A0. 1838. LEYDSCHE w W O (J II A N T. WOENSDAG, g y v rrr^ 28 NOVEMBER. NEDERLANDEN. Leyden den 27Sten November. - ^ij'Zijner Msjesteiis beslkiit van den i'ijden November 1838, N°. 94, is jMr. A. C. Wijckerheld Bisdom benoemd toe Regter in de arrondissements- fe^tbank te Leeuwarden. 'Bij besluit van Zijne Majesteit zijn benoemd tot 'Opper-Strandvondefs In de provincie Holland (noordelijk gedeelce): In het ressort Van Wijk aan Zee en Zandvoort, FV. C. Hattinga Raven; in dat van de Noorder Stranden, tV. D. van Foreestin dat van den Helder In V Veil; in dat van Texel, H. van Litin dac van Vlielanöt, Mr. IV. Reinbach; in dat van Terschel ling, d. Swaan; en in dac van UrkP. Nentjes. In de provincie Holland (zuidelijk gedeeltej: In het ressort van het noor delijk gedeeite van Zuid-Holland, IV. *C. Hat iinga Ravenin d?c van -het eiland Voorne, H. H van Kruijne; en in da: van de eilanden Goeaereede en Over-Flakkee, G. .7. Goekocp In de provincie Zeeland: In hec ressort bewesten de Schelde, Mr. ,7. P. R:r- klots; in dat beoosten de Schelde, Jhr. IV. D. de Jonge; in dat van het 4de district van Zeeland, Mr. J. Hennequinen in dat van het 5de district van Zeeland, voorloopig P. P. T. Pierssens. Blijkens de processen-verbaai van de beraadslagingen der Tweede Ka. mer der Staren Generaal, over het ontwerp tót voorziening in de buitenge, wone financiële aangelegenheden des Rijks voor 1839, zijn daaromtrent de Volgende aanmerkingen gemaakt: Algemeen is door de afdeelingen aan de Regering in overweging gege ven, om dit optwerp in twee deelen te splitsenals èen betreffende de uit gaaf voor oorlog en marine, het ander die dei rentebetaling; en zijn er le- cjen, welke verklaren, dat zij, dit niet geschiedende, toe hun leedwezen, zouden kunnen genoodzaakt zijn, het geheel, om eenig deel te verwerpen. Sommige leden zijn van oordèeï, dat de aanvrage voor oorlog te hoog is opgevoerd, en het nog te vroegtijdig is, om zoodanige aanvrage voor de dienst van 1839 te doen, zoowel wat betreft de uitgaven voor oorlog, als voor de rentebetaling; en dac in allen gevalle provisioneel eene aanvrage voor een half jaar. genoegzaam ware. Deze leden kunnen daarvoor geene goede reden vinden., daar de Regering in de laatste jaren de voorstellen tot voorziening in de buitengewone behoeften van het Rijk,-en rQ- verzekering van.de rentebetaling van het Belgisch aandeel-eerst in de voorjaarszitting heeft voorgedragen, en den tijd daartoe, zoo lang mogelijk, verbeid, of er welllgt inmiddels ook eenige verandering in onzenstaatkundigen toestand mogt geboren worden, welke invloèd konden hebben op deze buitengewone maatregelen; bestond hiervoor nu vroeger deze reden, dan schijnt dezelfde reden hiervoor in de tegenwoordige oogeüblikkenwaarin men met gespan oen 'verwachting het antwoord der Londensche Confereocieop de door Z. M., in de lente van dit jaar aan de groote Mogendheden ingezonden verklaring ie gemoec ziet, in dubbele mare te-pleiten, en wordt alzoo aan de Regering in overweging gegeven, om de beraadslaging voor hec buiten- gewoon crediet voor marine en oorlog tot tegen het einde van dit jaar te verschuiven, en die over de vojle rentebetaling uit te stellen tot eene zit ting der Scacen-Generaal in het aanstaande voorjaar. Mer. dringt hierop ten allerernstigste aan, met opzigt tot de rentebetaling, wplke, in allen gevalle, eerst met Julij van het volgende jaar zal behooren plaats te hebben, en waar omtrent dus volstrekt geen gevaar bij uitstel bestaat. Men oordeelt het zelfs onstaatkundigom