C, C. Vhhntcck re Arasterdam, 'op de invoering van een nieuw uitgedachten toestel, bestaande uit concemriqne cylinders, en «geschikt om volgens de ■rdgemeene wetten van persing en van evenwigt der vochten, water en an. derc vochten bij doorstraling te filtereren. Een octrooi in dato 22 Julij 1838, voor den tijd van tien jaren, verleend aan IV. Post te 's Gravenhageop de uitvinding van een middel tot het ver drijven en uitrocijen van wand- of weegluizen. Een octrooi in dato 25 Julij 18381, voor pen tijd van tien jaren, verleend aan G. Ealtin te Londen, domiciliuju verkozen hebbende bij C. C. Uhlcnbcck te Amsterdam, op de invoering van verbeteringen, aangebragt aan den toe stel genaamd Gaztelicr. Een octrooi in dato 29 Julij 1838, voor den tijd van vijftien jaren ver leend aan IV. J. F. Slomer en .7. C, Kicrsch ce Amsterdam, op de invoering van een werktuig, dienende om van wollen lompen, wol te vervaardigen. Een octrooi in daco 12 Augustus 1838, voor den tijd van vijftien jaren verleend aan G, van Hoogstraten en Hoon te Dordrecht, op de uitvinding van verbeteringen door hen aangebragt aan de wijze van stoken onder zoutke- tels of pannen. Een octrooi in dato 12 Augustus 1838, voor den tijd van tien jaren vci;- Ieend aan T. de la Rue te Londen, domicilinm verkozen hebbende lnj Mr. j A. M. C. van Hall, Advocaat te 's Gravenhageop de invoering van eene nienwe wijze om loodwit te vervaardigen. Den 29 September is het Hoog-Geregtshof van 's Gravenhage, in eene i daartoe aangelegde zitting, ontbonden. De Kamer-President, Mr. A.lV.j. .7. Baron van Iiugenpoth tot Aerdtsprak bij die gelegenheid eene voortref- j felijlce rede uit, welke door den edel hoog achtb; heer Mr. A. IV. Philipse werd beantwoord bij eene rede, in welke zijn edel hoog achtb. van alle de gunsten gewaagde, welke hij van Zijne Maj. den Koning had mogen genie ten. Daarna hield de Hoogc Raad zijne eerste openbare zitting, waarin de Advocaten en Procureurs bij denzclven den eed allegden, welke bij art. 5 van bet voor hen vastgestelde reglement van orde en discipline, aan hen is voorgeschreven. De edel hoog achtb. heer de Bordes sprak daarop de Ad. vocaten en Procureurs een hartig woord toe. Vervolgens hebben de Deur waarders bij den Hoogcn P^aad voor denzelven den eed afgelegd, en ook zij werden door den Procureur-Generaal de Bordes gecomplimenteerd. Dien dag is er bij den edel hoog achtbaren heer Mr. A. IV. Philipse President van der Hoogen Raad, groot diner gehouden, waarop de Ministers en onderscheidene leden der regterlijke collegien genoodigd gevveest zijn. Door den Iloogen Raad is vastgesteld, dat de twee onderscheidene Kamers, waarin dat collegie, volgens art. 77 van het Reglement, betreffende de wijze van eeds-afiegging der onderscheidene regterlijke collegien, enz., zal zijn verdeeld, derzelver gewone teregtzittingen, respectivelijlt, weke lijks zullen houden als volgt: De Kamer, aan welke de kennisneming van de burgerlijke zaken en van de verdere zaken, bij art. 78 van gezegd Reglement vermeld, is opgedragen, op Woensdag, Donderdag en Vrijdag; en die, welke met de kennisneming van de strafzaken, en van de verdere zaken, bij art. 79 van hetzelve Regle ment opgenoemd, is belast, op Maandag, Dingsdag en Woensdag, en dat de aanvang dier zittingen voorde beide Kamers zal zijn des voormiddagsten elf ure. Van wege het Provinciaal Hof van Holland is bekend gemaakt, dat de Ka. uier, onder voorzitting van den lieer President, hare zittingen zal houden op de drie eerste dagen van de weekMaandag en Woensdag zijn bestemd tot de behandeling van burgerlijke regtszakenDingsdag vergadert de Kamer in Rade tot het aanhooren der rapporten van den heer Procureur-Generaal in criminele zaken. De Kamer, onder voorzitting van den heer vice-President, zal vergaderen in iedere week, op Donderdag, tot behandeling van burger