Da zeven gevangenen van den Hardenberg zijn .den ^sten van Bre
merhaven naar Noord-Amerika gezeild.
Uit'Frankfort schrijft men van den 31 October, dat aldaar, zoowel als
:te Leipzig, de zelfmoorden op eene verbazende wijze sedert eeuigên tijd
'toenamen.
GROOT-BRITANNIE.
Londen den 31 October. Men wil weten, dat er binnen kort eene ver-
andering in het Ministerie zou komen, omdat Lord Glcnc/g, Secretaris van
Staat Voor de koloniën, zijn ambt zou willen nederleggen.
Den 35sten hebben te Dublin de vergadering van Afgevaardigden uit
verschillende Kerspelen plaats gehadop dezelve zijn al de grondslagen aan.
genomen, op welke O Cornell de zoogenaamde voorloopige maatscnsppij wil
'vestigen. Deze zal het grootste gedeelte van November doorbrengen met
fcene reis door Ierland te doen.
Door eenige bladen was gemeld geworden, dat de Koningin eenen
^igenhandigen brief aan Lord Durham in Canada gezonden had, om hem te
bewegen zijn gouvernement aldaar te blijven behoudeneen der Ministeriele
bladen weerspreeat dit; echter meent men, dat H. M. dit verzoek door een
tweeden persoon aan den Lord zal. willen te kennen geven.
Eene gaz-ontploffing heeft onlangs weder.in eene steenkolenmijn bij
Whitehaven plaats gehad, waarbij 40 menscben verongelukt zijn. De schafc
van de mijn was 95 vaoemen diep, en de vlam was niettemin nog verschei
den ellen boven de opening zigtbaar. Voorwerpen, op den bodem der mijn
liggende, werden door de schaft op een verren afstand op de aarde geslin
gerd. Op het oogenblik der uitbarsting werden juist twee mannen en twee
jongens nedergelaten, en zij werden als of zij voor den mond van een stuk
geschut hadden gestaan, in de lucht gedreven; een man en een jongen brag
ten het er, tot groot wonder, nog met het leven af. De anderen waren
vreeselijk doodgeslageneven als de overige ongelukkigendie men onder
brokken steen en gereedschap, schier onkenbaar wedervond. Waarschijnlijk
is dit ongeluk weder een gevolg van onvoorzigtigheid met licht, te midden
van het ontvlambare gaz.
F R A N K R IJ K.
Parijs den 2 November. Men wilde dat de beide Kamers tegen 24 De.
tember bijeen zouden worden geroepen.
Binnen weinige dagen, meldt men nit Straatsburg, zouden 300 landver.
huizers uit den Elzas op weg gaan, om zich van Toulon naar de Fransche
bezittingen in Afrika te begeven.
Van het begin van October heeft men berigten nit Oranwelke mel
den dat in het binnenland onder onderscheiden met de Fransche vereenigde
volkstammen menigvuldig geroofd en gemoord werd door onderdanen van
jtbdel-Kaderdiens Zaakgelastigde, bij wien de Fransche Overheden gedurig
klagten inleverden, scheen tegen die strooptogien en moorden niets te kun
nen uitrigten, zelfs meende men, dat hij binnen kort Oran zou veriaten, als
wanneer meu vermoeddedat het kwaad nog zou verergeren.
MENGELINGEN.
De TURKEN in het HEDENDAAGSCH KONSTANTINOPEL.
De Turken zijn de talrijkste inwoners van Konstantinopel; van de 600 000
inwoners dier hoofdstad zijn wel twee derde gedeelte Mahomedanen.
De Turk is over het algemeen verstandig, Ingetogen, vroom, braaf en
milddadig, maar daarbij ook trotsch, onwetend en dikwijls dweepachtig
KoelbLoedig en zonder hevige hartstogten in het dageiijksch leven, toont
hij, wanneer men hem tergt, de woede eens tijgers. Eenige zijner zede.
lijke gebreken hangen met zijn burgerlijk bestaan te zameh; andere thoét
men aan de wilde, nog steeds bewaard gebleven zeden zijner voorvaderen
toeschrijven. Het verkeer met Europeërs maakt hem wel bnigZaiïier en
«ogenschijnlijk menschelijker, doch schaadt ook dikwijls aan zijne goede
hoedanigheden.
