A°. 1838.
LEYDSCHE
WOENSDAG,
'-i m
COURANT.
ai NOVEMBER.
NEDERLANDEN.
Leyden den 2oscen November.
In de Staats-Courant van gisteren leest men onder dagteekening van 'sGra.
"venhage den 18 November, het volgende:
Zijne Majesteit de Koning heeft dezen ochtend met de hier tegenwoordig
zijnde leden van het Vorstelijk Huis, de godsdienstoefening in de Klooster,
kerk, onder het gehoor van den Hofprediker Dennoutbijgewoond. De
herinnering dat heden het feest van Neêrlands; verlossing van de Fransche
dwingelandij, voor de rijf en twintigste maal verjaart, had eene overgroote
schare naar het bedehuis doen opkomen, en de genoemde Leeraar heeft uit
aller gemoed gesproken, toen hij met de treffende welsprekendheid, die
hem sedert lang eenen eersten rang onder de Nederiandsche Kanselredenaars
heeft doen verwerven, het lijden, waaronder ons volk in 1813 gebukt ging,
afschilderde, tot dankbaarheid aan den Allerhoogste voor de verbrijzeling
van het slavenjuk aanspoorde, en op de milde zegeningen van onderscheiden
aard opmerkzaam maakte, die ons Vaderland gedurende een vierde van eene
eeuw heeft mogen genieten, onder de regering van eenen Koning, wien
men te regc „de grootste weldaad der Voorzienigheid voor het herstelde
„Nederland" heeft genoemd. Bij deze opwekking van het Vaderlandsch
gevoel, waarbij de Redenaar de woorden van het boek Daniël, in vers
29b van het derde hoofdstuk: IVant daar is geen ander God, die alzoo
verlossen kan, ten grondslag legde, konden velen zich niet van tranen ont
houden, en allen baden met hem ijverig mede voor het behoud en het wel
zijn van den Koning, van zijn Huis en van het dierbare land onzer geboorte.
Ook in de overige bedehuizen in deze Residentie, en zeker door geheel
Nederland, is het feest van heden godsdienstig gevierd.
Men meldt uit 's Gravenhage van den 19 November:
Bij Koninglijk besluit is Zijne Exc. de Minister van Financiën gemagtigd,
om ten behoeve der Commissie tot het werk der hermunting bij 's Rijks Munt
te Utrecht, op nieuw een crediet te openen, ten bedrage van ïooo, ter
bestrijding der uitgaven en kosten, ingevolge Zijner Majs. besluit van23julij
1828, N°. 14, op het beheer der werkzaamheden, aan de gezegde Commissie
opgedragen, vallende.
Aan de aanwezige leden van de Tweede Kamer der Sraten-Generaa!
zijn thans rondgedeeld de antwoorden der Regering op de bedenkingen in
de afdeelingen dier Kamer gemaakt, op het ontwerp van wet oetreffende de
ligting der Nationale Militie van 1839. Door de Regering wordt hoofdzake
lijk aangevoerd, dat de grondwet het regelmatig ontslag van de ligtingen,
welker manschappen vijf jaren hebben gediend, slechts in vredestijd heeft
bevolen; dat, door, zoolang de tegenwoordige onzekere ongesteldheid van
zaken blijft voortduren, jaarlijks slechts aan ééne ligting het paspoort te ver-
leenen en ééne met onbepaald verlof te zenden, alles gedaan is, wat de voor.
zig'igheid toelaat, zonder 's Rijks belangen in de waagschaal te stellen; dat,
door het contingent terug te brengen binnen de perken, daaraan primitief bij
de wet van den 8sten januarij 1817 gesteld, afgeweken zou worden van het
beginsel, welker vestiging reeds in het daarop volgende jaar, te weten: bij
de wet van den 28sten November 1818, Staatsblad N°. 11), noodzakelijk
is geoordeeld, en ten gevolge waarvan zelfs in volkomen vrede, de jaarlijk-
sche contingenten, des vereischt, tot één van de 300 zielen van 's Rijks be
volking opgevoerd hebben mogen worden; en dat er thans, wel is waar,
nog tien ligtingen voor's Rijks verdediging in tijd van nood beschikbaar zijn,
doch het er verre af is, dat deze tien ligtingen allen in werkelijke dienst of
tot 's Rijks laste zouden zijn. Alle ligtingen der Nationale Militie, welker
manschappen de gewone vijf dienstjaren hebben volbragt, zijn met onbepaald
verlof in hunne gemeenten teruggekeerd; bovendien zijn vele miliciens van
die ligtingen, welke nog onder de wapenen zijn gebleven en met mogelijk.
■hcid bij de corpsen gemist konden worden, aan hunne famüiën terug gege
ven, zoodat door dezen verderen maatregel, immers zoo veel zulks eeniger-
mate doenlijk en roet 's Rijks belang overeen te brengen is, in de meest
dringende behoefte van vele familiën is tegemoet gekomen.
