A*. Ï839.
LETDSCHE
MAANDAG,
C 0 L R A N T,
25 M A A 11 T.
NEDERLANDEN.
Leyden den 24sten Maart.
In February laatstleden heefc de Senaat van de Hoogeschoo! alhier, op
Voordrage van de Theologische Faculteit, den Wel-Eerw. Zeer Gel. Heer
'!b. ter Haar., Predikant alhier, honoris causa benoemd toe Theologiae Doctor.
Men meldt uit 's 'Gravenhage van den 22 Maart:
Men wil, dat er aan Zijne Maj. is aangeboden, een ontwerp tot droog,
making der Nootdorpscne plassen, enz., gelegen in de omstreken van Delft.
Zoo me» wel onderrigt is, waaraan oin reden niet vermeent men te moe
ten twijfelen, zoo is het doei dezer onderneming, om dezelve te doen plaats
grijpen voor onderlinge rekening der eigenaren, terwijl daarvoor in de eerste
plaats zullen strekken, de niet onbelangrijke-fondsen der ai kocps-kassaen
voor heL te kor; komende verzoekt men subsidie of renteloos voorschot.
Graaf OrloffAdjudant-Generaal des Keizers van Rusland, die thans
•met dc plaats bij Z. K H. den Grootvorst Troonopvolger bekleed Is, welke
door wijlen Prins Lieven werd vervuld, wordt binnen kort in deze Residentie
vei wacht en zal zijnen intrek bij Zijne Exc. den Ge^olmagtigden Minister
van Rusland nemen. Verder verneemt men, dat de genoemde Groocvorsc,
bij Hoogstdeszelts komst in deze Residentie, aan het paleis van Z. K. H.
den Prins van Oranje zal afstappen.
De Eersie Kamer der Sta en-Generaal heeft, in hare zitting van giste
ren, aangenomen het ontwerp van wet tot wijziging van die omtrent het
Nederlandsche Muntwezen, en dat omtrent eene geldleening voor de kosten
der beduking en droogmaking van het Haarlemmer Meer.
Zime Majesteit heeft den Directeur van het postkantoor te Nijmegen,
J. CBaron van Mulerteervol uit die betrekking onolagen, met toeken
ning van pensioen, en in zijne plaats benoemd 1Putman CramerContro
leur van hetzelfde kantoor. Nog zijn bij het vak oer posterijen de volgende
benoemingen gedaan: tot Controleur van het postkantoor voornoemd, P. A.
Polseerste Commies aldaar; tot eersten Commies op dat kantoor, J. C. (Vil
brenntr.cktweede Commies aldaar, en tot tweeden Commies, .7. L Heyme
rik*t Commies ten posckaiuore te Alkmaar; tot Cotnniiessen op net [.osikan
toor te Bergen-op-ZoomJ. A. Becqueut\ tot Jusver te Scluedam, A. Q. IV
Graaf van Hogendo'pthans 111 die betrekking te Tilburg, en IV. MulertSur
numerair bij net vak in Oveiijssel; tot Commies te Alkmaar, A. Beneling
Surnumerair in Drenthe, en tot Commies op het kantoor aan den Melder,
.7. B. Pt'ijnands, Surnumeiair in Noord-Holland; terwul tot Surnumerairen
buiten kosten van het Ri k zijn benoemd, in Nootd-HollanaH.J.Kluppel,
en in Oveiijssel, .7. A. P. H. Eckhout.
Van den 23 Maart. Bi) Koninglijk besluit, is de Gouverneur der pro
vincie Oveiijssel gemagtigd, om tegen de heift der aanstaande maand April,
op een door hem nader vast te stellen dag, de Provinciale Staten, namens
Zijne Maj., buitengewoon bijeen te roepen, ter overweging van de midde
len, aan te wenden ter voorziening in het bestaande te kort op dc provin
ciale begrooting voor 1839, hoofdzakelijk veroorzaakt door de invoering der
regterlijke magt, en door de, voor de te bouvvene localen, te doene geld
opnemingen en verdere blijvende uitgaven.