thans maatregelen van voorzorg te nemen, tot betaling van dat aandeel der rente, hetwelk bij dp bekende 24artikelen als Belgische schuld is aangewezen, door nu reeds, bij een voorstel van wet, maatregelen daar te stellen tot verzekering der betaling dezer.renten door het getrouwe Noord- Nederland, zoo zou mennaar het inzien, dezer lenen, voor het oog van Eu ropa de vrees aan den dag schijnen te leggen, da. de 24artikeleneen dezpn opzlgte, in den gatischen loop van hec jaar niet ten uicvoei zullen worden gebragt. Algemeen geeft men voorts het verlangen te kennen,.dgt ten zijnen tijde, maar althans vóór de laatste behandeling dezer voordrage in de sectien, zoo danige bescheiden en inlichtingen omtrent dezelve, en derzelver noodzake lijkheid, door de Regering zullen worden gegeven, als deze alsdan welligt beter dan op dit oogenblik zal kunnen mededeelen. Sommige leden wenschen bij deze nadere toelichtingen, wanneer de be lav-deling dezer wet, op het door hen geuit verlangen, niet mogt worden uitgesteld, eene gedetailleerde opgaaf voor de bekosting, voor welke corp. sen of voor welke zaken, hec buitengewoon crediet van oorlog woifdt ge- vraagd, indien dezelve zonder gevaar kan gegeven worden. Verschillende leden, hoezeer zich in het algemeen, uit aanmerking der bestaande omstandigheden, niet verklarende tegen het toestaan van buitenge, wone uitgaven, zonder zich echter daarom te verbinden,, hunne stem ter gun ste der wetten te zullen uitbrengen, zien met leedwezen, dat de aange vraagde sommen voor oorlogsbehoeften zoo hoog blijven daar men zich over tuigd houdt, dat op eene behoorlijke bezuiniging, bij het tegengaan van iri het oogloopende algemeen erkende misbruiken, als, bij voorbeeld: het in dienst honden van een te groot aantal Generaals en andere Hoofd-officieren het verstrekken van onnoodige tafel- en fourragegeldende bedoelde sommen aanmerkelijk minder zouden kunnen zijn; zonder dat daardoor eenigzins de strijdkrachten des Riiks zouden behoeven te worden verminderden dat alzoo die strijdkrachten bij mindere uitgaaf zouden kunnen worden ontwikkeld. Verder verneemt men ook de aandacht der Regering te moeten vestigen op "het drukkende van hec bij voortduring in staat van beleg honden van som- mige der steden van het Rijk, en het, naar het gevoelen van eenige leden, ennoodzakeliike van het voortdurend geTnnundeerd honden van kostbare lan derijenvan welker vruchten en inkomsten de eigenaren blijven verstoken, en waarvoor hun eene billijke schadevergoeding zonde toekomen. Andere leden, hoezeer zij mede gewenscht hadden, dat deze aanvrage niet fin reeds geschied ware, terwijl er rot December welligt veel, dat tot ver andering kan lelden, zon kunnen plaats hebben, wilden, dat er en niet nu reeds gezorgd werd voor eene rentebetaling, welke, gedeeltelijk, eerst over 14 maanden zal behoeven plaats te hebben. En ofschoon mede van mee- ring, dat eene gedeelrelijke aanvrage verkieselijk ware. vinden zij echter in deze vroegere voordragt, dat voordeel, dat de Regering thans alzoo geene gelden zal uitgeven,, vóór dat dezelve door de Staten-Generaal zijn toege stemd. Zii vonden in de zamenvoeging van deze buitengewone behoeften in een en hetzelfde wetsontwerp geen bezwaar, vermits ook door een en het zelfde middel daarin zou worden voorzien. Zii verkozen zelfs die zamen- voéging bóven eene schiftingdie hun bedenklijk voorkwam. Algemeen is men in eene'der afdeelingen tfan gevoelen dar uitdrukkelijk in de wet behoort te worden bepaald, dat de sommen, zoo