a°. 1838; leydsche courant. N\ 135a VRIJDAG, NEDERLANDEN. Leyden den 8sten November. Gisteren is aan 's Rijks Museum van Natuurlijke Historie alhier ander maal de eer te beurt gevallen van door Zijne Excellentie den Minister van Binnenlandsche Zaken te worden bezocht. Zijne Excellentie was vergezeld van den Heer Referendaris Gevers, en het bezoek had hoofdzakelijk de be. zigtiging ten doel der Vogelenverzamelingwelke men nu eerst, ten ge volge der laatste vergrooting, die het lokaal des Museums heeft ondergaan, op eene gevoegelijke wijze heeft kunnen uiteenzetten. Dezelve schijnt dan ook in de hoogste mate de goedkeuring dezer aanzienlijke bezoekers te heb. ben mogen wegdragen, en tot de andere klassen der uitgebreide verzame. lingen des Museums in eene allergunstigste verhouding te staan. Van he- den af zal zij, op de gewone dagen en uren, insgelijks voor het publiek ter bezigtiging zijn opengesteld. De berigten uit Oost-Indie (zie beneden) melden, dat aan de heer- schende ziekte op Amboina overleden is, de Wel-Eerw. Zeer Geleerde Heer Veekmans, Predikant aldaar. Men meldt uit 's Gravenhage van den 7 November: Door Zijne Maj. den Koning is dezer dagen een ontwerp van wet, om. trent het muntwezen, in den Raad der Ministers tot onderzoek gebragt. Zijne Maj. heeft de straf des doods, waartoe de matroos der jste klas. se, .7. de Loade, den 20 April laatstleden, wegens desertie naar den vijand, veroordeeld was, in eene gevangenisstraf van 15 jaren veranderd. Laatstelijk is in de afdeelingen van de Tweede Kamer der Staten-Ge. neraal onderzocht het ontwerp van wet, betrekkelijk de ligting der Nationale Militie voor 1839. Verschillende leden hebben te dier gelegenheid den reeds in vroegere jaren te kennen gegeven wensch herhaald, dat er meerdere lig- tingen van de militie, die haren vollen diensttijd hadden vervuld, zouden worden ontslagen. Naar hunne meening zou daardoor de remplacering voor de geloten minder moeijelijk en min kostbaar worden gemaakt, door den ruimeren voorraad van voor de militaire dienst geschikte manschappen. An dere leden echter, hoezeer ook vurig wenschende dat, met een volgend jaar, de ligting der militie tot den gewonen stand in tijd van vrede mogt kunnen worden terug gebragt, hebben het voor het oogenblik min raadzaam geoordeeld de strijdkrachten tegen over Belgie in te korten en te vermin, deren, en zich alleen bij den wensch bepaald, dat de Regering, zoodra de omstandigheden in ons vaderland, dit eenigzins zullen gedoogen, het finaal ontslag aan meerdere ligtingen moge verleenen. In allen gevalle wensch. ten eenige leden, dat de ligting over 1839 slechts op dén man van de 500 zielen zou worden bepaald. Mogt ook dit volstrekt geoordeeld worden niet te kunnen plaats hebben, dan w-nscht men, dat de groote en onbepaalde verloven zoo veel mogelijk worden uitgebreid. Sommige leden zagen in den gegeven toestand van zaken volstrekt geene noodzakelijkheid in eene ligting van meerdere manschappen, welke zij als zeer bezwarende voor de in de termen van loting vallenden beschouwden, en tevens als te veel bezwarende voor de schatkist. Eene der afdeelingen heeft de bedenking herhaald, reeds in het vorige jaar gemaakt, betrekkelijk de noodzakelijkheid tot het defini tief ontbinden der Studenten-corpsen. Een der leden heeft verklaard, even als hij reeds meermalen heeft te kennen gegeven, steeds van gevoelen te blijven, dat het in dienst houden van meer dan vijf