a0. 1830. leydsciie o u p: fx t.vtó- MAANDAG, ,7 J A NU A Rij. U wwm ■"UT V "L 'N O T F I C A T I E. NATIONALE MILITIE. Ligting van het Jaar 1839. Oproeping töt de Inschrijving. Burgemeester en Wethouders der Stad 'Levden, gezien 51* v, r, c6 E7 60 tot 68, en 166 der wet van den 8sten January 1817, alsmede art. 5 Set" we't van den 27 April 1820- brengen bij deae ter kennis van de Vngezettnen 'dezer Stad, alsmede van hen. die vroeger onder de Gemeenten OegstgeestLey'derd°'P •en Soeurvoude woonachtig zijn geweest, doch, volgens de laatstelijk opgenoraene grèes- Icheiding, tot het gebied dezer Stad zijn overgegaan, dat de inschrijving voor de Lig ting der°Nationale Militie, van dit Jaar, geschieden moet van de zoodanigen, welke De- b°uat alle ingezetenen zonder onderscheid, welke Tedenen tot vrijstelling van den dienst zii ook zouden mogen helmen, en oi ztj zich tegenwoordig of ahvezendof in VrtpvU Ijlen Schutterlijken of Militairen Dienst bevinden, verpligt zijn zich te doen inschrijven dït Ouders, Voogden of bloedverwanten, m dezen, voor hunne naastbestaanden 01 pi- nillen mitsgaders'Regenten van publieke Gestichtenvoor de onder hnn belieei staau- Sen, 'de belangen moeten behartigendoor de bij de wet gevorderde opgave te doen. '"^"onder ^"ingezetenen teil deze ook worden gerekend de vreemdelingendie den zetel van hun verinogen of hun verblijf, 111 bet Koningrijk komen vestigen; a zoo zij, even als de -Inboorlingen, verpligt zijn mede Te werken tot de gemeenschappelijke ver- Hed ,in« van den Slaat, welke hun eiligheid en bescherming verleent. tn" roepen dien ten gevolge op, alle de in de termen vallende Ingezetenen, om te 'compareren in één der vertrekken op het Raadhuis: Op Dingsdnn, den isten Jattuarij 1839, des voormiddags ran 10 tot 1 uren, de Bewoners van Wijk 1 en 11, en die van het Buiten-territoir der Stad. Op Woensdagden yden January 1839, des voormiddags van 10 tot 1 uren de Bewoners van Wijk 111 en IV. Op Donderdags den loden January 1839 des voor middags van 10 tot 1 uren de Bewoners van Wyk V en VI. En op Vrijdagden nden January 1839des voormiddags van 10 tot 1 uren, de Bewoners van Wijk Vil en VilL. Vermanende Burgemeester en Wethouders voornoemd, wel expresselijk de belangheb benden zien, door «etrouwelijk op te komen, vrij te waren teilen de nadechge l-cvoI- <»en welKe uit nalatigheid in deze onvermijdelijk zouden voorcyloeyen de boven o;n;e- rtrveiie tiidsbepaling in het oog te hemden, en bij de Inschrijving zich te voorzien van luinne Geboorte-Actealsmede schriftelijk op te geven hunne Woonplaats, en het ijk in Nummer hunner Huizen; ten einde hierdoor vour te komen de onaangenaamheden ■welke voor de ingeschrevenen volden moeten ,uit eene verkeerde spelling van den Naam of een aburs der Woonplaats, waardoor dikwijls de Ingeschrevenen te vergee s worden <Te7oclvt 'bii oproepingen, welke voor hun wezenlijk belang gedaan worden. Zullende er, van lieden af ter Secretarie gevaceerd worden ter afgifte der Geboorte-Actenvoor die genen, welke' binnen deze Stad zijn geboren des morgens van 10 tot 1 uren. Aldus gedaan cn gepubliceerd, bij H. H. Burgemeester en Wethouders dsr Stad Levdenop den 2 Januarij 1839. 