De beschaving der hoofdstad was tot hiertoe een mengsel van Aziatische
en Middeleeuwsch-Grieksche elementen; de behoeftefi waren gering en de
weelde barbaarsch. Niettemin heeft de Turksche natie vele, in hunne soort
zeer geschikte en talentvoile kunstenaars en werkbazen voortgebragt. Mert
vindt in Konstantinopel bloemen-schilders, wier arbeid wegens tee'derheid
van teekening en uitvoerigheid van koloriet, verwondering baart. Hunne
beeldhouwwerken in hout, hunne arabesken, gevlochten draadwerken ett
utarmerwerken verdienen grooten lof, en de scheepsbouwmeesters der Tur
ken zijn onovertreffelijk; dit bewijzen de Kslks op den Bosporus, wier ligte"
bouw, hechtheid, sierlijkheid en snelheid niets te wenscben over laten
Onder de voortbrengselen der Tnrksche nijverheid verdienen voornamelijk
hunne zijden- en boomwollen-waren, hnnne goudstoffen, fluweelen en liri.
nens, loffelijke melding. De Turken zouden zonder twijfel in elke Europe"
sche kunst vorderingen maken, zoo hunne godsdienst hen niet in vele stil.'
dién tegenwerkte, en de regering niet alle mededinging belette.
Een vreemdeling had in Konstantinopel een stuk land tot het aanleggen
van: eenen tuin gekocht, en wilde zelf de handen aan het werk slaan- doch
het gild der tuinlieden wendde zich dadelijk tot de regering, en klaagde
dat, zoo men deze mededinging veroorloofde, de tui'nmrnsloonen ce laag
zouden worden. Men vond dit verzoek billijk, en de nieuwe tuin kwam
niet tot stand. Een koopman wilde eene groote hoeveelheid zijden- en
wollen-stoffen, welke in Konstantinopel vervaardigd waren, uitvoeren - maar
de tolbeambte deed hem verstaan, dat hij den uitvoer van deze gèheele
hoeveelheid, niet kon toestaan, omdat de stoffen daardoor in prijs konde
stijgen. Er waren vroeger twee katoen-fabrijken in de hoofdstads om
echter alle mededinging te beletten, werd besloten, dat dezelve in twee
verschillende vakken werken zouden.
De Turken zijn de regtschapenste van alle natiën der hoofdstad. In de
hoogere standen der maatschappij, vindt men wel dezelfde eerzucht en
dezelfde kuiperijen als in het beschaafde Europa, dikwijls zonder het mom
der welvoegeiijkheiddat de hatelijkste ondeugden in Enropa dragelijker
maaktmaar er zijn ook hier zoo ais elders eervolle uitzonderingen. I11 den
middelstand en onder het volk moet men het karakter der natie leeren kennen
*en Turk aan wien men zich vertrouwd heeft, zal daarvan geen misbruik
(Aakenhij zal zijn woord gestand doen, en alle omwegen vermijden.
Men verlaat in Konstantinopel vóór zonnen-opgang zijne rnstpla'ats, en
Inet het aanbreken van den dag begeeft zich een ieder stil aan zij.n werk
Een kop koffij of gekrulde salep en een stuk slecht gebakken koek, maken
bet ontbijt des burgers van Konstantinopel uit. Kort voorden middag houdt hU
Zijnen maaltijd, welke nit rijst en schapenvleesch of gezouten visch en groen,
ten bestaat. Hij eet weinig en zeer snel; zijn drank is klaar bronwater. Na
dezen soberen maaltijd, gaat hij in de moskóe of verrigt zijn gebed te'huis.
■Omstreeks het midden van den namiddag op den tijd, welken men Ikind'i
noemt, heeft het gebed voor zonnen-ondergang plaats. Dan is de dag voorbij
de kantoren en regtbanken, de bazars en werkplaatseh worden gesloten en
een ieder keert huiswaarts.
Op de schoone zomer-avonden wemelt het op den Bosporus en in de
haven, van vaartuigen van allerlei aard; eene ontelbare menigte menschen
beweegt zich op den prachtigen waterspiegel. Dë verschillende schilder,
achtige kleederdragtende zeldzame maar heldere toon der Christelijke avond,
klokken het Arabische gezang der muessins van de ininarets af de zilver
achtige-golven van den Bosporus, de laatste zonneiisttaal, welke nog een-
maal deji top des O'ympus verftde statige koepeldaken en het betooverenne
rrcen 'der boomgroepen en cjjpressen-boschjes al deze tooneeleu vormen
een harmonisch geheeldat mogelijk naauweiijks deszelfs wedergade op aarde
heeft. 0;-'.:schilHg in zijne Itaik uitgestrekt, rookt de muzelman zijns lange
pijp, en nevens" hem ligt mondvoorraad, als visch, vleeschzure melk
'loebiirtenz., welke hij mede naar huis neemt. Het avondeten is de voor
naamste maaltijd, doch altoos sober. Heeft de Turk des avonds gegeten,
dan bezoekt hij nog een koffijhnis. De koffijhuizen zijn eene soort van casi
no'shiet drinkt men voor eenen para een kop koffijrookt zijne pijp en
praat, met statigen ernst, over verschillende onderwerpen. Men speelt in
de koffijhuizen tric-trac en schaak, doch nooit kaart, ook drinkt men geenc
geestrijke dranken; gekruide salep en ijs-sorbet worden als verversChingen
aangeboden. De gasten zitten op estraden, die, met matten of kleeden over
dekt, zich langs de wanden bevinden, of op zeer lage stoelen zonder leu.
