Arc. 39. Geene zaken van kerkelijke tucht, wat betreft de toepaising derzelve, op bepaalde met name genoemde personen, zullen in de Kerke- raads-vergaderiug behaudCTd mogen worden, tenzij die personen vooraf af zonderlijk zijn vermaand geworden, volgens den regel Matth. XVIII. IS, 16. Indien echter de zonde algemeen bekend is, zal de Kerkeraad dadelijk de zaak behandelen. Art. 40. De Diakenen znllen bovendien wekelijks afzonderlijk vergaderen, ter bezorging der ingezamelde gelden, en ter bedeeling der beSoeftïgen. 41. Indien eenig lid van den Kerkeraad een voorstel heeft te doen, waarover niet gevoegelijk in het openbaar gehandeld kan worden, en waar toe echter eene bijeenkomst der Opzieners noodig is, zal dit Kerkeraadslid daarvan kennis geven aan den President des Kerkeraads, opdat deze eene buitengewone vergadering der Opzieners kan bijeen roepen. Van deze bui tengewone vergaderingen der Opzieners zal, in een afzonderlijk boek, aan- teekening gehouden worden. Art. 42. Er zal eene kist of kast aanwezig zijn, voorzien van ten minste twee verschillende sloten, de eene sleutel te bewaren door den President, de andere door den Secretaris. In deze kist of kast zullen alle de boeken en papieren, behoorlijk in orde gebragt, en verdere zaken van waarde, de gemeente toebehoorende (zoo dit noodig geoordeeld wordt, kan er voor de Diaconie-gelden eene afzonderlijke kist zijn op dezelfde wijze als boven), bewaard worden Elk halfjaar zal alles worden nagezien door den Kerkeraad. Art. 43. Er zullen wekelijks bijeenkomsten zijn, bepaaldelijk bestemd voor de catechisatie, zoowel met de volwassenen als met de kinderen; het aanial dier bijeenkomsten wordt naar gelang der omstandigheden, door de Opzieners geregeld. Art. 44. De gemeente zal op den rustdag driemaal bijeenkomen ter ge. meenschappelijke godsdienstoefening. De regeling van de uren der bijeen, komsten geschiedt door de Opzieners. Art. 45. In eene dier bijeenkomsten zal de Heidelbergsche Catechismus worden verklaard'voor de gemeente. Hij, die in deze verklaring voorgaat, zal vooral zorg dragen, dat de overeenkomst van dien Catechismus met Gods woord duidelijk worde aangetoond, opdat de gemeente meer en meer leere verstaan, dat onze belijdenis niet gebouwd is op menschelijke redenering, maar op Gods getuigenis. Verder, dat de verhandelde waarheid dienstbaar gemaakt wordt aan de practijk der Godzaligheid. Art. 46. De Dienaren des woords zullen in die bijeenkomsten der gemeen, te het Evangelie prediken en de Sacramenten bedienen, volgens de formu lieren, daarvan in de Christelijke Gereformeerde Kerk aanwezig. Art. 47. De Ouderlingen zullen in die bijeenkomsten zorg dragen voor de goede orde in de gemeente. Zij zullen toezien, dat geene vreemde leer worde voorgedragen. Zij zullen de Dienaren des wootds in alle voorval, lende zaken behulpzaam zijn. Art. 48. De Diakenen zullen, bij het eindigen der godsdienstoefeningen, de liefdegaven der aanwezigen verzamelen, en deze in eene daartoe aanwe zige bus of kist storten, om in de week te worden geteld. Art. 49. De Opzieners zullen zorg dragen, dat een daartoe bekwaam per. soon uit den Kerkeraad of uit de mans-ledematen, die ten H. Avondmaal zijn toegelaten, voorga in het gemeenschappelijk gezang. Insgelijks zal een lid des Kerkeraads of uit de gemeente de opgegeven hoofdstukken uit Gods woord voorlezen. Art. 50. Op de werkdagen zal er zoo dikwijls gelegenheid zijn ter bjj. eenkomst der gemeente, als de Kerkeraad stichtelijk zal oordeelen. VIJFDE HOOFDSTUK. Van de bediening der Sacramenten. Art. 52. Zij, die het Bondzegel des H. Doops wenschen te ontvangen, of aan hunne jonge kinderen doen bedienen zullen zich daartoe vooraf aanmel. den in de gewone kerkeraads-vergaderingenten einde de Opzieners in staat zijn, om zoodanig onderzoek te doen, als zij