Men verneemt, dat de schooner Sy/pJt, onder bevel van den tweeden
Luitenant ter zee der 2de klasse Faber *an Riemsdijkmet een detachement
van 30 militairen, benevens den chirurgijn der 3de klasse L. .7. IVagnerden
3den April aanstaanden, van Hellevoetsluis naar Indië zai vertrekken.
Ook verneemt men met leedwezen, dat het onlangs uit het Nieuwe Diep
vertrokken Nerierlandsch schip de Diana, Kapitein Reiniersen, op Gocdwind.
sand, verongelukt is.
Naar men verneemt, hebben zich bij het algemeen bestuur de beide
volgende vragen voorgedaan:
i°. o! de broeder van eenen gesubstitueerde, wiens substituanc meer dan
5 jaren bij de Nationale Militie heeft gediend, of wiens substituant, raar aan
leiding van arr. 171 der wet van den 8 Januatij 1817 {Staatsblad N°. 1
tot de vrijwillig aangeworven bij de staande armee, of" bij de marine is over.
gegaan en den gewonen vijfjarigen diensttijd als 'substitüant heeft volbragt
indien deszelfs diensc nog voortduurt,, wel geregtigd is te houden tot de vrij
stelling, aan de broeders der gésubStituëerdenbij art. 94, mm, der voor
schreven wet toegekend; en
2°. of de broeder van eenen substituant of plaatsvervanger, wiens vijf.
jarige dienst als milicien is verstreken, of welke, hetzij reeds vóór of na dien
tijd, tot de staande armee of marine is overgegaan en meer dan 5 jaren in
beide deze boedanigheden, te zamen of afzonderlijk génomën, gediend heeft
en nog steeds dient, na het verstrijken van den gewonen vijfjarigen dienscijd,
voortdurend op grond van art. 21 der wet van den 27 April 1820 Staatsblad
N°. 11) uitgesloten moet blijven vsm de vrijstelling, hem anders, uit kracht
van art. 94, mm, der we: van den 1 Januarij 1817 {Staatsblad N°. 1 ,j
toekomende.
Van Regeringswege is deswege opgemerkt:
1°. Dat, even zoo min als het langer dan vijfjaren in dienst houden van
de ligtingen der Nationale Militie aan de broeders der voor benzclven opge
treden lotelingen, volgens de, ten deze, vroeger genomene beslissingen in
beide regt op finale vrijstelling, bij de wet, aan de volbragte dienst gehecht,
kan schaden, zoo ook de broeder van eenen gesubstitueerde niet in zijn regt
tot voortdurende tijdelijke vrijstelling kan worden benadeeld, bij aldien de
manschappen der- ligting, waartoe de gesubstitueerde behoort, nog niet van
paspoorten zijn voorzien, onverschillig of de substituant al dan niet tot de
staande armée overgegaan, en, ten gevolge van de laatst opgegevene om
standigheidreeds als milicien van de stamboeken geroijeerd moge zijn ge
worden, mits de voortdurende dienst van den bewusten substituant door de
bij de wet gevorderde bewijzen, die* bij twijfeling, door een tractaat uit het
stamboek zouden kunnen worden aangevuld, nehoorliik worde aangetoond.
20. Dat op den broeder van eenen substituant of plaatsvervanger, nadat
de dienstijd van vijfjaren verstreken is, waartoe de substituant of plaats
vervanger, in gewone tijden, gehouden zijn geweest, mede onverschillig of
hij bij de Nationale Militie gebleven of tot de staande armée of marine moge
zijn overgegaan, niet langer van toepassing blijft de bepaling, vervat in art.