Wat aangaat het uitgedrukte verlangen, om bepaaldelijk de Studenten
corpsen te ontbinden, wordt door de Regering aangemerkt, dat hei niet
zeer billijn zou zijn de Studenten, bij uitsluiting van alle anderen, van een
voorregt te berooven, dat ook aan hen, reeds bij de wetten van 1835 tot
1838 toegekend is geweest. Door opvolging van de hier bedoelde bepalin-
gen, wordt overigens geen nadeel aan eenige der lotelingen van de Nationale
Militie toegebragt, daar personen bij deze vrijwillige corpsen, nu nog ge
plaatst, even als de manschappen die tot de Mobiele Schutterij behoorden,
in mindering van het contingent hanner gemeente zijn aangerekend; terwijl
wijders, door de reeds in 1833 uitgevaardigde bevelen, om geene nieuwe
Studenten bij de bewuite corpsen toe te laten, alle reden van bezwaar is
weggenomen, die daarin anders door de ingezetenen, welke aan de ligtingen
na dien tijd uitgeschreven, hebben moeten deelnemen, gevonden kon worden.
Ten slotte wordt gezegd, dat de Regering, in het algemeen, ten aanzien
van de ingebragte bedenkingen, vermeent nog te mogen aanvoeren, dat het
daarstellen van andere voorzieningen, dan tot hiertoe genomen zijn, om het
bezwaar te lenigen, dat voor de ingezetenen uit de ligtingen der Nationale
Militie en voor 's Riiks schatkist uit het in dienst houden van meerder man
schappen, dan in tiid van vrede geoorloofd is, voortvloeit, zelfs door vele
der leden van die afdeeling, van welke sommigen het ontslag van meerdere
ligtingen in aanmerking hadden gebragt, niet met's Rijks wezenlijk belang
-bestaanbaar wordt geoordeeld; als achtende dezelve voor het oogenblik min
raadzaam, de strijdkrachten tegen over Belgie in te korten en te verminde
ren. De Regering vindt zich in allen opzigte verpligt, aan dit gevoelen
-deszelfs bijval te geven: wanneer nogtans de omstandigheden het toelaten,
zullen de vereischte maatregelen genomen worden, om de manschappen,
welke het niet volstrekt noodig is in dienst te houden, te ontslaan of met
onbepaald verlof naar hunne hunne haardsteden terug te zenden.
Men verwacht dat, bij de hervatting van de werkzaamheden der Tweede
Kamer, dit ontwerp een der eerste zijn zal, waarmede de Kamer zich zal
bezig houden.
Uit Rotterdam meldt men van den 19 November, dat sedert de laatste
opgaven van. de groote ol zomharingvisscherij nog zijn aangekomen: van
tien 4den tot den loden dezer ingesloten, 39 schepen, te weten: 37 te
Vlaardingen (waaronder de laatste vgn Middelha-nis) en 2 te Maassluis, al
len tweede reizers, te zamen met 540 lasten. Van den iiden tot den I7den
dezer ingesloten, 13 schepen, te weten: 10 te Vlaardingen en de 3 laatsten
te Maassluis, mede allen tweede reizers, te zamen met 141 lasten. Van
Vlaardingen is de laatste tweede reizer binneu gaats en nog één derde reizer in zee.
De vierde klasse van het Koninglijk-Nederlandsch Instituut van wetert-
schappen, schoone kunsten en letterkunde, te Amsterdam, heeft den ipce'n
November hare 12de openbare zitting gehouden, onder voorzitterschap van
den heer Mr. PI. Six van Hillegom. De uilgeschreven prijsvragen waren niec
beantwoord geworden; nieuwe zijn uitgeschreven, als in het vak der schil,
derkunst: De dood van Demosthenes, en in dat de: beeldhouwkunst: Het ont
werp ran een standbeeld van Prins PVillem I.
SPANJE.
Berigten over Parijs van den 18 November.
De Generaal van Halen heeft bij eene dagorder, te Teruel den isten No.
vember uitgevaardigd, de Koningrijken Valencia, Arragon en Murcia in staat
van beleg verklaard. De opbrengsten van deze provinciën zullen uitsluitend
ten dienste van het leger worden aangewend. Alle be.lastingen moeten in
gereed geld betaald en de opbrengst daarvan wekelijks aan den Intendant-
Generaal overgemaakt worden.
Espartero heeft aan het Ministerie van Oorlog te Madrid eene depe-
che gezonden, waarin hij berigt, dat de Christinos Brigadier Hoyos, Merino
in het gebergte van Biliestre zou geslagen en veel buit op hem behaald
hebben. De Carlisten hadden zich daarna wederom ten getale van 500 man
vereenigd.
Nog wordt van eene nederlaag melding gemaakt door den Generaal van
Halen den Carlisten in Arragon toegebragt. In het vlngten weruen zij door
eene colonne van den Brigadier van der Meer overvallen, hetgeen hunne
verwarring nog grooter maakte. Met veel verlies zouden zij te Doraca zijn
binnengerukt.
Zoo als gemeld is geworden had de Christinos-bevelhebber van Valcar.
los aan Espartero geschreven, of bij Munagorri met zijne benden in Spanje
zou toelaten. Tbansheeft die Opperbevelhebber terug geschreven, dat hij dit niet
kon veroorlooven. Munagosri blijft dus met zijne soldaten, dieisooman,
zegt men, bedragen, in Frankrijk en zijne geheele ondernemingwelke vrede
en voonegten ten doel had, kan dus als mislukt beschouwd worden.