ligtingen met de grond wet niet wel is over een te brengen. Eindelijk heeft eene der afdeelingen te kennen gegeven, dat zij zich, daar de stemming over het ontwerp voor alsnog niet zou plaats hebben, van de decisieve beoordeeling der noodza. kelijkheid van de wet zelve onthield, daar deze van omstandigheden afhan kelijk kon zijn. Bij het gehouden onderzoek over het ontwerp van wet tot vernieuwing •der bepalingen van de drie eerste artikelen der wet van 3 November 1830, hebben sommige leden verklaard, dat zij gewenscht hadden dat deze wet nu niet weder zou vernieuwd worden. Zij zagen hare noodzakelijkheid over het algemeen niet in, en hebben gevraagd, of de wet over het jaar 1838 ook is geappliceerden zoo ja, hoe dikwijls. Voor zooverre overigens eenig punt daarvan welligt minder gemist zou kunnen worden, verlangden zij te meer naar de herziening en in werking brenging van het straf-wetboek waarbij dan ook in zoodanig geval zou kunnen worden voorzien. Eindelijk is ook in de afdeelingen van de Tweede Kamer onderzocht het ontwerp van wet, ten aanzien der tarieven van Jtistitie-kosten enz. Over het algemeen heeft men zich met het voorstel der Regering vereenigdom deze tarieven voorloopig en, als eene proeve, bij reglementen in te voeren, gelijk dit bij de invoering der Fransche wetboeken in Frankrijk heeft plaats gehad; maar men verlangde dat, na een bepaalden en in de onderhavige wet vast te stellen tijd, van bij voorbeeld drie jaren, deze tarieven aan de beoordeeling der Wetgevende Magt zouden worden onderworpen, onder zoodanige wijzigingen en veranderingen als de Regering of de Staten-Gene- raal alsdan noodig zullen oordeelen, en de ondervinding noodzakelijk mogt hebben gemaakt. Velen achten dit te meer dienstig, omdat zij de vrees voeden, dat deze tarieven te veel zullen geschoeid worden op den in Hol. land algemeen gevolgden hoogen maatstaf in het berekenen der regtskosten in burgerlijke zaken; terwijl men het van algemeen belang acht, zelfs'ook voor de Advocaten en practizijns, dat deze tarieven naar een gemodereer- den maatstaf worden ingerigt, zoodat de laatstgenoemden, in hunne voorde maatschappij zoo belangrijke betrekking, eene billijke belooning vinden voor hunne studie, tijd en moeite; maar ook vooral de goede ingezetenen niet, •uit vrees voor enorme regtskosten, terug gehouden worden, om hunne ver. meende regten door den competenten regter te handhaven en te doen beslis sen. Wijders is verlangd, dat in het algemeen, bij het daarstellen der tarie ven, niet uit het oog worde verloren de hooge regten van zegel en registra tie,'waaraan de judiciële acten enz. zijn onderworpen; dat de regtsbedeeling door eiken regter. zoowel door den kanton-regter als door den Hoogen Raad, 'de hoven en arrondissements-regtbanken om niet moet worden gedaan; dac hij daarvoor geen voordeel van partijen, uit eenigen hoofde, hetzij onder den •naam van sportel-geldensalaris of emolumenten, mag genieten, en dat dit beginsel bij de wet moet worden vastgesteld.dat zoo vele Fransche wetten, welke nog tot regel voor Nederland moeten verstrekken bij de afschaffing der Fransche en de invoering van nationale wetboeken, zouden worden her. zien en gewijzigd; dat de wetten op de registratie- en griffie-regten in over eenstemming zouden worden gebragt met de nieuwe Nederlandsche wetge ving, en dat er ten spoedigste zou worden overgegaan tot het ontwerpen eener wet, houdende organisatie van