A". 1839. i/EYDSCHE COUR N VRIJDAG, /4?" Sit *>r. ï'-~ i\ -fZK^v, "AS fcUVU»? T*> ,>3 '22 M A A'R T. NEDER'LANDEN. Leyden den aisten Maart, "In ons vorig nomraer, door phtatsgébfck verhinderd het laatst verhandelde Jn de zitting van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van laatstleden rDinJsdag naauwkeurig mede te deelen, zoo plaatsen wij thans vooreerst de aanspraak van den heer D, F, van Alphenwelke wy in staat zijn gesteld, woordelijk mede te deelen; dëkeitfe is de volgëndé; Na de keurig uitgewerkte redevocVing van inijn geachten vriendden heer Lu%gcs op Sisteren uitgesproken, en heden nog toegelicht, zoude ik gezwegen .hebben0111 dat ik e eenige in deze vergadering bendie lid is van het Hoogheemraadschap van Rhijnland^ "én dat Collegie zich in eene m'oèijélijke positie gesteld viftdt; ikjsoti gezwegenhebben 'om allen schijn zelfs van invl«»eü van speciale belangen te vermijden ;vzóo niet ^isfereh een der laatste sprekers (uic Noord-Braband)êtne blaam gëwurjTfïi had óp d tCotlcaie', van niet eerder en mee eene begeleidende missive aan 3ëze vergadering .gezonden te heb» ben, de beschouwing van de droogmaking des Haarlemmer Meeis in betrekking tot Rhijji- lands waterstaat, door de drie opzieners van het Hoogheemraadschap.^v,ik:ben aan de waarheid verschuldigd openlijk te verklaren, dat die blaam hare beste bfspïaak is; wajjt het is bescheidenheid en onpartijdigheid van dat Colfëgie g&veesc hetwélk 'na lang ëh vruchteloos gewacht te hebben, of het ook geraadpleegd zoude geworden zijn, omtrent de droogmaking in speciale herrekking tot deszelfs waterstaatthe Iter hebben weêriiou- den om niet adres of petitie of missive aan deze vergadering de memorie van deszclts opzieners te dóen toekomen; oin dat liet Hoogheemraadschap geen eclat'begeerde en geene tegenwerking bëbogde, maar de'resultaten van langjarige ondervinding niet vermogt ach ter te nouden, en die wilde dó'eh kehnen op de alier eenvoudigste en doelihatig'ste Wijze. Maar nog meer onverdiend is de ueoordeeling geweest door dien spreker, oiritreilt de opstellers van dc memoriedie bij hein onder verdenking liggen van geschreven te bemVéh op order en onder invloed van partijdige tegenwerking, hik die de bescnouwing gelezen en met de tai.ellen vergeleken heeft, zal overtuigd zijn geworden, dat dit geschrift een zamenstel bevat van waarnemingen en gevolgtrekkingen zonder zoodanig voorafgesteld doel, zonder magtspreultendat dezelve in gecne grootspraak noch oppervlakkigheid bestaat, maar integendeel bewijst, kunde, eerlijkheid zoo wel als zedigheid, en datdc tilaam die op de opstellers geworpen is van afhankelijke partijdigheid, eigenlijk en uit sluitend nelioort te kleven op de tabellen zelvegeconstateerde observatie»goed gestelde becijHTeringen zijn oirverbiddelijke getuigen zijn serviele dienaren van -V'ae 'Waarheid. Kunde, eerlijkheid e*» zedigheid schijnen dus eWeh mi.i gratie-gevonden te 'hebben his be scheidenheid, en ïk'dank dien spreker tnij gedwongen te hebben die verklaring opefdijk af te leggen. K ik beklaag eene 'zaak die zóó verdedigt wordt. Maar Edel Mog FleerenWar is in dit alles de korte te zathentrekking van het liistoriele van alle deze óf vórige ontwer pen en plans van dc droogmaking van liet Haarlemmer Meer? Zij is deze: Nadat Rhijnland lang en vruciitelooze pogingen gedaan had, 0111 hare ingelanden tegen 'alle verdere indringing van liet nieerwater te beveiligen en zelfs de concessie yau droog .making verzocht had-, is iia lang en rijp beraad, door den toeinaligen Souverein van den Lande de droogmaking verworpen, 0111 de onberekenbare gevolgen, maar daarentegen als een eerst en heilig beginsel