21 der wet van 1820, maar op den bewusten broeder alsdan, n;jar gelang
van omstandigheden, toepasselijk is te houden, hetzij de algemeene bepa-
lingen, vervat in art. 94, mm, der wet van 1817, of wel, indien de
broeder van cien substituant of plaatsverlanger na het verstrijken van den
gewonen diensttijd als milicien, reeds andere vijf jaren als vrijwilliger moge
hebben gediend, de bepaling vervat in art. 22 der wet van den 27 April
1820 {Staatsblad W11), mits even als in de gevallen, bij het voorige punt
omschreven, de nog voortdurende of reeds volbragte dienst door alle bij
de wet gevorderde bewijsstukken worde aangetoond.
Uit Utrecht meldt men van den 2isten Maart:
Heden middag heeft de Hoogleeraar R. van Rees hec Rectoraat der Aka
demie, met eene redevoeringter gedachtenis van den gedurende het af ge loo
pen Akademiejaar overledenen Hoogleeraar Janus Bleulandovergedragen aar.
oen H 'Ogleeiaar H. E. Vir.ke.
Voorts leest men in de Utrechtsche Courant het volgende:
Wij vernemen, dat de afgetreden Burgemeester, Jhr. Mr. van Asch van
iVyck, bij gelegenheid, dat hij van zijne beciekking in den Raad afscheid
nam, een verslag heèlt voorgedragen van den toestand dezer stad van den
jare 1827, vergeleken met dien van 1839, en vinden ons in staat gesteld de
toespraak, waarmede dit verslag werd besloten, mede te deelen hec was
van den navolgenden inhoud:
Het gene ik dan hec genoegen heb aan UEd. Achtb. te mogen mededeelen,
het Bestuur der stad betreffende, wil ik niet afwisselen met de herinnering
van cok door mij zeiven ondervondene ir.oeijelijkheden en bezwaren, welke
bijna iedere nieuwe algemeene wetsbepaling of verordening voor de Besturen
vermeerdert, ik wil daardoor het over hec algemeen gunstige tafereel, het.
welk ik heb mogen schetsen, niet ontsieren.
Het ondervondene is voorbij gegaandoch het was voor mij eene les voor
de toekomst. Eene in mij zeiven opgemerkte vermindering in de vastheid
van geheugen en van geestkracht, ik mag er bijvoegen vermeerderde zwaar
moedigheid hebben mij doen wenschen, dat het einde van dit twaalfjarige
tijdvak ook dat zijn moge van mijn aandeel aau het bestuur als hoofd van de
Regering dezer stad.
Gedurende hetzelve heb ik gepoogd, mij steeds voor den geest te stellen,
dat, in de uitgaven der stad, al wat tot nut of genoegen van de algemeen
heio der inwoners kon strekken, de eerste plaats in de regeling dier uitgaven
bekleeden moet. De inkomsten der stad toch vloeijen voor hec grootste
gedeelte voorc uit de belastingen, waarin alle inwoners, niec zoo zeer naar
hun vermogen, maar naar het verbruik van levensbehoeften, bijdragen; al
wat dan de nijverheid begunstigen, den handel aanwakkeren kan, wat de
verstandelijke en zedelijke beschaving van alle volksklassen kan bevorderen,
wat inrigtingen, die met den tuoei en de welvaarc der stad in naauwe betrek
king staan, aan dezelve verbinden kan, wac liet becamelijk genoegen van
alle volksklassen kan vermeerderen, was, mijns inziens, te stellen boven
alles wat voornamelijk door prachtvertooning of grootschheid van oncwerp
zich aanbeveelt. De ware grootheid eener stad is de welvaart der Inge
zetenen. Doch wanneer, met nee nuttige van hec doel, echter ook de
schoonheid cier vormen zich laat vereenigen, dan verkrijgt, hec gene wel-,
vaart aanbrengt, tevens bevalligheid en luister.