noodzakelijk zullen oordeelen. Art. 53. De bediening des H. Doops zal, zoo veel mogelijk, in de open. bare bijeenkomsten der gemeente geschieden, volgens de formulieren, daar. van in de Christelijke Gereformeerde Kerk aanwezig. Art. 54. De kinderen der lidmaten, die gedoopt zijn, zullen naarstiglijk onderwezen worden in de leer des Genade-Verbondsopdat zij belijdenis mogen doen van hun personeel geloof in den Drieëenigen God, in wiens naam zij gedoopt zijn, en alzoo met de gemeente den dood des Heeren te verkondigen in het H. Avondmaal. Art. 55. Het H. Avondmaal zal zoo dikwijls mogelijk door de gemeente in hunne bijeenkomsten gebruikc worden. De bediening daarvan zal geschieden volgens het formulierdaarvan in de Christelijke Gereformeerde Kerk aanwezig. Art. 56. Indien iemand openbaar onder censuur gelegd is, zal de naam van den zoodanige vóór de bediening des H. Avondmaals worden afgelezen, hetzij voor de eerste keer, hetzij bij vervolg. Art. 57. Indien eenig lidmaat der gemeente naar eene andere plaats met er woon vertrekt, zal aan den zoodanige eene attestatie worden uitgereikt van zijn geloof en wandel, nadat dit driemaal in de gemeente zal zijn afge. lezen. Deze attestatie zal ten minste door den President en Secretaris des Kerkeraads onderteekend worden. ZESDE HOOFDSTUK. Van het Huwelijk. Art. 58. De lidmaten der gemeentedie zich in den huwelijken staat wenschen te begevenzullen van dit hun voornemen kennis geven aan den Kerkeraad, opdat daarvan ten minste tweemaal aflezing kan geschieden., in de gemeente, en onderzocht worden, of er ook wettige redenen bestaan, volgens Gods woord, waardoor zoodanig huwelijk moet verhinderd worden. Art. 59. De Opzieners zullen vooral toezien, dat er geene huwelijken worden voltrokken in de door Gods woord verboden graden van bloedver wantschapzullende zoodanige vermenging met censuur en afsnijding achter volgd worden, indien er geene verootmoediging en afstand gezien wordt. Art. 60. De bevestiging des huwelijks geschiedt na het onderzoek, vol gens het formulier, daarvan in de Christelijke Gereformeerde Kerk aanwezig. Vóór de bevestiging zal het moeten blijken, dat aan d« wettelijke bepalingen in de burgerlijke maatschappij voldaan is. Art. 61. Huwelijken, die niet in den naam des Heeren zijn aangegaan en bevestigd, zullen niet als heilig erkend worden, maar als burgerlijk en alleen tot deze wereld betrekking hebbende. Art. 62. Door achtervolgende bekeering en belijdenis van zonden in hef openbaar voor de gemeente, kunnen burgerlijke huwelijken geheiligd wor den, naar de uitspraak van Gods woord, 1 Cor. VU. Art. 63. Huwelijken van de zoodanigen, die geene lidmaten zijn der ge- meente, of die weigeren belijdenis van hun geloof af te leggen, kunnen in de gemeente niet worden bevestigd. ZEVENDE HOOFDSTUK. Van de Huisbezoekingen. Art. 64. De Opzieners der gemeente zullen gehouden zijn, om gedurlglijk voort te gaan met het bezoeken der gemeente-leden in hunne woningen, en op alles behoorlijk acht nemen; zoo wel wat den geestelijken wasdom be treft, als op hetgeen betrekking heeft op den uitwendigen wandel. Art. 65. In de huisbezoekingen zal naarstiglijk onderzocht worden naar de heiliging van den dag des Heeren; naar de huiselijke godsdienstoefenin gen; naar de opvoeding der kinderen en dienstbaren; en in het algemeen ten ernstigste gewaarschuwd worden tegen gelijkvormigheid aan de wereld. Art. 66. De hoofden der huisgezinnen zullen gedurig vermaand wordenom voor zoo verre dit niet geschiedt, de huisgenooten voor te gaan in het gebed tot God, naar aanleiding der personele en dadelijke behoefte der huisgenooten. Art. 67. Verwaarloozing van de huiselijke godsdienstoefeningen moet met censuur, en ingeval van verharding daartegen, men afsnijding achtervolgd worden. Art. 68. In elke kerkeraads-vergaderlng zal de President aan eiken Op ziener, die niet om andere werkzaamheden voorde gemeente, van het huis.