij wilde
niet eene gansche natie opofferen; doch, vermits hij aan zoo talrijke benden
de mogelijkheid niet laten kon zich nogmaals te wapenen, beproefde hij de
zelve tot een nuttig doel op te leiden, door hen van de kusten te verwijde
ren. De uitslag zette het denkbeeld van den grooten man de lauwren op: de
nieuwe volkplanting werd blorijendrondom heerschte overvloed, de rust
werd niet mrer gestoord, en de prijs der koopwaren daalde op de markt der
eeuwige stad.
Tot dusverre hebben wij niet dan door vreemdelingen, door barbaren
atrooptogcen tegen Rome zien ondernemen, doch hare eigene burgers bleven
in de verwirring dier tijden niet ten achteren daaraan deel te nemen. Onder
het driemanschap van Octaviut, elntoniut en Lepidut worde de oudste der
ionen van Pompejut geptoscribeerdonmiddellijk maakte hij zich meester van
een groot deel der zeekrachten van het Gemeenebest, en van onderscheidene
schepen, toebehoorende aan bondgenooten van den Romeinschen Staat. Bij
deze vloot voegde hij eene bende vrijbuiters, die hare verschijning op de
kusten der Middellandsche zee doortrekken van moed en vaardigheid had ge.
kenmerkt. Italië, onvruchtbaar geworden onder den geesel der weelde, was
een ingebakerd kind gelijk, dat zonder zijne minne niet leven kan; de voed
iter van Rome was de zee. Zii bragt haar van den vreemdeling koren aan
en stoffen, kortom alles wat zii van noode had. Pompeiut zoon, zich dezen
benarden toestand te nu te makende, hield al de handelschepen aan, sneed
den toevoer af, en stremde de geroeenschip vsn het gansche Keizerrijk.
Over zoo groo- eene stoutheid verbitterdoeed Octaviui een eskader uitrus.
ten, welks opperbevel hij aan Agrippa toekendena eenen enkelen slag
zag de zoon van Pompejut al zijne hoop, met de assche zijner laatste boot,
vervliegen.
Toen Oetaviui, van zijne mededingers ontslagen, den naam van Auguttut
had aangenomen, verklaarde hij zich Opperhoofd van den Staat te zijn, en
had hij de voorzigtigheid züne vloot zeilree te houden, waardoor hij belet,
te, dat de vroegere tooneelen zich hernieuwden. Den vrede op het grond,
gebied der Romeinsche gewesten te handhaven, en voordeel te trekken van
de overwinningen door de ontwikkeling van den zeehandel, was ook de staat
kunde der Romeinsche Keizers, nadat zij het gebied over de gansche Mid.
delland«che zee verkregen hadden. Ter bereiking van dat doel stelden zij
zee-stations en kruisers aan; doch. geene vijanden te bestrijden hebbende,
kw' men ongevoelig de oorlogschepen in het vergeetboek, zoodat de Ro
meinsche zeemagt, die eenmaal aan Carthago de heerschappij der zeeën be
twist had, op geen enkel schip meer rekenen kon. De station van den Bos
porus, en deze maakte al de Romeinsche zeemagc uit, toen Keizer Stverus
Byzantium belegerdebestond groorendeels uit vrachtschepentiaves oneraridte
Sedert deze geheimenis komt er geene Romeinsche vloot meer voor, noefi
in den buitenlancischen oorlog, noch bij binnenltndsche oneenigheden. Waar
was toen de zeerooverij?
Terwijl de Romeinen, in eenen doodslaap gedompeld, dezelve vergaten,
groeide bijkans voor hunne deuren eene horde van roovers aan, die, zonder
hulpmiddelen, zonder kennis van scheepvaart, van tijd tot tijd vrees wekken»
der werd. Het waren de Gothen en Wandalen, krijgshaftige volkstammen
die, na zich in Ukrane re hebben neèrgeslagenop het denkbeeld kwamen
de noordelijke kust van den Pontns Euxinus onder hunne magt te brengen.
Het gewenschte gevolg, dat deze onderneming bekroonde, en de snelle aan
was hunner zeekrachcen gaven eeneu nieuwen prikkel aan hunne dorst naar
overwinningen en avonturen. Evenwel bwrc derielver stoutheid verwonde-