voorde buiten gewone oorlogsbehoeften, als voor de rentebetaling-, niet zullen mogen wor sen verstrekt, dan successievelijk, naar mate,-dat daarcoevoor hec object, voor hetwelk zij zijn bestemd, de. hehoelcen bestaan. Aangaande de middelen ter bestrijding der uitgaven voor oorloghad men gewenscht, dat deze ook nu, even als in vroegere jaren, hadden kunnen gevonden worden buiten bezwaar der ingezetenen, hetgeen men meende, dat than's eventueel minder het geval zoude kunnen zijn. Men neenu der halve de vrijheid inlichtingen te vragen of thans voor dit object geene eenig zins "belangrijke som van de Oost-Indische baten zoude kunnen afgezonderd worden, maar alzoo het geheel bij leening moet gevonden worden. Twee leden voegen hier bij, dat zij ten alle tijde zijn tegen eene negotiatie, zon der fonds van aflossing en dezelve verklaren verder, en dit gevoelen wordt door anderen gedeeld, dac zij nog altoos groot bezwaar blijven vinden in dp verwikkeling van dergelijke leening met de Oost-Indische geldmiddelenwelke zij bij .lvec resultaat altijd begrepen hebben, dat geheel zuiver als inkomsten moesten verantwoord worden, zonder als eenen zekeren waarborg voorne*. gotiatten ten behoeve van het moederland alleen gebezigd te worden; in hec verleden jaar toch, en ook vroeger, werd bij de wet bepaald, dat in de buitengewone behoeften zonde worden voorzien uit hetgeen daartoe beschik baar zoude worden gesteld, buiten bezwaar der ingezetenenterwijl er np eene oplage van schuld door uitgifte van losrenten, ten bedrage van. ruinj tien millioen gulden, wordt voorgesteldover welke vermeerdering van schuld eene der afdeelingen zich zeer bekommerde, daar het in hare oogen vrij on; verschiilig is, of deze schuld wordt gevestigd ten laste van den Staat in hec algemeenof ten laste der bijzondere Oost-Indische Dezitcïngenonderwaar- borg (voor de renten door den Staat; men verlangt dus te weten, uit welke bron deze gelden in de beide vorige jaren, zonder oplage van schuld, heb* ben kunnen en zijn verstrekt, en of die bron thans zoodanig is uitgeput, dat daaruit de noodige fondsen niet meer kunnen worden aangewezen. Men kan zich hier geen duidelijk begrip vormen van de wijze van leening; bij iedere leening toCh worde eene handeling voorondersteld tusschen twee afzonderlijke physieke of morele personen, van wien de een ter leen geeft en de andere ter leen ontvangr. Maar de bedoelde afdeeling kan nu niet anders begrijpen, of de persoon, diegeelc en ontvangt, is een en dezelfde, namelijk de Staat; daar toch we de Overzeesche Bezittingen van den Staac zullen zijn en de Staat dus in effecte vati zich zeiven zoude leenen. tiet heeft bij eene andere afdeeling verwondering gebaard, dat bij den op. gegeven wordende voorspoedigen staat der Overzeesche bezittingen, en de zich meer en meer uitbreidende verkoopingen der Oost-Indische producten door de' Handelmaatschappij, er nu, tot vinding der gelden, welke tot het verstrekken der aangevraagde sewmén moeten gebezigd worden, eene nego- ttatie ten laste van die bezittingen, van niet minder dan negentien millioen gulden, en wel tegen eene rente van 5 pCt., schijnt noodig te zijn; terwijl in vorige jaren die gelden, voor zoo verre althans de buitengewone oorlogs behoeften betroffen heefc, uit eigen middelen gevonden hebben kunnen wor den. Men is van oordeel, dat daaromtrent billijker wijs eenige opheldering en inlichting kan worden verlangd, welke men meent, dat gevoegelijk en zonder kwetsing van belangen, als ook met vermijding van alle