vastgesteldom op kosten vah den Lande door beschoeijing :en dijkagie de aangelanden tegen verdere indringing van het water te beveiligen Dit is slechts voor een gedeelte geschied; het voltooijen er van werd uitgesteld als er nog voorland tot verzekerihg aanwezig was; dit uitstel werd arscëj^ na *795 is *s Lands kas zoo onophoudelijk gedrukt door opbrengsten en deiicits, dat er aah geeiie voltooijng van 'dat werk gedacht is geworden het niet vervullen van een stellig besluit en beioftcde gedrukte staat van *s Lands financiën, sedert 44 jarenzijn dc eeiïige oorzaakdat bij ramp en onheil die de nog ongesecureerde landen troffende droogmaking van het Haar lemmer Meer als een redmiddel werd aangehaald0111 daardoor subsidie» en kosren te ontwijken, waarop de ongesecureerde landen een verkregen regt hebben, door stellige -«solutie van den Souverein zelve. Ook dit zal eemg licht vëïspreideft over de laatste behandeling van dit allerbelangrijkst onderwerp. Rhijnlands landerijen zijn omringd van landen, di?k hooger liggen; de beddingen van onze groote rivieren zijn veihöogd; alle plans óm daafin te voorzien, worden uitgesteld; van vele kanten vreeZén dus Rhijnlands ingelanden voor toenemende toevloeying van water. Is het dan te verwonderen, Mijne Heereni dat er. ongerustheid besraat? Geene blinde tegenwerking-, maar zedclpke gearonde ongerustheid, dat eene uitgestrekte her- gingsnlaats van het toenemend toevloeijend water zal verkleind, belemmerd of geheel 'weggenomen en door onvoldoende afleidingen en'küristtniddefëti vervangen worden, waar van de permanente kosten onihógelijk door de droog te maken landen kunnen gedragen worden is het te verwonderendat er ongerustltgrd bestaat took omtrent den tijd <jer voltooiiïng Is het onbillijkdat eenige waarborgen van Schadeloosstelling verlangd zijn •geworden, en is er aan die ongerustheid regt gedaan? Neen Ook dit is door een der 'sprekers heden morgen uit Gelderland met zijne gewone cordaïfheid erkend. Wat zal ik daarvan zeggen i Ik heb in den voorleden jare, bij gelijksoortige discussie, in deze vergadrring hooren zeggen; Dat wij, Gode zij dank! niet méér leefden in de tijden, dat localiteits belang zich te veel Het gelden en het algemeen belang koude tegenwerken en ophoudenmen 'had er by kunnen voegen, dat toen bedaard en rijp iieraad alle besluiten voorafging en xle gtvolgen van dat wikken cn wegen van die beaaa'rdheid een welvaart was waarvan in cie ceéchiedenis geen tweede voorbeeld te vinden fsen det de eérbied vöor den Hol- landschen naamaan die beradenheid moet Worden toegeschreven. ïk ztlf fleb In de vergadering van 1832, bij.de discussiepvcr de begroeting Van 1833, "het 'KrtningHjk besluit van Maart 1831 aanhalende, en het fieendommeliiké van onze instellingen van eigen beheer aantoonende, er bijgevoegd, dat,'een1 goed geregeld recttrsus ad prineipem de beste waarborg was tegen abuiz'en van localitèit4, maar heb daarmede niet bedoeld den geregélden invloed van plaatselijke belangen te verzwakken of gelieel yóorbij te gaan en te vernietigen'; het bedoelde besluit door wijlen de Commissie van bezuiniging geprovoceerd, had èenèn ceheele andere strekkingrequiestct in pace! laten wij maar zelve nier medewerken, om, van al te groote bezorgdheid pver te gaan tot een tegen overgesteld uitstersre, dat alle tegenwerpingen als kleingeestigheid en oppositie worden beschouwd, dat in alle groote ondernemingen het oesliiit dfe beraadslagingen zal vooraf gaan en beheerschen want dan naderen wij meer en méér tot 'dat ieótral van cenfralftat'ie waarbij het eenvoudiger, beter kööp en nuttiger zoude kunnen geacht, worden, .dat alle onze nationale instellingen van .eigen beheer en plaatselijk belang in bureaux van de diffe- étpte Ministerie» tot welke zij betrekking hebben, werden opgelost en verVaneen. Ik heb mij zeiven dus stellig afgevraagd, of de localiteits-belangens in deze aller gëwig- tiosre onderneming, gekend, geraadpleegd en gewogen zijn geworden. rjb héb mij zelve deze vraag niet anders, dan negatief kunnen beantwoorden. Er besraat dus vooringenomenheid, exaltatie, met de beste bedoelingen, maar 2ij kun nen niet onrkerd worden te bestaan. Als men uitsluitend krijgslieden raadpleegt over militaire ondernemingengeleerden over uitbreiding van wetenschappen, kunstenaren over het vervaardigen van kunststukken genien zelfs over stoute colossale ontwerpen, waarbij zij allen voordeel èn roem hopen te verkrijgen en zich eenen naam willen verwerven, zal hun antwoord niet twijfelachtig ziin de toepassing op bet onderhavige onderwerp zal ik wel niet behoeven te maken. 'Édel Mog. Heerenl Ik doe a?n allen regt. Zoo er gedwaald wordt, dan is hen voor- Steker ter goeder trouw; maar bij het onberekenbare der gevolgen, die bewezen zijn ge worden niet allen re zijn, voorzien, vordert mijn dure vérpligttng met dubbele voorZlg- -ti"heid en behoedzaamheid té werk te gaan; en dan moét ik, dan mag ik de groote ver antwoordelijkheid niet op mij nemen van een colossaal ontwerp, hetwelk nog fte onbe paald is en nog niet tot volkomene rijpheid is gebragt; want ik *»eloof aan geene men- schelijke onfeilbaarheid of aan de almagt van de stoomkracht, en ik moet dus ZyneMaj. eerbiedig verzoeken, deze wet in nadere overweging te nerhen. Na den heer van Alphen hebben HH. Exc. de Ministers van Binnenland, jclie Zaken en van Financien het woord gevoerd. Eerstgenoemde beriep zich op de gehouden redevoeringen, om de nuttigheid'én nood zakelijkheid van het aanhangig ontwerp te betoogen. Zijne Exc. verklaarde, dat de Regering de droogmaking van het Haarlemmer Meer beschouwde als hoogst wenschelijk 'en 'voor geen uitstel vatbaar. Hij hield her er voor, dat het eene zaak van algemeen, feensziny van provineiaal belang gold Hij deed zien, dat het geenszins bet voornemen der Regering geweest is het Collegie van het Hoogheemraadschap van Rijnland in 2?yne belangen uitt te hoorenmaar dat in dc StMu Commissie, die óver bat ontwerp dezer droogmaking vergaderd geweest is, twee leden uit dat Collegie hebben zitting gehad.die men dan toch wel beschouwen mag als dc belangen van dat Hoogheemraadschap te.hebben voorgestaan llrj geloofde dan ook dat, wanneer de Regering en de VertegenwoordUiiL* de noodzakelijkheid en het nut van deze ondernemiqg zullen liebben erkend, dat CMië- giein. zijn eigen belang, niet ongenegen bevonden zal worden tot de ten uitvoerlegging van dit werk. bij te dragen. Hij hield liet ér voor. dat, wanneer eenmaal de droognij- flcing zal zijn 'voltooid Rijnland daarvan de gelukkige .gevolgen zal ondervinden Cu alsdan wel van zijne tegenwoordige opinie zal terugkomen. Breedvoerig wedenegde Zijne Exc. de bedenkingen, weljte van de zijde van Rijnland tegen de droogmaking waren in het midden gebragt., Naarhet hem toescheenzij'11 de opzigicrs van dat Collegie in liuhiie beschouwing te ver gegaanzijn 'Zij overdreven in lnnnc berekeningen en berusten die aileen op theorie; ook zijn de middelen 0111 de tegenwoordig bestaande zwarigludcu Az tién weg te ruinicn. get nszins gel'u'Klkig gekozep en kan derhalve, dit stuk tgt geen grond slag verstrekken bij de beoordeeling van de tegenwoordige voordpagt; Zijne Exc. ge loofde, dat daarbij alles.voorzien is, wat bij mogelijkheid kan voorzien worden. Voorts herhaalde hij de verzekering, dat later de medewerking der wetgeving zóu wórden