ningen 'Iskemlewaarvan een gedeelte aan den ingang van het koffijhnis
staat, welke door een groot prieel overschaduwd wordt. Menig ledigganger
brengt den geheelen dag in het koffijhnis door-.' hij moe: zich echter hoeden,
veel over staatkunde te praten, daar de Regeling 7. Ike discussion nietduldt.
De gelatenheid, welke de Turk in het ongeluk aan den dag legt, berust
op zijne godsdienstige beginselen. Hij gelooft niet aan een blind noodlot
maar aan eene goddelijke voorbestemming. Deze overtuiging geeft hem
eenen zekeren trots, welke den Mahomedanen eigen is; hij gelooft door een
hemeisch licht omstraald te zijn, dat de ongeloovigen ontberen moeten. Zij
ne dweepzucht maakt hem onregtvaardig en gruwzaamHij staat "echter den
raja de rustige uitoefening van zijne godsdienst toe, zoo lang deze hem goed
willig de schatting betaalt. Het verdrag van Jerusalem onder den Kalif Os-
mar, is het voorbeeld van alle verdragen met overwonnen Christenen geworden.
Het overwigt der Russen in het Oosten heeft de Tnrken daarheen gebragt,
dat zij zich ten minste niet meer voor de eerste aller natiën houden. Ook
zijn de nieuwe inrigtingen van Sultan-Mahmoud zeer gunstig voor <je ver
draagzaamheid. Bij de Turksche groocen is het Islamismus nog slechts iets
uiterlijks, terwijl zij het goede in elke godsdienst schatten, zonder daarom
ontrouw aan hun geloof te worden. Hetgeen den godsdienstige!! trots der
Turken te Konstantinopel bijzonder neersloeg, was de inneming van Algiers,
eene stad, die zij als een bolwerk van het Islamismus beschouwden. Toen
de Russen den Krim overmeesterden, den Donau overtrokken, den Balkan
zelfs bestegen hadden, bestond er nog, tot troost der algeloovige Moslemim,
eene maagdelijke, van Christelijken invloed vrije, stad, waarde godsdienst
van Mohammed alleen heerschte. De Engelschen heerschten in Bagdad Euro-
pesche gewoonten en zeden drongen in Egypte; Mekka zelfs had voor de
kettersche Wahabiten moeten onderdoen Algiers alleen was nog „het ono
verwonnen huis des heiligen strijds" Darul-Dschihad'zoo ais de Arabieren
zeiden. Ook verspreiode het berigt van deszelfs eindelijken val, allerwege
groote ontmoediging.
De Turk heeft bijzonderen aanleg tot het soldaten leven: hij is gespierd,
geschikt tot alle ligchaams-oefeningendapper in den strijd, gehooizaam en
onvermoeid. Een Fransch officier, de heer Gailiard, heeft de eerste regel,
matige troepen des Sultans gevormd en organiseert nog altoos nieuwe regimen-
ten. Talrijke jonge manschappen welke mogelijk nog nimmer Europesche
muzijk gehoord hadden, zijn door de bemoeijingen van den Piemontezer,
Donizetti, zoover gekomen, dat zij thans volledige corpsen van geschikte
mnzijkanten uitmaken.
Wat echter den voortgang der beschaving in het Ottomannische Rijk onge-
twijfeld magtig tegenwerkt, is de omstandigheid, dat de Porte geene vreem
delingen in hare inwendige aangelegenheden toelaat. Slechts Muzelmannen
beltomen militaire commando'sde Fransche, Britsche of Duitscbe officier
geldt voor eenen eenvoudigen militairen leeraar, die menbelooht; de Sultan
geeft aan zulke onderwijzers echter dikwijls blijken zijner tevredenheid.
De Turk reist weinig en bezoekt nooit een Europeesch land, ten zij hij
tot een gezantschap behoore. De burgers van Konstantinopel verlaten hunne
hoofdstad zelve slechts zelden, en dan nog bepalen zich hunne togten tot
de kusten der Zwarte zee. De vermakelijkheden der Turken zijn noch me.
nigvuldig noch luidruchtig. Op de schoone zomerdagen ziet men den Mu
zelman, onder koele lommer, in de nabijheid eener funtein, of aan den oever
van den Bosporus, bijna onbeweeglijk zitten en zijne lange pijp rooken.