noodelooze publiciteit, in commiité-Generaalaan de vergadering zoude kunnen worden gegeven, waartoe ook de vvensch wordt geuic. Overigens meent men te mogen vertrouwen, dat de Regering casu quo in allen gevalle met de uitgifte der leening op de meest spaarzame wijze zal te werk gaan, en zorgen, dat niet te vroeg renten worden betaald, we gens op een nog zoo verwijderd tijdstip benoodigde kapitalen, waaromtrent zelfs wettelijke bepalingen worden verlangd. Eene der afdeelingen mag voor de Regering niet verbergen, dat de finan* ciële toestand van. het Rijk al hare leden zwaar drukt, en dat zij, bij.hec toenemen der schuld en der bezwarende verbindtenis, de toekomst angstig te gemoet ziet, terwijl zij het meer en meer noodzakelijk acht, dat geene middelen verzuimd worden, om uit dien steeds verergerende» toestand re geraken. Gok is daarbij aan de Regering in overweging gegeven, of hec overschot over de jaren 1833 rot en met 1837 niec eigenaardig m mindering zonden kunnen gebragt worden van de buitengewone oorlogsbehoeften, Zoo als hierboven gemeld is, had men, bij het onderzoek in de afdeelin gen der Tweede Kamer, over het ontwerp ter voorziening in de buitenge wone financië'e aangelegenheden des Riks, die uit de voortduring van onzen tegenwoordigen staatkundigen roestand zonden kunnen voortvloeiienden wtnsch aan den dag gelegd, dat dit ontwerp, even als verleden jaar, in twee afzonderlijke deelen zon worden voorgedragen, als: t°. voor de Yéntebetaling, en 20. voorde behoeften van Marine en Oorlog. Men schrijft thans, dat de Regering, om onderscheidene re'dtnen, hec onraadzaam acht, aan deze bedenking toe te geven, evenmin éls om de deliberatien over deze wet te verschuiven, en de uitgaven voor eenen korteren termijn dan het geheele jaar 1839 vast te stellen. Men verzekert, dat der Rege- gering zulks, in den tegenwoordigen stand van zaken, in het welbegrepen belang des Vaderlands niet raadzaam voorkomt, ten einde ook aan den bui. tenlander te doen blijken, dat men steeds in staat is te blijven zorgen, niec alleen voor de verdediging des lands, maar ook tevens voor de handhaving van het nationaal crediet. Men meldt uit *s Gravenhage van den 27 November: Men verzekert, dal het voornemen bestaat, om ook den Koninglijken schouwburg alhier, met draagbaar gaz re verlichten. De Tweede Kamer van het Provinciaal Geregcshof van Holland heefc den 2Ó«ten dezer derzelver arrest gewezen in de zaak van .7. van Gent voormalig Noraris te Leiden. Het Hof heeft denzelven schuldig verklaard aan de misdaad van valschheid in een authentiek geschrift, door een openbaar ambtenaar in de uitoefening zijner funciien begaan, alsmede aan hec misdrijf van opligting escroquerieVeroordeeld tot de straffe van het zwaaijen van het zwaard over het hoofd, uit te voeren met alle de formaliteiten, welke bij onthoofding worden in acht genomen, en confinement in een rasp- of tuchthuis voor den tijd van vijf achtereenvolgende jaren; de voldoening èener boete van 50 en de kosten van den processe terwijl bovendien, ingevolge art. 301 van het wetboek van strafvordering, een afschrift van het proces verbaal, boud'ende aanduiding, waarin de vervalsching van de koop-acte be staat, aan het vervalschte stuk zal worden gehecht. Uit Woerden schrijft men, dat de lijkdienst voor de slagtoffers van den moord der Franschen, in November 1813. verrigc is door den eerw. heer Emeritus-Predik. vanlVanen van Voorburg, in der tijd Predikant te Woerded.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 1