lijke regtszaken; Vrijdag en Zattirdag zijn bestemd tot afdoening van crimi nele en correctionele zaken. De openbare zitting van het Hof zal aanvang nemen, des voormiddags ten 10 ure precies. De eerste zitting zal plaatsheb, ben op Maandag, 1 October 1838. Een der dagbladen dezer Residentie doet opmerken, dat zijdie op morgen, 30 September, hun 21 jaar bereiken, meerderjarig zullen zijn, ter- wijl zij, die eerst op aanstaanden Maandag dien ouderdom bereiken, zuiks, volgens de nieuwe wetgeving, niet zijd, en zich nog twee jaren wachtens zullen moeten getroosten. De Regtbank van Eersten Aanleg heeft dezer dagen de vraag beslist, of de borgen van hen, die een doorloopend crediet voor den accijns op de suiker bij de administratie genieten, ook aansprakelijk zijn voor de regten, welke niet verschuldigd zijn van de door hen ingeslagen suiker, maar waar voor zij zich, in de plaats van anderen, hebben laten debiteren. Dezequaestie was reeds vroeger meermalen behandeld; doch is thans, voor liet eerst, be. paaldelijk gedecideerd. De regtbank heeft dezelve ontkennend beantwoord, en den borg opgelegd te bewijzen, dat de administratie willens en wetens de rekening van den principalen debiteur met dergelijke posten had bezwaard. De grond van deze uitspraak berust, voornamelijk, op de overweging: dat elke borgtogt naar streng regt moet worden uitgelegd; dat, hoe ruim de uit drukkingen ook mogen zijn de verpligting echter niet verder gaan kan, dan over den bij de wet bedoelden accijnsdat de moeijelijkheidwaarin de administratie zijn kan, om de waarheid der aan haar gedane opgaven te onder, zoeken, aan de wet te achten is, doch niet nadeelig voor de borgen worden kan; dat de handel in regten eene aan die wetten/en dus ook aan den borg togt, geheel vreemde en op zich zelf staande handeling is, en dat, zouden de borgen ook hiervoor aansprakelijk zijndit dan bij eene uitdrukkelijke bepaling had moeten zijn vastgesteld. Den cösten September, des ochtends ten 7 ure, zijn op het paleis te Soestdijk aangekomen, HH. KK. HH. de Prinsen Alexander en Hendrik der Nederlanden, vergezeld van den Generaal Bagelaarom zich eenige dagen met de jagt te vermaken. Uit Haarlem wordt van den 27 September gemeld: De Regtbank heeft heden alhier, in de zaak van Zijne Exc, den Gonver. neur der provincie tegen den heer B. Moerbeek, betrekkelijk de schadeloos stelling voor de ten behoeve van den spoorweg geëxpropieerde gronden, bij praeparatoir vonnis uitspraak gedaan; welk vonnis hoofdzakelijk op het volgende nederkemt: Óverwegende, dat de Regtbank door de overlevering der koop-contrac ten, bevoien bij interlocutoir vonnis van den nden dezer, niet genoegzaam is ingelicht om de schadevergoeding te kunnen bepalen. Overwegende, dat art. 17 der wet van 8 Maart 181 o, tot inlichting der Regters, de waardering door deskundigen toelaat. Gelast, dat door drie deskundigen zal worden opgenomen en bepaald de hoegrootheid der schade, toegebragt aan den gedaagde door het gemis van het quaestieuse stuk gronds. Benoemt de Makelaars IV. van der VlugtJ. Brocse en J. E. Brinkman, tot deskundigen, en den Regter Mr. Thedtng van Berkhout, tot Commissa ris, om dezelve te beëedigen. Overwegende tevens, dat de aan den ijzeren spoorweg gevorderde werk zaamheden gebiedend verelschen, dat met den meesten spoed daaraan wor de voortgegaan. Overwegende, dat da eischer, door het overleggen der koop-contracten van andere eigenaren van gronden uit denzelfden polder, heeft voldaan aan het vonnis interlocutoir van den nden dezer. Stelt mitsdien den eischer in het bezit van het voorschreven aan den ge. daagde tocbehoorende stuk grondsgelegen enz. De kosten gereserveerd. T U R K Y E. Smyrna den 8 September. Uit deze piaats wordt gemeld, dat den 1 sten dier maand op den middag de Holiandsche brik Hendrika Elizabeth, Kapireirf A. liiedyk, van