a0. 1838,
leydsche
M
c 0 u r a. n t,
■<s^
MAANDAG,
-T 2-
12 NOVEMBER.
£»ijBuRGEMÉESTEB e'n Wethouders öer Stad Levden brengen bij deze ter ken-
*«iaise'dór Miliciens van de listing van den jare 1829, voor deze Stad in dienst gesteld,
«•tu* derzelver Paspoorten, dagelijksuitgezonderd Zon- en Feestdagen, des voormiddags
sscheu tien en een ure% verkrijgbaar zullen zijn ter Secretarie dezer Stad, mits zien
daartoe in persoon aanmeldende,
Leydenden 10 November 1838.
Burgemeester en IVethouders voornoemd
J. G. DE MEY.
Ter ordonnantie van dezelve,
Paul du Rieu,
WethouderL. S
NEDERLANDEN.
Leyden den nden November.
Aan den Hoogleeraar bij de Faculteit der Wis- en Natuurkunde aan de
Hoogeschool alhier, den heer J. G. S. Van Breda, is door Zijne Maj. den
Koning vergund, met behoud van Zijn Hooggel. post en rang als Hoog.
leeraar, de betrekking van Secretaris der Hollandsche Maatschappij van
Wetenschappen te Haarlem en van Directeur der Musea van Teylers Ge.
nootschap ie aanvaarden.
In de raadsvergadering te Amsterdam, is laatstleden Woensdag, in plaats
van den Hoogleeraar Mr. D. J. van Lernep, die door deszelts benoeming
tot lid der Gedeputeerde Staten van Hollandzijne betrekking als Hoogleeraar
had nedergelegd, benoemd de Hooggeleerde heer .7. Bosscha, thans Professor
aan de Militaire Akademie te Breda. Op het drietal waren, benevens ge
noemde, nog geplaatst Professor Limburg Brouwer, te Groningen, en de
•zeer geleerde heer Rau,
Het Fransche Ministeriële dagblad, La Presse, behelst in deszelfs N°.
van den 3den dezer, het volgende, naar wij meenen, belangrijke betoog
•over het Hollandsch-Belgische Vraagstukhetwelk wij vooral daarbm van
gewigt oordeelen, omdat het met kennis van zaken schijnt geschréven te
zijn, en ten andere de staatkunde, welke Frankrijk bij de laatstelijk te Lon
den gevoerde onderhandelingen gevolgd heeft, aan het lichr brengt. Te
betreuren is het, dat de verdediging der regten en van de eer des lands door
de Nederlandsche Regering, door hen, die den geest van het Fransche Ka
binet schijnen te verdedigen, voor hardnekkigheid wordt gehouden. Het is
ligt te begrijpen, dat wij in dit, gelijk in zoo vele andere opzigten, mee
den inhoud en de strekking der redenering geenszins kunnen instemmen.
HOLLANDSCH-BELGISCHE VRAAGSTUK.
Tegen den igden dezer maand is de opening van het Belgisch Congres
Bepaald. Reeds in zijne eerste zittingen zullen er voorstellen aan hetzelve
■worden onderworpen tot de eindelijke beslissing van het geschilpunt, dat,
sedert acht jaren, den oorlog over de naburige Staten hangende duet blijven.
Tiet is bekend, dal, ten gevolge der toetreding van Koning Willem tot het
verdrag der 24 artikelende Gevolmagtigden der vijf bemiddelende Mo.
gendheden, eenige maanden geleden, andermaal te Londen bijeengekomen
zijn, om eene laatste beslissing in deze zaak te nemen. Deze beslissing
schijnt vastgesteld te zijn; het Congres zal er binnen kort kennis van dragen.