3 r J. G. DE MEY. Ter ordonnantie van dezelve, Paul du Rif. u, WethouderL. S. NEDERLANDEN. Leyden den 6Jen Januarij. Ziet hier het vervolg en slot van het door de afdeelingen van de Tweedé kamer der Staten Generaal gedaan onderzoek, nopens het ontwerp van wet, betrekkelijk de droogmaking van het Haarlemmermeer, waarvan het begin in ons vorig nommêr is medegedeeld. Men achte het zeer bedenkelijk, dit het plan van zoodanige onderneming -van meer direct provinciaal en locaal belang, onmiddellijk van de Regering zal uitgaan, ende kostengeheel onvoorwaardelijk, van wege den Staat zul len gegarandeerd worden. Men oordeelde toch, dat aan dit ontwerp tot principe moest leggen, of de noodzakelijkheid, om, in het belang der na burige landen, de uitbreiding en de verwoestingen van het meer tegen te gaan, of bet verlangen om eene groote uitgestrektheid gronds, nu door het water overdekt, voor cultuur dienstig te maken; en merkte aan, dat, bij het erkennen van het eerstgenoemde principe, men niet uit het oog moest ver liezen, dat aldus een precedent wierd daargesteld, waarvan de gevolgen on berekenbaar waren, daar toch, in vervolg van tiid, vele andere provinciale of loca'e belangen, door deze of geene onhandigheden bedreigd of in ge vaar gebragt, zich tot de Regering zouden wenden, en geli.ke ondersteuning, garantie en medehulp van den Staat, met schijnbaar regt, zouden inroepen, als nu hier zoude worden toegezegd aan eene onderneming, waarvan het nut cn voordeel, slechts bij consequentie, algemeen kan genoemd worden. Wat de wijze van bedijking en droogmaking betreft, heett men met ge noegen opgemerkt, dat bijzondere wenken, door eenige leden bij de beraad slaging van het vorige jaar over dit onderwerp gegeven, niet zonder gevolg waren getdeven, doch wenschre men gaarne ingelicht te worden, of er ook veranderingen en wijzigingen in het vroegere plan waren gemaakt, bijzonder met betrekking tot het Spieringmeer, hetwelk, volgens het plan van bet vorige jaar, van de indijking zoude zijn uitgesloten, en hetwelk men echter daarin zoude wenschen begrepen te zien, ten zij overwegende redenen daar tegen alsnog bij de Regering mogten bestaan. In eene dier afdeelingen is gevraagd, of bet tegenwoordig plan van bedijking en droogmaking dezelfde uitgestrektheid heeft als dat, waarvan in de vorige zitting quaestie geweest is? Zoo neen, welk gedeelte van den waterplas men nu voornemens Is te bedijken en droog te maken; of er genoegzame zekerheid bestaat, dat,-bij eene verkleining van den boezem van Rijnland, volgens het vroegere plan, bet wimeTwater op een convenabel peil zal te houden zijn? Zoo ja, op welke kosten dit jaarlijks zal kunnen te staan komen? Hoeveel bunderen lands men tot de cultuur denkt dienstig te zullen maken; of er geene vrees bestaat, dat nog eenig gedeelte der drooggemaakte gronden, door vroegere eigenaren, zal kunnen worden gereclameerd, en of het buiten kijf is, dat alle de droogkomende bunders als vrij goed zullen kunnen verkocht en ge keverd worden? Of de gronden op verschillende plaatsen zijn geboord ge worden, en welke resultaten dit heeft opgeleverd? Welke berekening om trent de eventuele waarde der bovenkomende gronden gemaakt is; enz. Algemeen wenschte men te weten, binnen welk tijdsbestek de Regering meerde, dat het we;k zou kunnen voltooid zijn; met leedwezen herinnerde men zich, dat de droogmaking van den Zuidpias reeds in 1830 geheel had behooren voltooid te zijnen dat dezelve op dezen oogenblik nog niet was afgeloopen. Men vraagde, wie toch eigenlijk, volgens het wets-ontwerpals debiteur zonde moeten beschouwd worden, daar dit niet was vermeld en men alleen van het Rijk als waarborg vindt gewag gemaakt. Men meende, dat deze schuld steeds afgezonderd zoude moeten behooren te blijven van de andere schulden van den Staat, en aan een afzonderlijk