Rotterdam en Triest naar Smyrna bestemd, zich met stilte ten N. W. van het eiland Scio bevindende, gepraaid werd door een roel- misrik, oogenschijnlijk met twee man bemand zijnde, vragende om water. Zoodra zij aan boordzijde gekomen waren, vertoonden zich nog tien verbor. gen roovers alle in Grieksch gewaad gekleed en geheel gewapend, die aan boord overkwamen en op de equipage vuurden, ten gevolge waarvan drie man gewond en in het ruim geworpen werden. Meester zijnde van het vaar* tuig werd hetzelve door de roovers verschrikkelijk geplunderd, zij namen de lading bestaande in suiker in broodentabak' en alles wat hun aanstond in hunnen misrik en in eene der sloepen van de brik, vervolgens hebben zij den Kapitein geboeid, gewelddadig in de kajuit geworden, en de equipage I in het ruim vastgebonden. Om het schip te doen zinken hebben zij verschei, dene gaten in hetzelve geboord, en des Daclus het schip verlaten, verze. kerd zijnde dat hun oogmerk bereikt was. De Kapitein dit alles in zijnen betrenrenswaardigen staat gezien hebbende kwam weder op het dek, zijn volk opzoekende en uitziende naar redding. Na ongehoorde krachts-inspan- ningen en niettegenstaande er 8 voet water in het ruim Was, hebben de on. gelukkigen middel gevonden, zich van hunne boeijen te omdoen en bij den Kapitein op het dek te komen, die-mi op zijne beurt werd losgemaakt. Na vergeefsche pogingen om het schip te redden, hebben zij zich in de barkas begeven en koers gezet naar Smyrna, hun schip op 2 mijlen afstands teit poorden van Scio ziende zinken. Kapitein Riedyk en zijne equipage zijn dun 3den daaraanvolgende te Smyrna gearriveerd, waar hij alie nóodigé/hulp en ondersteuning heeft ontvangen. Nog dienzelfden dag is 'dé Fransche oor. logsbrik la Bougainvilledè Oostenrijksche brik de Montecuculi en een Turksch fregat, op aanvraag van den Nederlandschen Consul, naar de wa teren van Ipsara gestevend, waar met weet, dat de roovers geland zijn, om hen zoo mogelijk op te sporen. GRIEKENLAND. De jongste tijdingen vandaar luiden wederom iets gnnstiger; de onlusten in Messenie waren gedempt, en ook hebben de rooverijen opgehouden, het» welk is toe te schrijven aan het jaargetijde doordien de behoeftige stand zich thans met den oogst bezig houdt, en daardoor eenigzirrs een bestaan vindt, Z. M. de Koning was van Korinthe teruggekeerden is voornemens eene reis in de provinciën te ondernemen. Toen H. M. de Koningin zich te Ko. rinthe scheep begaf, was de spanning aldaar zeer grootdaar vele onaange. name geruchten in omloop waren, onder anderen, dat ook Z. M. zich incog, nito wilde inschepen. Intusschen hield die spanning op, toen men van het tegenovergestelde overtuigd werd, daar Z. M. naar de stad terugkeerde. De opbouw van het paleis wordt ijverig voortgezet. De Regering heeft op nieuw strenge maatregelen genomen, om den woekerhandel te onderdruk ken. Z. M. heeft uit deszelfs eigen beurs aan eenige kooplieden uit Patras een somme gelds voorgeschoten, ten einde de vreemdelingen te verhinderen, ora de markt, wat den aankoop van olijven en vijgen betreft, niet alleen en naar willekeur te bepalen; deze maatregel is met zeer veel genoegen opge* nomen, en duidde tevens aan, dat de geruchten over de financiële omstan- digheden aan het hof overdreven waren. Intusschen heeft de Regering veel' moeite met het reermeren, en men is over het algemeen van meening, dat het beter zoude zijn dezelve achter te laten, dan om zich ieder oogenWik in verlegenheid te zien. De bewoners der eilanden zijn, wat dit punr beu treft, liet weêrspannigsteen terwijl men geene troepen genoeg heeft om de wetten overal te doen handhaven, is men soms genoodzaakt de oproer lingen ongemoeid te laten, en men gelooft, dat, bij de terugkomst van. Z. M., eene wijziging op de wet der recrutering zal plaats hebben. SPANJE. Berigten over Parijs van den 