Welke rol hebben Frankrijk en Engeland vervuld in deze laatste vereeni.
gingen der Vertegenwoordigers van de vijf Hoven? Welk lot is door de
beslissing der Mogendheden aan Belgie beschoren? Dit zijn de twee vraag,
stukken, welke wij ons voorstellen te onderzoeken. Om zulks met vrucht
te doen, is het van belang zich den staat der beide partijen voor oogen te
stellen, op het oogenblik van het staken der onderhandelingen, sints 1831,
op het Ministerie van Buitenlandscbe Zaken gevoerdjuist én hunfie vor
deringen én hunne verkregene regten te kennen; in één woord, volkomen
gevestigd te zijn op den grond, waarop zich de Mogendheden bevonden
hebben, toen zij laatstelijk de beraadslagingen over dit vraagstuk heb.
ben hervat.
Het verdrag der 24 artikelen, welke de scheiding van Holland en Belgie
bevestigde, loste de twee punten op, welke het onderwerp van verschil
'hadden uitgemaakt, namelijk het geschil nopens het grondgebied en dat be
trekkelijk de schuld.
Wat het grondgebied aangaat, hetzelve was verdeeld als volgt!
Luxemburg was tusschen de twee landen verdeeld, en de Koning van
Holland bekwam een gedeelte der provincie Limburg, in vergoeding van
•den afstand in grondgebied, die uit deze verdeeling voorsproot. Hij behield
bovendien den linker-oever der Schelde, Maastricht en Venlo. Het beheer
•der wateren, die de beide aldus verdeelde Rijken doorstroomden, bood meer
•dan eene moeijelijkheid ter oplossing aan. De Conferentie paste daarop
•de bepalingen toe van het tractaat van het Weéner-Congres, betrekkelijk
de vrije vaart op wateren en rivieren. Wat de scheepvaart op de Schelde
aangaat, bestond er eene bijzondere beschikking; zij zou onder het -toeziet
van eene gemengde Commissie gesteld en onderworpen worden aan gelijke
regten voor den handel der beide volken, zoo wel als de scheepvaart der
wateren, geleeen tusschen de Schelde en den Rijn, Ioopende van Antwer
pen naar den Rijn en vice-versa.
Ook de schuld werd verdeeld.
Holland en Belgie haddensedert derzelver vereeniging, eene schuld aan-
gegaan, waarvan de jaarliiltsche rente ƒ10,000,000 beliep. Belgie bleef belast
om de helft dezer rente te dragen. Bovendien was er eene austro-Belgiscbe
schuld, welke vóór de vereeniging was aangegaan, en waarvan de renten
■omstreeks ƒ750,000 beliepen. Belgie nam dezelve voor zijne rekening. Ook
was er eene andere schuld, ingeschreven op het grootboek van het Fransche
"Keizerrijk, en die aanleiding gaf tot eene jaarlijksche rente van 2,000,000.
•Ook dezen last was Belgie verpligt alleen te dragen. Eindelijk, voegde her
verdrag, bij de voorgaande gelden, welke het nieuwe Rijk te voldoen had,
nog die van 600,000, wegens de handels- en scheepvaart-voordeelen, welke
Holland zou verleenen. In het kort, op het bedrag der schuld van de oude
monarchie der Nederlanden, werd Belgie, voor zijn aandeel, met 8,400,000
bezwaard.
Nu bleef over de verevening van het Amortisatie-Syndicaat. Hetzelve
vertigtte met de Brusselsche Bank de dienst van het Rijks-Kassierschap in
de Nederlanden. Het ontving de gelden, uit de belastingen voortvloeijende
bet voldeed de uitgaven, op daartoe door de Regering afgegevene mandaten.
He door de Conferentie bevolene verevening zou door Commissarissen, te
dien einde door beide partijen te benoemen, en die te Utrecht zouden bijeen
komen, bewerkstelligd wotden. Daaruit kon geen nieuw bezwaar voor Belgie
ontstaan, daar de som van 8,400,000 deszelfs geheel passief bevatte. Moge
er echter een actief nit deze verevening voorspruitenZon hetzelve tusschen
de beide landen verdeeld werden in de verhouuing der gedurende hunne ver
eeniging opgebragte belastingennaar de begrootingen, welke door de Stateir-
Gereraal van liet vereenigde Koningrijk der Nederlanden waren ingewilligd.