beheer onderworpen; Door eenige leden is het verlangen te kennen gegeven, dat, ten einde doelloo7e en bezwarende renten voor te kuinenvermits het geheele kapi. raai van achr miilioen niet in een jaar kon worden gebruikttelken jare slechts zoo vele schuldbrieven wierden uitgegeven, als aan de vordering van- en benoodigde uitgaven voor- dit werk evenredig zouden worden bevonden. In eene der afdeelingen zeide men, dat de aanmerkingen, welke vroeger, bij de deliberatien in de Kamer, omtrent over-proouciit op andere objecten is ge maakt nu ten opzigte van geldleeningen wel eenigzins van applicatie zoude worden, daar wij al te gerustelijk ons crediet aanspraken, om den last onzer tegenwoordige bezwaren op den nakomeling óver te brengen. in een der afdeelingen verklaarde men, dat, wanneer de bedoelde droog making aan deze of gene associatie of belanghebbend Collegie, onder opper- roevoor/.igtdoch zonder direcre bemoeiiing der Regering, konde worden overgelaten, nien genegen zoude zijn, de onderneming te begunstigen door eerre bepaalde en gematigde toelage uit 's Lands kas, naar gelang der vorde ring Van 'het werk bij termijnen te verstrekken. Eindelijk is door eenige leden opgemerkt, dat nu het derde onderwerp, waarvan bij het wetsontwerp, in de laatste zitting behandeld, mede quescie was, de verbetering van eenige werken van openbaar nut, geheel scheen op 'den achtergrond te geraken. Zij gaven hun leedwezen te kennen, dat eene verbetering, voor welke slechts een millioen gulden was noodzakelijk geacht, had moeten plaats maken voor dit onderwerp, waarbij de schatkisc voor vele millioenen meer zoude bewaard worden. Ook is in de afdeelingen van de Tweede Kamer onderzocht het ontwerp van wet tot daarstelling van eenige wijzigingen in de bestaande bepalingen 'op den invoer van gouden en zilveren werken. Vrij algemeen was men van ge voelen, dat het beter geweest ware, om de noodig geoordeeld wordende veranderingen in de op dit stuk vigerende verordeningen in te vlechten in ■eene algemeene wet nopens het middel van waaroorg der genoemde werken ter vervanging van de nog in die Kijk bestaande Fransche wet van den 19e Brumaire Vie jaar, waartoe, volgens de memorie van toelichting, aanvan kelijk bij de Regering net voornemen heeft bestaan; zijnde uit het daarom trent bij die memorie medegedeelde, niet genoegzaam gebleken, dat tegen bet voordragen van zoodanige algemeene wet overwigtige bezwaren bestaan, noch ook dat de nu voorgestelde wijzigingen van eenen zoo dringenden aard zijn, dat dezelve zoodanige wet noodzakelijk zonden dienen voor te gaan. Men vreesde in de vooidragt eene nadering te bespeuren tot een verbods. •Spel, dat met onze belangen niet overeenkomt. Men maakte de opmerking, dat, nu men er eindelijk op bedacht is, om te doèn ophouden, wat nooit hall behooren te bestaan, het zaak schijnt te zijn, om in deze wet de ver. beteringen zoo verre uic te strekken, als de gezonde rede en de bestaande omstandigheden dit schijnen mogelijk te makenom hiertoe mede te wer ken, wenschte men in de eerste plaats te weten, om welke redenen men onze nijverheid aan banden heeft gelegd, en wil blijven houden, die hare 'ontwikkeling uit den aard der zake moeten in den weg staan? Ten tweede, wat zonde moeren beletien, om in het maken, koopen en verkoopen aan ietier zijne vriiheid te laten, en waarom men zich niet zoude kunnen bepa len, bij het keuren en stempelen, naar bevind van zaken, van alle die voor werpen, waarvan de edele metalen de hoofdstof