28 September. Te Madrid zijn den l8den twee hoofdaanleggers der aldaar onlangs ont dekte zamenzwering ter dood gebragt. De een heeft weinige uren voor zijnen dood verklaard, Geueraal-Majoor in dienst van Don Carlos te wezen. Op zijn; verzoek is de straf van wurgen, waartoe hij veroordeeld was, door de Ko ningin veranderd en hij is doodgeschoten geworden. Men had te Madrid ongunstige tijdingen uit Cuba. De Gouverneur van dat eiland, Generaal Ezpeleta, moet er wel in geslaagd zijn, om de aldaar onlangs ontdekte zamenspanning onder de bezetting, die door geheime zende lingen van Don Carlos was gesmeed, door gestrenge strafoefeningen te ver ijdelen; maar het eiland scheen op te zullen houdenom, zoo als tot nu toe, eene goudmijn voor het Madridsche Bestuur te zijn. Van de daaraan opge legde oorlogsheffing van 50 millioen realen (6J millioen guldens.) waren mee groote moeite slechts 6 millioen realen geïnd. Men begon het meer en meer te betreuren, dat de Generaal Tacon, onder wiens beheerCnba tot zulk eenen zeldzamen trap van bloei geklommen isvoor Ezpeleta plaats heeft moeten maken. Eindelijk schrijft men uit Madrid, dat de Fransche bankier Lafont gedurige bijeenkomsten met den Minister van Financiën hield, waaruit men opmaakte, dat hij, in plaats van het bankiershuis Rothschild, de voordeelen van een aan de Spaansche Regering, onder verband der kwikzilvermijnen van Almaden, te doen voorschot wilde trekken. Aan het slot van een overzigt over de Spaansche zaken gedurende dit jaar, leest men het volgende: Het is mitsdien den Christinos in den loop dezes zomers nergens gelukt voordeelen op de Carlisten te bevechten. De Carlisten bieden nog even als in den aanvang, aan de gansche oorlogsmagt der Christinos het hoofd. Heb. ben zij in dit jaar al geene schitterende expeditien door Spanje ondernomen, daar zij veeleer in hunnen eigen kring werden bestookt, zoo hebben zij zich toch staande gehouden, zij hebben meerdere vastheid erlangd, zij hebben de aanvallen der Christinos zeegevierend gekeerd. Wie, nu bij eenen aanval niet achterwaarts gaat, die gaat vooruit, en aangezien liet Gouvernemenc der Koningin den opstand der Carlisten niet terstond bij de eerste uitbarsting heeft kunnen bedwingen, moet men thans, nu de magt der Carlisten heeft toegenomen, nu de kracht der Regering van Christina door inwendige be roerten veeltijds is geschokt, nu zij den bijstand mitst van de vreemde hulp- benden en het gebrek aan geld dagelijks nijpender wordt, onder deze om standigheden moet men al meer en meer het denkbeeld laten varen, dat zij den opstand ooit zal kunnen dempen. De eindelijke zege der Carlisten kan echter nog lang uitblijven, zoodat het rampzalige Spanje het droevige voor- uitzigt heeft, de gruwelen eens burgerskrijgs nog geruimen tijd te moe ten dragen. Espartero was den löden te Pancorbo, bezuiden den Ebro; hij heefc zich dus westelijk van Estella gewend, en het Antwerpsche telegraphisch berigt van de inneming van Estella, blijkt dus valsch te zijn. Te Logrono was Espartero zoo slecht ontvangen door de nationale garde, dat hij 40 manschappen van dezelve heeft doen gevangen nemen. In het gevecht, hetgeen bij Estella tusschen den Carlist Garcia en den Christinos Alaix den ipden geleverd is., heeft deze laatste 400 man gevan genen en 1 stuk, buiten de gesneuvelden verlooren. De nederlaag is vol komen geweest. Te Madrid liep den ipden het gerucht, dat de Generaal van Halen geweigerd had, om het hem opgedragen bevelhebberschap van het leger van het midden te aanvaarden. Van elders meldt men evenwel, dat deze Generaal, die onlangs in Belgie is geweest, waar zijn geslacht te huis be hoort, dezer dagen in aller ijl door Parijs is gereisd, om zich aan het hoofd van het genoemde leger te stellen. Opmerkelijk is het, dat thans twee»"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 2