Dit is de inhoud der 24 artikelen. Bij derzelver onderteekening verklaar,
den de Gevolmagtigden der vijf Hoven, dat zij onherroepelijk waren.
Lr.teii wij thans zien hoe dezelve door de partijen werden ontvangen?
Noch de eene, noch de andere scheen er over voldaan. In Belgie ver.
weet men het verarag, dat het nieuwe Koningrijk'van zijne natuurlijke gren
zen werd beroofd, dat het aan alle zijden voor Holland openstond, terwijl
hetzelve, oninneembaar door zijne vestingswerken, elk oogenblik zijne ont.
werpen tot vermeestering of tot invading kon verwezenlijken. Vooral was
met) verontwaardigd, te zien, dat de regter-oeve'r van de Maas, die te allen
tijde aan Belgie had behoord, in het bezit van Holland zon overgaan, liet-
welk, zeide men, aizoo meester was de Belgen een handel te doen voeren,
die zijn eigen belang vorderde hen te beletten. De meeste der redenaars
van de tegenpartij in Belgie. onder anderen de heeren Dumortier en Roden-
bachverklaarden beiden, dat de oorlog verre de voorkeur boven dit verdrag
verdiende. Deszelfs verdedigers, de heeren Lc Hon, Nothomb en zelfs de
Minister van Buitenlandscbe Zaken, stelden er de aanneming van voor, alleen
uit aanmerking van den verwikkelden staat der omstandigheden. De vrees
voor eenen invalde onmogelijkheid van eenen tegenstand, de noodzakelijk
heid om de Belgische omwenteling met 'net algemcene stelsel van Europa
overeen te brengen, de verzekering zijner toekomst, dit waren de voornaam
ste redenen, welke men deed geiden om de de toetreding der Kamers toe
het besluit der vijf Mogendheden te verkrijgen. Eindelijk werd deze toe
stemming in de zitting van den iste» November, gegeven, en wel bij eene
meerderheid van 59 tegen 38 stemmen. Door den Belgischen Gezant, den
heer Syhain van deWeyer,. werd daarvan onmiddelijk kennis gegeven te Lon
den.— In Holland beloonde men geenszins zoo veel onderwerping, noch zoo
veel ijver. De Vertegenwoordigers van dat land bij de Conferentie ontvingen
bevel ten plegtigste tegen het verdrag te protesteerenhetgeen zij deden bij
eene nota van den 14 December, waarvan wil gelooven den inhoud getrouw
te moeten tnedeaeelen. Dezelve beheisde toch alle de grieven, Welke, ge.
durende zes jaren, Holland tot voorwendsel verstrekt hebben om zijne toe.
treding te weigeren.
Al dadelijk namen zij de wijze van beraadslaging, door de Conferentie ge»
volgd, niet aan. Het prococol van Aken, onder dagceekening van 15 No
vember 1818, vorderde, volgens hen, dat de Hollandsche Gezanten toege
laten wierden de aanhangige geschilpunten regtscreeks met de Mogendheden
te behandelen, en dat zij niet enkel eene raadgevende stem hadden. Voorts
konden zij nier toestaan, dat vreemdelingen her regt zouden hebben met ben
het toezigt over hunne rivieren te houden, de scheepvaart-regten teregelen,
de visscherij uit te oefenen, de vrijheid te hebben om een kanaal te graven
of een' weg aan te leggen, te midden van eene hunner sterke plaatsen, enz.
enz. Zij beklaagden zich, dat het verdrag hun de regten ontnam, welke zij
vóór 1790 genoten, toen dé Scheide gesloten was, en vóór 1815, toen Hol.
land van koloniën en kapitalen afstand deed, waarvan zij zich zonder vergoe
ding beroofd zag, en welke zij op dien grond tenig vorderde. Eindelijk
verklaarden zij, dat de schadeloosstelling, welke men voorden afstand van
het grondgebied, dat men den Groot-Hertog van Luxemburg vraagde, voor
gesteld had, te onvoldoende was, en dat Holland voor zoo weinig niet kort
besluiten zijne grenzen op den linker-oever van de Maas en in de provincie
Luik te verliezen.