Om dit a Hes onder één oogpunt te vereenigen, is, mijns inziens, het be
sturen, niet anders, dan, zoo als een voortreffelijk chriscen wijsgeer zeide,
met kracht eh gemakkelukheid wel te doen, niec voor zich zeiven eer of
onderscheiding, veel min, hetgene verachtelijk zoude zijn, zijn eigen be
lang te bejagen, maar liet heil en geluk van allen, zoo ver het onder hec
bereik is. te bevorderen en te verzekeren. Ik Iaat aan anderen over te
beooroeeien, of ik die beginselen gevolgd heb, dan of ik daarvan ben af'
geweken Dit mag ik verzekeren, dat zij mij steeds voor oogen waren',
en dat ik de Godcielijke Voorzienigheid dikwijls heb dank gezegd, wanneer
ik meende dóór te handelen naar die beginselen, het mij voorgestelde doel
te hebben bereikt. Indien ik in de bestrevïng van hetzelve mee billijk
heid en regtvaardigheid mag hebben gehandeld, niemand verongelijkt noch
beieedigd, noch onvriendelijk bejegend mag hebben, zal ik mij gelukkig
aéhten indien dit laatste, hoezeer ik mij dit niet kan herinnerente midden
van moeijelijkheden mogt zijn gebeurd, hoop ik op eenige coegeveuheid te
mogen lekenen.
Uit de provincie Zeeland meldt men van den 19 Maart:
Zijner Majs. corvee BoreasKapitein ter zee Paling, wordt te Vlissingen
dagelijks te gemoec gezien; in de positie der flottille op de Schelde is hoe-
g naamd geene verandering; ook in het 4de en 5de districc der provincie
Zeeland en onder de aldaar gecantonneerde troepen, heefc geene de minste
krijgskundige beweging plaats.
PORTUGAL.
Lissabon den 11 Maart. De budgetten van Marine en Oorlog ziin aan de
Cortes toegezondenin dat van Marine is eene bezuiniging van f 288,000
gebragc. De eerste Minister, de Burggraaf $a da Bandeiraheefc een
gunstig verslag gegeven van den staat der financien
Door dén Minister van Financien is kennis gegeven, dat hij besloten heeft,
om met "de Britsche effectenhouders de eene of andere schikking aan re gaan;
voornamelijk zou hij ren dezen, de voorkeur geven, om een zeker gedeelte
der interessen te betalen en voor het resterende geene rente gevende certi
ficaten uit té geven, voor welke echter een amortisatie-fonds zou worden
aangelegd. De grootste zwarigheid, bij de uitvoering van dit plan, is, om
geld re verkrijgen, ten einde het gezegde gedeelte te betalen, en te bepa
len, hoe groot het bedrag van dat gedeelte zijn zal. Ook heefc de Minis,
ter van Financien verzekerd, dat het deficit op hec budget, in zekeren zin,
slechts denkbeeldig was: daar de post op hetzelve voor het Ministerie van
Oorlog geraamd was, om in de beboette van 29.400 man te voorzien, ter
wijl naauwelijks twee vijfden van dat getal in dienst zijn. Ook de post voor
het Ministerie van Marine was geraamd naar de behoefte eener vloot van
22 schepen, die voorzeker thans niet in diensc zijn.
!\aar men wil, doch hec is niec waarschijnlijk, zou Lord Howard dè
IValden aan Hare Maj. verklaard hebben, dat hij geene onderhandelingen mee
het Gouvernement wilde aanknoopen, zoo lang het Ministerie van Buiten,
landsclie Zaken onder hec bestuur van den Burggraaf Sa da Bandeira is; hij"
wilde wel, dat die Minister aan het hootd van het Ministerie van Marine
bleef. Hare Maj. zou echter daarop geantwoord hebben, dat Hoogstdezelve
zeer voldaan was over de wijze, waarop die Minister de verpligtingenaan
zijne ambtsbetrekkingen verknocht, vervulde.
Nog steeds ontvangt men berigcen van plunderingen, door Miguellistische
guerillas gepleegd.
SPANJE.
Men verneemt thans, na de onrustbarende gebeurtenissen, welke onder
de Carüsten hebben plaats gehad, niets bijzonders. De Christinos, zoo wel