ingë- Toepéntot het toestaan van middelen, 'era den aanleg van sfraatwögen te bevorderen en de groöre'communicatie» des Rijks te voltooijen. In het bijzonder sprak Zijne Exc. van de da afstelling van den weg tusschen Groningen en Leeuwarden. Zijue 'Exc... de Minister van Financien heeft aangetoondda.top grond van ar.t.'5*7 van het. burgerlijk wetboek, ónder andereu aan den Staat behooren de bevaarbare en vlot bare stro'onien en rivieren niet hunne oevers, waaronder voorzeker het Haarlemmer Meéc zal gerekend worden; terwijl art. 649 van dat wetboek vaststelt, dat verdronkeii lanckn aan den eigenaar blijven toebehoorendocli dat niettemin, indien hunne bepoiacring of droogmaking door den Noning, voor het algemeen belang, of tot beveiliging van nabij gelegen eigendommen, noodzakelijk geacht en door desKuiidigen bewezen wordtdat die verdronken landen ;voor bepoldering of droogmaking vatbaar zijnhunne eigenaars zullen wórden aangemaand bin deze te bewerkstelligen of daaraan deel te "-nemén,'en, bij 'wei* gerihg of iSnrstentèïiis daarvan, van hun eigendom ten behoeve van den Staat kunilSu worden onteigend, tegen gelijktijdige voldoening van de waarde waarop die gronden als verdronken land zullen worden geschat Nu nteft de stad Leyden zich als eigenares, geenszins van net meer, maar van het visscbery regt op een gedeelte daarvan aangege ven; doch het is de vraagof dit regt niet vërvalt, wanneer het water, waarop het gevestigd was, ophoudt 'te bestaan? 'In allen gevalïe, het algemeen belang vordert de droogmaking, en daaróoor moet liet provincial^ en plaatselijke belang zwichten. Dit is uit de disctissien ovér deze voordragt ten overvloede gebleken. Hy verwachtte dat d-s droogmaking van het meer in de toekomst onmetelijke voordeelen van zich zal afwerpen dat de algeineene welvaart daardoor zal worden bevorderd, en idat de inkomsten des Lands daardoor zullen worden vermeeldérd. Wat het gepretendeerde regt der stad Ley den betreft, het is 1111 wel uit deze discussie gebleken, dat die stad ais eigenaresse vin bcc 'regt vdn vissclierij op een groot, deel van het Meer, op de kadastrale leggers sr::ac aangeréekend', maar dit geeft op zich zelve geen regt van eigendom, te minder"daar het hem geenszins is gebleken, dat de sad Leyden voor dien eigendom in de belasting op brengt. ui elk geval is de schade, die de stad Leyden door deze droogmaking mngt óVidcVgaan, 'wc! zoo aanzienlijk niet, dat 2ij 'niet zou kunnen worden vergoed door cene rigtige en eerlijke administratie liarer financiën. Wat het b lang van de 'scheepvaart be treft, hetwelk, naar menaanvoerde, ook al tegen de droogmaking pleitte, vermeende Zijne Kxc. dat de berelCehingdaarvan gemaakt, te overdreven was, en dat, al mog° tfeii de jachtgelden Wat meerkosten, het gevaar daardoor zou verminderende zware golf slag zou ophouden, de schepen aan minder slijtagie zouden zijn blootgesteld, er minder verlies vah roer want en tuig zou plaats hebben enz. Hetzelfde bezwaar zou men teh aanzien 'van den Zuidplas in liet midden hebben kunnen brengen, en nogtans hoort men •deswege niec de minste klagtén. Zijne Exc. erkende ten volle, dat er vele werken aan de rivieren noodzakelijk zijn, maar zeide, dat het middel om daartoe te geraken geens zins is, deze wet te verwerpen. Ten slotte zeide Zijne Exc;als lid der Kamerdat i-.'j zich gelukkig renende tot dezen maatregel t_e kunnen medewèriten, waarvan ntj den ze. w der nakomelingschap verwachtte. Hij 1 et zich daarvan niet afschrikken di-ór Je treur 1 j tafereel en welke door sommigen zijn opgehangen en waarbij men het penseel van Lr rd Pvron gebruikt heeft; Zijne Exc. zou'toch verineetienveeleer den vloek