het notariaat. Men gaf zijne bevreem. m GEma VI isaEcö* 9 NOVEMBER. ding te kennen, dat in het ontwerp van wet geene melding gemaakt werd van de Notarissenvoor welke eenofschoon dan ook onvolledigFransch tarief he stond. Men oordeelde bet noodzakelijk, dat het salaris van deze beambten mede door een tarief wierd geregeld, vooral omdat de voogden veelmalen genoodzaakt zijn, het Ministerie van Nota.issen in te roepen, en omdat de ondervinding geleerd heeft, dat die beambten niet altijd gematigd in hnnne berekeningen zijn. Het tarief voor Notarissen zou mede zeer gevoegelijk door een regie, ment van algemeen bestuur voorloopig kunnen worden vastgesteld, om mede later in eene wet geconverteerd te worden, en is geheel onafhankelijk van de organisatie van het notariaat zelf. Men acht het te meer noodzakelijk, dat gelijktijdig een tarief voor Notarissen worde vastgesteld, omdat er ook, volgens de nieuwe wetgeving, werkzaamheden zijn, waartoe Griffiers, Deurwaarders en Notarissen gelijktijdig bevoegd zijn. Binnen kort worden de antwoorden der Regering te gemoet gezien op deze in de afdeelingen tegen gemelde ontwerpen gemaakte bedenkingen. Uit Rotterdam meldt men van den 7den November, da: de Zierikzee- scbe schippers, Visser en de IVaard, benevens hunne manschappen, voor het redden der equipage van het Fransche brikschip Titus, in Augustus II., van het Fransche Gouvernemenc eene som van 600 fr. ontvangen hebben, en bovendien aan de genoemde schippers eene eerepenning geschonken is. Nog wordt uit Rotterdam gemeld, dat sedert de laatste opgaven van de groote of zoutharing-visscherij zijn aangekomen, van den zosten tot den 27 October, 10 schepen, als: 3 te Vlaardingen, waaronder 1 van Zwarte- waal, 1 te Maassluis, 3 te Enkhuizen, waaronder 1 van de Rijp, en 3 te Amsterdam, waaronder een derde reizer, te zamen met ongeveer 156 lasten haring. Van den 28 October tot den 3den dezer ingesloten, 29 schepen, als: 22 te Vlaardingen, waaronder 2 van Zwartewaal (een derde reizer en een derde reizer van Pernis), 4 te Maassluis, 2 te Enkhuizen, beide van de Rijp, en een derde reizer te Amsterdam, te zamen met ruim 440 lasten haring. De Noord-Hollandsche schepen zijn daarmede allen behouden aan. gekomen; van de Zuid-Hollandsche vloot is nog een vijftigtal uit, waaron. der reeds eenige in de Goeree binnengeloopen zijn. Uit Groningen melut men, dat men met genoegen kan berigten, dat het Zijne Maj. behaagd heeft, twee honderd en vijftig exemplaren te doen aankoopen van de Verhandeling over de Dronkenschap en derselvcr gevolgen; benevens voorbehoed- en geneesmiddelen tegen dezelvevan Dr. Robert Macnisch; om van dezelve aan ieder Departement der Maatschappij: Tot Nut van 't Al gemeen, een exemplaar ten geschenke te geven, ten einde, door de versprei, ding van dit nuttige en belangrijke geschrift, eene der schandelijkste en ver. derfelijkste ondeugden te helpen tegengaan, en aan de bevordering der ma tigheid, als bron van volksgeluk, zoo veel mogelijk mede te werken. Mogt het voorbeeld, door onzen geëerbiedigden Koning in dezen zoo loffelijk gegeven, allerwegen vele navolgers vinden, en daardoor in wezen, lijken zin worden bijgedragen tot nut van het algemeen. OOST-INDIE. In het dagblad de Avondbode leest men de volgende bijzondere berigten uit onze Oost-Indische Bezittingen: De staat van zaken in de Padangsche bovenlandenen in de Tigablas Kotta's blijft hij voortduring gunstig. Eene mobiele