Men geloove echter niet, dat hij gedachteloos daar zitde Turk denkt altoos
na, hij ziet de toekomst in, en bij den rook des Tschibuks, wordt menig
groot plan rijp. Het is eene hoogs: merkwaardige daadzaakdat Turken
die, uit eenen lagen stand der maatschappij, plotselijk tot hooge ambten
bevorderd worden, zich, bijna zonder uitzondering, dadelijk geschikt too.
nen voor hunne nieuwe betrekking.
De voorname Turken beminnen schoone paarden, doch men ziet er minder
in Konstantinopel sedert de Spltan het voorbeeld van groote eenvoudigheid
in zijne Keizerlijke hofhouding gegeven heeft. Ook de zoo talrijke bedie
ningen zijn merkelijk verminderd geworden.
Er zijn'in Konstantinopel eene menigte openbare scholen, welke gedeel
telijk vrome s'tichttngen zijn; ook kunnen de kinderen van alle standen lezen
en schrijven. .Bij verscheidene Keizerlijke moskeeën bevindt zich eene hoo
gere leer-instellingalwaar mapnen der godsdienst en der wet gevormd wor
den. Reeds vóór Mahmoud.bestond er eene wiskundige school, en de
regerende Sultan heeft een chirurgisch kollegie gesticht, aan welks hoofd
Europesctie heelthéëstërs staan. Beide ihrigtingëti-hebben goeden voortgang.
De Turken toonen over het algemeen groote leergierigheid; mogcen sledhts
hnnne studiën zoo geleid worden, dat zij niet alleen met de vormen, maar
ook met den geest der Europesche beschavingnaauwkeuriger bekend worden.
Daar wij zoo even van openbare inrigtingen spraken, zoo kunnen wij de
nachtelijke vnurwachten niet met stilzwijgenheid voorbi'gaan. Er zijn in
Konstantinopel drie hooge torens, waarvan een in het midden der stad, een
tweede in het serail en de derde in Galata staat. Op deze torens bevinden
zich vuurwaebten. Zoodra er brand ontstaat, worden de naburige hoofd,
wachten er van onderrigt; sterke potrcuilles trekken door de straat, stooten
met hunne dikke, met ijzer beslagene stokken op den grond, en roepen
„brand!" cerwiil zij het gedeelte der stad noemen alwaar de brand is uitge
barsten. Dan loopt een ieder, die iets te verliezen beeft, daarheen, en
redt wat kan. De zeer ligt gebouwde houten huizen, welker wanden dik.
wijls van binnen met olie-verw beschilderd zijn, geraken snel in brand; is
er op zulk eenen ongelukkigen oogenblik eenige wind, dan gelijkt het vuur
eenen stroom, welke door niets kan worden tegengehouden, en vermindert
niet, tot dat het in deszelfs weg, op een steenen gebouw stoot. Het is ver-
schrikkelijk te zien, hoe de lieden hun huisraad op de openbare plaatsen
werpen, hoe vrouwen en kinderen vlngten, en hoe men huizen omwerpt,
om den alvernielenden vlammen paal en perk te stellen. De spuiten doen
inmiddels hunne werking, en de toeschouwer let met angstige verwachting
op den strijd der beide elementen. Maar zelfs daar, waar het vuur ten
ergste woedt, ontstaat er geene verwarring; de Oostersche onderwerping
maakt elk ongeluk dragelijker. De Sultan, de Ministers en de Rijksgrooten
komen persoonlijk, en wekken tot werkdadigheid op. Dikwijls ziet men een
geheel huisgezin op geringen afstand van hun afgebrand huis op straat of
op de trappen eener moskee zitten, terwijl deze ongelukkigen bedaard uit-
roepen: „Het was Gods wil." De Sultan wordt bij zulke gelegenheden,
door eene zijne slavinnen, die de wacht heeft, op eene zachte wijze ge
'wekt; terwijl zij eene lantaarn met roode stof in de hand heeft, nadert zij
hém stilzwijgend, en zoo Zijne Hoogheid niet dadelijk wakker wordt, streelt
zij hem zachtkens de voeten. De Sultan laat zich dadelijk van het noodige
omtrent: den brand onderrigten, en rijdt, in geval van nood, daar zelfs heen.
Met de Muzelmannen leeft in Konstantinopel eene menschen-klasse, wel-
kewat hunnen stand betreft, niets eveuaardigs bij ons heeft, het zijn de