- bezoek voor eenen tijd ontslagen is, afvragen, hoevele huisbezoekingen hjj in die afgeloopen week gedaan heeft, en, of die huisbezoekingen ook aan. leiding hebben gegeven tot eenig voorstel, betrekkelijk leer of wandel, ACHTSTE HOOFDSTUK. Van de Christelijke Tucht. Art. 69. De gemeente zal gedurig ernstig vermaand worden, om acht te geven op elkander, tot opscherping der liefde en der goede werken. B(J het ontdekken van eenige zonde in een der lidmaten, daarover niet met an deren te spreken, maar persoonlijk en in het verborgen den gevallene te vermanen en te bestraffen, en bij de verharding tegen herhaalde vermaning, den gevallene niet in den Kerkeraad bekend te maken, ten zy de vermaning en bestraffing onder twee of drie getuigen beproefd is. Aft. 70. Een iegelijk lidmaat, die eenige verborgen zonden inden Ker. keraad of op eene andere wijze openbaar maakt, zonder dat hij vooraf de particuliere vermaningen beproefd heeft, zal als een achterklapper bestraft, en bij verharding daartegen gecensureerd worden. Hierdoor wordt echter geenszins verboden het vragen van den raad en bestuur in de behandeling van eenige voorgevallen zaak, bij een'der opzieners der gemeente. Inte gendeel wordt zoodanige raadgeving aangeprezen; ten einde noodelooze ets onvoorzigtige vitterijen tegen te gaan. Art. 71. Zonden, die uit haren aard en natuur openbaar zijn, moeten dadelijk in de Kerkeraads-vergadering behandeld worden. In die behande. ling zal echter wel de daad maar niet de persoon genoemd worden. Er zal eene Commissie benoemd worden uit den Kerkeraad, om, zoo mogelijk, met den aanbrenger, den gevallene te vermanen tot belijdenis van schold, tot boete en bekeering. Art. 72. De eerste trap van openbare bestraffing ll de openbare ontzeg, ging van het gebruik des H. Avondmaals, waarbij de gemeente zal opgé. wekt en vermaand worden, niet alleen om voor den gevallene te bidden In het verborgen, maar ook denzelven persoonlijk te gaan vermanen en dp- wekken tot boete en bekeering. Art. 73. Indien deze openbare bestraffing niet achtervolgd wordt door belijdenis van schuld, boete en bekeering, zal zoodanig verhard zondaar van de gemeente worden afgesneden, volgens het formulier, daarvan in de Christelijke Gereformeerde Kerk aanwezig. De Kerkeraad bepaalt dett tijd, wanneer die afsnijding zal geschieden. Art. 74. Indien een afgesnedene weder tot bekeering komt, zal hij, na voorafgaande belijdenis van schuld en boete, en bewijs van bekeering, we. der openbaar in de gemeente als lidmaat opgenomen worden, volgent hec formulier, daarvan in de Christelijke Gereformeerde Kerk aanwezig. Art. 75. De schorsing en afzetting van eenig lid des Kerkeraads, wegenz valsche leer of ergerlijk gedrag, gaat, in geval van verharding, gepaard met censuur en daarop volgende afsnijding. Dit heeft echter geene plaats, wanneer eenig Kerkeraads-lid wegens bewezen onbekwaamheid tot de dienst wordt ontslagen of afgezet. Art. 76. Tegen een lid des Kerkeraads zal geene beschuldiging aangent». men worden, ten zij dezelve duidelijk wordt opgegeven en bevestigd door twee of drie getuigen. Zij, die eenige beschuldiging tegen eenig lid des Kerkeraads hebben, zullen gehouden zijn om vooraf een* der opzieners over de zaak te spreken, eer dat dezelve in de Kerkeraads-vergadering gebragt wordt, NEGENDE HOOFDSTUK. Van het eervol ontslag der Kerkedienaren. Art. 77. Indien eenig lid des Keikeraads, wegens ouderdom of toevallige gebreken, onbekwaam is geworden tot de bediening, wordt hem, zoo hy anders getrouw zijne dienst vervuld heeft, een eervol ontslag verleend. Art. 78. Een Kerkeraads-lid, die een eervol ontslag heeft verkregen, zal evenwel regt van zitting en stemming behouden in de Kerkeraads-verga