der nakon-.:- li'ngschap on zich te laden, indien hij'niet medewerkte tot de daarstclling van een ma. regel, waardoor veel en dreigend water in nuttig land £al worden herschapen cn een 111e.r vernietigd, waarvan de schromclijkste gevolgen in de toekomst te wachten zijn. Na ^ijnT: Exc. heefc de heerLuzac nog het woord gevoerd, daar hij zich verpligt achtte te doen opmerken, dat men grootelijks dwaalt, wanneer men aan zilne woorden over het vermeend regt der stad Leyden, te veel waar- e toil hechten. Htj woont te Leyden slechts als een eenvoudig burger. Al wie .hij gezegd heeft is slechts het gevolg zijner overwegingen. Al hetgeen de Minister der Regering dier stad heeft toegevoegd, ktv'am niet te pa's. Het heeft hem gehinderd en leed gedaan. Overigens trachtte dè spreker aan te toonen, dac de stad Leyden wel degelijk in de grondbelasting voor haar eigendom op 1rèt regt der visschern op een deel van het meer betaalt. Óök 'de heer van Dam van jsself heelt nog gerepliceerd, terwijl de M>- pister van Financien nader antwoordt, dat het vermoeden, als of de heer 'Luzac zich door plaatselijk belang zou hebben laten leiden, geen enkèl oogeublik bij hem bestaan heeft. Aan de Eerste Kamer zijn de aangenomen wetten op hec muntwezen én het droogmaken van het Haarlèmmer Meer toegezonden. "K, H. de Pr^is van Oranje is den iflden uit Noord-BTaband in de Residentie teug-gekeerd. Door Zijne Maj. zijn, benoemdï tot ade Luitenant? bij hec iste bat. iste afd. Mrtbiete Zutd-Hotlandsche Schutterij, ,7. .7. C. Huygensthans se/- •geant bii hetzelve, én jonkh. Mr. H. A. Qericke% thans nog deel ma kende van her corps vrijwillige jagers der Leidiche Hoogeschool, en aden Luteenant i'la suite, ten einde bij de eerst voorkomende vacature als effectief in de door deze benoemi-g verkregen anciënniteit, in den gemel. den rang in te vallen, Mr. van der Goes, thans 2de Luitenant bij 'de afd. Mobiel,e Utrechtsche schurrerii. Het heeft Z. M. behaagd den Administrateur voor de Nijverheid ce magtigen tot bet verleenenook over het loopende jaar 1839, van tege moetkomingen uit het fonds van den landbouw aan eigenaren van, ten ge volge der onder de runderen heerschende longziekregestorven of afgemaakt vee, en zulks op den voet en onder de voo'rwaardeh waarop die te gemoec- .komingen, over 1837 en ÏR3&tot geïijk einde ziin ingewilligd geworden. Het is aan de sredeiiike en plaatselijke Besturen aanbevolen, ónder vroeger gegêvene voorschriften in verband met de reetfs bestaande wettelijke veror. deningen, voortdurend met klem te handhaven en toe te passen, ten einre alle kwade praktijken voor te komen^ welke tot nadeel van het fonds vuu den landbouw en van den veestapeMn her algemeenzouden moeten uitloopen. Z M. heeft den Candida at bij de Waalsche gemeente te Amsterdam, A.7. Verweydebenoemd tot Predikant bij de Protéscanfsche gemeente ce Smyrna. Den iflden Maart is in dé vergadering van Burgemeester en IVethopders der stad Rotterdam, ten gevolge eener daartoe van het Hooger Bestuur ge dane uitnoodiging, op eene plegtige wijze aan den Scheepskapitein F. .7. ,7. Boumanaldaar, door den Burgemeester eene gouden medaille uiigereik- voerende aan de eene EÜde de beeldtenis des Konings en aan de andere zijuc de vermelding van hét lofwaardig gedram, door dezen gezagvoerder, bij ge legenheid van de ramp aan het schip de Nijverheid overgekomen, aan den da-_j 'gelegd. De aanspraak, bij hec uitreiken van dit blijk van "s Kpnings goed keuring tot den begiftigde gehouden, is door hem, onder betuiging.zrner dankbaarheid voor dëie eervolle onderscheiding, beantwoord, terwijl het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1839 | | pagina 1