zijn? Verder vraagt men', öf onze ingezetenen niet, even als de Zwitsers, die zilveren horlogie-kasteri zouden mogen vervaardigen, welke een zoo belangrijk onderwerp van han del schijnen uittemaken; en zoo dit alles niet geheel kan worden vrijgelaten, wat dan de grens is van de hoogst noodige beperking, welke niet behoort te worden overschreden. Tegen de wecieropvatting van de werkzaamheden der Kamers, verwacht men de antwoorden der Regering op de tegen deze ontwerpen gemaakte bedenkingen. In den vroegen morgen van den isten Januarij 11. ontstond er te Oude wetering, provincie Alkemade, brand in de werkplaats van den timmerman .7. Lelivelds welke in korten tijd met een aangrenzend schuurtje van de wed. P. van Greuningeneene prooi der vlammen is geworden Groot was gedu rende dezen feilen brand het gevaar, daar men elk oogenblik vreesde, dat ook de aangrenzende en overgelegen huizen, bouwmanstvoning, schuren en hooi bergen of schelven -zouden worden aangetast, hetwelk echter gelukkiglijk door den bijzonderen ijver der spuitgasten van de Ondewetering, dieSdaartoe door die van Roelofarendsveenwelke met hunne spuit, gelijk van'het na burig Leimuiden, ter hulpe waren toegesneld, zoo welwillend werden on dersteund, is verhoed geworden. 1Men meldt uit 's Uravenhage van den 4den Jannarij; Bii Koninglijk besluit is aan den heer .7. C. Verhoef C. Aznaangesteld tot tweeden boekhouder ter kuste van Guinea, tevens belast met de dienst als Intendant van oorlog voor de administratie van het dépót der Afrikaansche werving te Elmina en elders, met den titulairen rang van eersten Luitenant, eervol ontslag uit die betrekking verleend, Door Zijne Maj. zijn benoemd: Tot Rijks ontvangers, te Nnmansdorp en Klaaswaal, in plaats van A. Sneloverleden, P. L. MulderRijks one- ontvanger te Bergambacht c a.; te Bergambacht c. a., A. J. H. van den Boschs te Giesen Nieuwkerk, en in zijne plaats, .7. van Assurn, iste Luite* nant-Kwartiermeester bii de Zuid-IIolianósche schutterij. Z. M. heeft goedgekeurd de algemeene begrooting over 1839 vo°r de provincie Groningen, met magriging om in dat gewest te heffen, te beginnen met 1840 en eindigende met 1849, van drie opcenten op de hoofdsom der grondbelasting op de gebouwde eigendommen, 4opcenten op de onge bouwde eigendommen, en 2 opcenten op de hoofdsom der belasting op het personeel; terwijl over 1839 zullen worden geheven 7 opcenten op eersc- gemelde hoofdsom, y\ op de tweede en 3* op de laatstgenoemde belasting. Ook is door Hoogstdenzelven goedgekeurd de algemeene begrooting over de provincie Drenthe, dienstjaar 1839, met bewilliging in de heffing van 2 buitengewone opcenten op de hoofdsom der belasting, zoo op de gebouwde als ongebouwde eigendommen en het personeel, en wijders de provinciale begrooting van Gelderland over het ingetreden jaar. Al verder is door Hoogstdenzelven vrijstelling verleend van de heffing van plaatselijke opcenten op de grondlasten over 1839 aan de gemeentebesturen Genemuiden en Schokland, en aan de gemeente Stellendam vergund de heffing eener plaatselijke belasting op bet gemaal. Door de Staats-Courant van gisteren worden een aantal benoemingen, door Zijne Maj. bij onderscheidene wapens gedaan, medegedeeld. Den 3denJanuarij is uit Engeland, over Belgie en laatstelijk uit Breda, te 's Hage aangekomen en aan het hócel BAlevue afgestaptZijne Hoogh.' de Prins van Qede Erbalooddowlainec zijn gevolg uit zes personen bestaande.'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1839 | | pagina 1