Espartero heeft zijnen Adjudant naar Madrid met eenen brief voor de
Koningin gezonden, waarin hij zich zeer nadrukkelijk verklaart tegen het
besluit van H. M. om een reserve-armee van 40,000 man op te rigten. Hij
verklaart zich in denzelven ook tegen Narvaez.
Espartero zou met zijn leger van ^.ogrono raar Haro opgetrokken zijn,
omdat de Carlisten zijnen linkervleugel in de provincie Santander bedreigden.
De Bevelhebber te Madrid Quiroga, heeft een b»vel uitgevaardigd,
waarin hij aan allen, die niet tot het leger of de nationale garde bebooren,
verbiedt eenen knevelbaard te dragen.
De Kamer van Vertegenwoordigers heeft tot haren Voorzitter den ge
wezen Minister Isturitz, die tot de gematigde partij behoort, verkozen.
De Junta van Wedervergelding te Saragossa heeft den 7den bekend
gemaakt, dat er acht Carlisten doodgeschoten zullen worden, in wederver
gelding van een gelijk aantal door de Carlisten omgebragt.
De Carlistische krijgsgevangenen te Saragossa hebben verlof gekregen,
om over hunne uitwisseling te mogen onderhandelen.
ITALIË.
H. M. de Koningin-weduwe van Groot-Britannie, is den 3isten October
te Napels aangekomen. H. D. H. Mevrouw de Hertogin van Saksen IVei-
mar, hare zuster, heeft haar aan boord verwelkomd. Vijftien Koninglijke
eqnipagien hebben H. M. aan wal opgewacht, hoewel het aanbod van
den Koning van Napels om een der paleizen te Napels te betrekken door
haar afgeslagen is. HH. MM. de Koning en Koningin der beide Sicilien
zouden, meent men, van Palermo naar Napels komen, om aldaar een be
zoek bij de Koningin-weduwe -van Engeland at te leggen, en daarna we
derom naar Palermo terug keeren.
De Gr.zetta di Milano meldt, dat des morgens van den 10 November
Z. K. H. de Groot-Vorst Troonopvolger van Rusland, na eenige dagen te
Milaan vertoefd te hebben, van daar naarVenetie vertrokken is. Gedurende
zijn oponthoud in eerstgenoemde stad, bezocht Hii verscheiden merkwaardige
gebouwen en woonde de manoeuvren der troepen bii. Den 7den bezocht hij
een thée-dansant bij den Gouverneur, waarop HH. KK. HH. de Aartshertog
onder-Koning en zijne gemalin tegenwoordig waren. Den dag van ziine afreis
gaf de Grootvorst zelf een schitterend dinér, tot hetwelk ook de Kardinaal-
Aartsbisschop genoodigd was.
DUITSCHLAND.
Uit Weenen meldt men van den i) November, dar de reis van Z. M. deri
Keizer in Italië tusschen de en 6 millioen fl. gekost heeft. In weder"ergel.
ding echter toont zich dat land erkentelijk voor de welwillende inzigren vati
het Gouvernement. Het Lombardiisch-Venetiaansch Koningrijk heeft eerl
kapitaal gevormd voor het onderhond van de adeliike Italiaansche garde,
waarvan de interesen 160,000 lires beloopen. Ook heeft men aan het
Gouvernemnnt het aanbod gedaan, om vrijwillig eene som vam 8,ooo,ooö
lires te contribueren, om in 1839 door het Ministerie van Financien te
worden besteed voor uitgaven, die voor het land of noodzakelijk of nut-
ijg ziin.
Uit Heidelberg meldt men van 7 November:
Onze Hoogeschool neemt toe; tot nu toe overtreft het getal der nieuw
aangekomenen verre weg dat der vertrokkenen. Vooral ziin de juridische,
medische en physische gehoorzalen gevuld. Onze hooggeschatte Thiebaut
moest het auditorium in zijn huis met een grooter in het Universiteitsgebouw
verwisselen, zoo talrijk werden de pandekten bezocht.
Men schrijft uit Tubingen van 8 November:
Het getal der Studenten, die onze Hoogeschool bezoeken, na sedert 8 4
10 jaren aanmerkelijk te hebben afgenomen, begint thans te vermeerderen
gedurende het winter-halfjaar beloopt nu hun getal bijna Roo. De pogingen
der Regering beginnen dan vruchten te dragen. De twee Seminarienonlangs
opgerigt ter vorming van taalkundigen en onderwijzers, belooven eenen geheel
voldoenden uitslag. Deze laatste instelling zal weldra een genoegzaam getal
opleveren van Professoren voor de primaire en ambachtsscholen, tjie bijna in
alle steden zijn opgerigt geworden.
Het Augsbtircsch blad meldt, dat er in het laatst van October te Pe
tersburg onderscheiden gevangennemingen hadden plaats gehad, welke met
taalkundige woelingen in betrekking stonden. De Keizer zou zjjne voorge.