deringen. Art. 79. Indien eenig dienaar in de gemeente, die eenige bezoldiging voor levens onderhoud ontvangen heeft, eervol wordt ontslagen, zal hem, indien hij daaraan behoefte heeft, die bezoldiging, hetzij geheel of gedeel- telijknaar gelang der omstandigheden, worden gelaten. De bepaling hier- van geschiedt door den Kerkenraad. Slotbepaling. Art. 80. Deze artikelen zijn alzoo gesteld, met gemeen overleg, dat zij, indien de omstandigheden in de gemeente dit vorderen, veranderd, vermeer, derd of verminderd mogen en behooren te worden. Dit geschiedt door den Kerkeraad, in de gewone Kerkeraads-vergaderingen. Dit zal onverwijld moeten geschieden, wanneer het bewezen werd, dat iets tegen de uitdruk, kelijke uitspraken van Gods woord gesteld was. Willekeurige veranderin. gen zijn ongeoorloofd. Utrecht, den December 1838. Geteekendj H. P. Scholte, H. G. Klijn, E. Fokke, P. W. Lothes. Men meldt uit *s Gravenhage van den 23sten dezer; Dezer dagen heeft de Regering geantwoord op de bedenkingen, welke In de atdeelingen van de Tweede Kamer der Staten Generaal gemaakt 2ijn, ten aanzien van het ontwerp van wet, nopens den invoer van gouden en zilveren werken, in deze antwoorden onderzoekt de Regering: i°. het beginsel zelve der voorgedragene wet en de betwijfelde noodzakelijkheid van bet afzonder, lijk Invoeien der daarin vervatte bepalingen; en 20. de voorgedragen bepalin. gen zeiven, zoo ten opzigte van hare meerdere of mindere doelmatigheid, als van de redactie. In het eerste gedeelte dezer antwoorden merkt de Regering aan, dat zij zich sedert eenen geruimen tijd bezig heeft gehouden met het ontwerpen van algemeene wettelijke bepalingen, bestemd om de bestaande verordenin. gen te vervangendat men intusschen bespeurd heeft dat zoodanige bepalin. gen zouden moeten zijn van eenen zeer uitgebreiden aard, en dat die met vele bijzondere belangen in betrekking staan, waarmede dezelven niet altijd even gemakkelijk op eene voldoende wijze zijn overeen te brengen; dat bij dezelven ook noodzakelijk penale bepalingen moeten voorkomenomtrent welke het zeer wenschelijk zoude zijn, dat ze in overeenstemming konden worden gebragt met het te verwachten wetboek van strafregt, en deze laat. ste overweging vooralheeft het als verkiesselijk doen beschouwen om de voordragt van algemeene verordeningen voorshands te verschuiven, tot dat het evengemelde wetboek zal zijn vastgesteld en dat men echter geoordeeld heeft, aat niets in den weg stond, om maatregelen voor te stellen rot weg. neming van het bezwaar, uit den tegenwoordigen stand van zaken ten aan. zien van de vreemde goud en zilveren werken ontstaande, en dat die maatre. gelen niet afhankelijk moesten worden gemaakt van eene meer algemeene herziening der bestaande wettelijke verordeningen, met welke herziening men zich zal blijven bezig houden, daarbij trachtende de verschillende belangen zoo veel mogelijk te vereenigen, en dan ook de zaak daarhenen te leiden, dat voor de vaststelling van straffen op het algemeen wetboek kan worden verwezen, of althans bepalingen ontworpen, welke met die van zoodanig wetboek in een gepast vetband staan. Wat de geopperde vrees aangaat, dat het ontwerp zou zijn eene toenadering tot een verbodstelsel, zegt de Regering dat bij het sluiten van alle handels-tractaten, het hoogste doel hetwelk de onderhandelaren zich kunnen voorstellen, is, dat van de natie, wier belangen zij voorstaan, met de meest bevoorregte onder de overig* natiën te doen gelijk stellendat het voorgedragen ontwerpnog veel verder gaande, de vreemdelingen zeiven op eenen volkomen gelijken voet stelt, dat men de te nemen voorzorgen niet verder uitstrekt, dan volstrekt noodig la 00 de ingezetenen In etaat te stellen van aan de vreemde mededinging her

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1839 | | pagina 2