Gedurende zes jaren heeft Holland deze aanmerkingen tegen liet verdrag
der 24 artikelen gemaakt. Om daarin vol te houden, heeft het zich er aait
onderworpen, jaarlijks, boven de gewone lasten, 40 4 50 miütoeuen guldens
uit te geven zijne volharding heeft Belgie in de noodzakelijkheid gebragt
nog grootere uitgaven te doen want daar moest alles toe stand gebragt wor
den. Wat de Mogendheden betreft, htmne beslissing was onherroepelijk, en
wel zoo zeer, dat de Keizer van Rusland, niettegenstaande de banden van
bloedverwantschap, die denzelven met Koning Willem verbindendoor Graaf
Orlcf aan dien Vorst deed beteekenen, dat aile tegenstand nutteloos was, eti
dat hij, op den weg, welken hij insloeg, ten onregte op de minste onder
steuning van de zijde de Monarchen van het Noorden rekende. De verkla
ring van den Graaf Orloff re dien opzigre verdienc re worden opgemerktde
zelve omvat de geheele uitgestrektheid van her offer, dar Rusland destijds
aan den vrede van EuroDa bragt, en kan tot uitlegging verstrekken van de
volharding, waarmede Keizer Nicolaassedert dien tijd, de bioerte en een
voudige uitvoering van éen verdrag heeft gevorderd, waaraan hïi reeds zoo
vele'blijken van vastheid gegeven had. Z. Keiz. Maj., zegt Graaf Orhif
in ziine nota aan Koning Willemkan het zich niet ontveinzen, dat het
's Gra'venhaagsche Kabineczonder dat daarop terug re komen is, eene laat
ste gelegenheid heeft dóen verloren gaan, Om het geschil op eene met zijne
ware belangen overeenkomstige wijze re beslechten, en dat zijne Bnndge-
nooten, vooral Rusland, te vergeefs zouden trachten voortaan hetzelve van
eenige dienst te zijn.
„De Keizer heeft de pligten eener ware !en opregte vriendschap jegens
Z. M. den Koning der Nederlanden getrouw vervuld; maar hij kon ook
geenszins die pligten vergeten, welke de Europesche vereeniging hem voor
schrijft In welken gevaarlijken toestand de Koning zich ook mogt
hebben geplaatst, en welke ook de gevolgen van zijné afzondering mogten
wezen, doet Z. Keiz. M., hoezeer met eenen diepen smart, de genegen
heid van zijn hart zwijgen, en vermeent aan Holland alleen de verantwoor
delijkheid te moeten doen dragen van dé gebeurtenissen, die uit dezen staat
van zaken kunnen voortspruiten."
Eenigentijd daarna, toen er van de zijde van Holland nieuwe openingen
gedaan werden, verklaarde de Conferentie onwankelbaar te blijven staan op
de beginselen, welke bij het verdrag der 24 artikelen waren vastgesteld.
Den 11 junij bevestigde Zij deze verklaring, en voorzag bepaaldelijk het
geval, dat aan Belgie, bij eene weigering tot toetreding van de zijde van
Holland, kon worden toegestaan een gedeelte der schuld, waarmede hec be
zwaard bleef, tot de bintengewone uitgaven te bestemmen, waartoe de
hardnekkigheid van Koning Willem het noodzaakte. Die is de oorsprong cn
het ware standpunt der nieuwe onderhandelingen, welke plaats gehad héb.
ben. Van nu af aan zullen wij dezelve béhooren bloot te leggen, en wei
de houding te bepalen, welke de staatkunde van Frankrijk genomen en tot
aan het einde bewaard heeft.