colonne, onder bevel van den Majoor PVestenberg, had hare operatien noordwaarts tegen het in. landsch hoofd Tamboesy voortgezet, met dat gevolg, dat eerst eene vijande. lijke versterking, aan den linker oever der rivier Vasak gelegen, na eenen vrij sterken tegenstand, in handen is gevallen van den 2den Luitenant Bau- doindie het bevel voerde over de voorwacht van de bedoelde expeditie terwijl later de onzen zich meester hebben gemaakc van des vijands ver- stérkte positie te Loeboe-Onté, waarbij de Majoor IVestenberg, en na hem nog zes onder-officieren en manschappen zijn gewond geworden, behalve, dat men het verlies van den 2den Luitenant Latour te betreuren had. Zr. Majs. fregat de Zaan was op den 11 Mei, van eenen krnistogt om den Noord, ter reede van Padang terug gekeerd,, en had op deszelfs reis Tapanoelie, Baros, Tapoes en Sinkel aangedaan. De Commandant van dat vaartuig moet de bevolking van het Rijk van Archtn in eene zeer vrede lievende stemming jegens het Nederlandsche Gouvernement gevonden hebben. In het Palembangsche heeft nog geene verandering in den ongunstigen staat van zaken aldaar plaats gegrepen. Van de hoofdplaats Palembang, alwaar Zr. Ms. corvet Castor op den 23 Mei was aangekomenwas den I2deti bevorens eene mobiele colonne, sterk 287 officieren en manschappen, met 80 praauwen, naar Moeara Blitie vertrokken. De expeditie schijnt in ver. band te staan met de voorgenomen vereeniging der residentie Palembang méc de afdeeling Benkoelen, daar dezelve vergezeld was van de daartoe door den Gouverneur-Generaal benoemde Commissie. De tijdingen uit de Molukko's, die tot den 9 Mei jl. waren ontvangen, luidden over bet algemeen niet gunstig over de aldaar heerschende ziekte. Te Amboina woedde dezelve steeds voort, en was de sterfte onder de inland - sche bevolking en Europesche bezetting vermeerderd. Onder de overledenen worden genoemd de Kapitein Beer en de Luitenants Zweserijn en Valkenier. Ook de Predikant Veehnans, die bij de schipbreuk van het stoomschip 777/- lem I tegenwoordig is geweest, was onder de ziekte bezweken. De staat der gezondheid van den Gouverneur der Molukko's bleef voldoende. Op andere eilanden was de ziekte minder algemeen en de sterfte gering. Te Ternate heeftzoo als reeds vroeger is gemeldop den 26 Februari] jl., eene vrij sterke uitbasting van den vuurspuwenden berg aldaar plaats gehad waarbij vier inlanders, die een oogenblik te voren in den krater waren neder- gedaald, om zwavel te zoeken, omgekomen zijn. Men heeft tijdingen wegens den afloop van de in onze vroegere berigten vermelde expeditie van Zr. Majs. corvet Boreas, vergezeld van de koloniale brik Sisira en twee kruisbootentegen de zeeroovers op Fioris. De hoofd kampong Goegévan den Radja van Larantoekaen nog zeven kampongs gelegen in de baai van Endé, om den Noord van Fioris, waren, ter ernstige bestraffing van hunne zeerooverijen en handel in slaven, vernield geworden. Te Endé had men, doch te vergeefs, nog vooraf den weg van onderhande ling beproefd. De tegenstand, welken men van de zijde der bevolkingen vooral van de daaronder aanwezige Boeginezenondervonden heeft, moet vrij sterk geweest zijn. Op de corvet Boreas waren twee man gesneuveld, en op de brik Siwa had men twee gekwetsten. Zr. Majs. ijzeren stoomboot Hekla is, na verscheidene kruistogten te heb. ben afgelegdalmede naar de wateren van Bali en Lombok vertrokken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 1