DUITS CHLAND. HH. MM. de Keizer van Rusland en de Koning van Beyeren zijn te Augsburg in het kamp aangekomen. De Keizer heeft zich zoowel te voet als in rijtuig herhaalde malen in de stad vertoond. Ook Zijne Maj. de Koning van Wurremberg werd den 2 Sept. in genoemde stad verwacht. Z. M. de Keizer van Rusland heeft zich kort te Augsburg opgehouden, en is reeds den 3den te Neurenberg aangekomen, zich naar Bertyn begeven de. Men verwachtte op dien zelfden dag te Neurenberg H. M. de Keizerin van Kreuth, omin gezelschap van haren Gemaal, naar Pruissens hoofdstad te vertrekken. HH. MM. de Keizer en Keizerin van Oostenrijk zullen den isten Sep tember hunnen plegtigen intogt in Milaan doen. Uit Frankfort schrijft men van den 6 Septemder, dat uit Berlijn ge meld werd, dat onderscheiden Polen weder staatkundige woelingen in Pruis- sen hadden ondeiiiomen en onderscheiden Poolsche studenten waren gevan gen genomen. Uit Frankfort schrijft men nog, dat Z. K. H. de Grootvorst Troonop volger van Rusland aldaar van Ems was aangeltomen, en na een kort vertoef naar Zuid-Duitschland zou vertrekkenom vervolgens naar Italië en Rome te gaan, waarheen zich ook de Koning van Beijeren zou begeven. Te Frankfort zal binnenkort een gedenkteeken voor Göthe worden opgerigt. De te Minden in bewaring gehouden" Aartsbisschop van Keulen heeft 'aan Zijne Maj. den Koning van Pruissen eenen brief geschreven, waarin hij hem verzoekt uit Minden te mogen vertrekken en zich in den omtrek van Munchen bij zijne bloedverwanten te mogen ophouden; beloovende met de woelende Roomschgezinde partij geene gemeenschap te zullen houden. Dezer dagen is gemeld geworden, dat door de brik Hebden, in zee opgenomen zijn, '5 personen, 3 passagiers namelijk, van welke 2 vrouwen en twee matrozen van de Amerikaansche brik Braganza, wier Kapitein duur de matrozen was vermoord geworden en voornoemde 5 personen in de boot zonder voedsel waren weggezonden: thans verneemt men van EmbJen, dat de brik Braganza is gestrand op de Oostvriessche kust en 5 raatrozen van hetzelve te Embden waren aangekomen, die dadelijk in de gevangenis waren gezet; één van hen had zich reeds opgehangen. GROOT-BRITANNIE. Een geacht handelshuis in Rotterdam heeft een uit Londen van den 4 Sep. tember gedagceekenden brief ontvangen, betrekkelijk de Hollandsch-Belgische zaak, waarvan het volgende een uittreksel is: Men heeft alhier den moed niet opgegeven, dat door den Koning van Hol land zal ingewilligd worden in de nieuwe voorstellen, welke door de Con. fereijcie dezer dagen aan Z. M. zijn gemaakt, of eerstdaags zullen gemaakt worden, en die hoofdzakelijk de herziening zoo wel der achterstallige.schuld als van het doorloopende Belgische aandeel in dezelve betreffen. Te meer voedt men die hoop, omdat men gelooft, dat in het tractaat daarentegen eenige voor Holland gunstigere bepalingen zullen voorgeslagen worden, he. treffende den tol op de 'Schelde en den weg over Sitiard. Betrekkelijk de territoriale quaestie is men overeengekomendat in dezelve geene verande ringen hoegenaamd kan worden gemaakt, en de pogingen, die deswege door Leopold zeiven zullen worden aangewend, om andere schikkingen daar te stel len, tegen den vasten wil der Cdnferèncie schipbreuk lijden. FRANKRIJK. Parijs den 7 September. Men wilde te Parijs weten, dat erdoor den telegraaph naar Lyon en Strasburg bevelen gezonden waren, als ook langs de geheele linie van den Sura, ten einde eene algemeene beweging der troe pen, die in die streken in bezetting liggen, naar de Zwitsersche grenzen te bewerkstelligen. De bul van den Paus, waarin hij toestaat dat er te Algiers een Bisschop züis thans in haar geheel bekend geworden. Hij zegt daarin dat de wensch door den Alierchristelijksten Koning, Lodewijk Philips, tot vestiging eens bisschoppelijken zetels in de provincie Julia Caesareagewoonlijk Algeria geheeten, en sedert kort door de overwinnende wapenen der Franschen onder, worpen, zijn gemoed mee vreugde heeft vervuld en verzachting heeft toe- gebragt aan zijne smart over den tegenwoordigentreurigen toestand der godsdienst. In dit stuk wordt verder met welgevallen uitgeweid over den bloei der kerk in Afrika, in vroegere eeuwen, toen aldaar zoo vele gemeen ten en bisdommen bestonden, en van den ijver en tronw der geloovigen, onder de leiding van mannen als den martelaar Cyprianus en den geleerden hei. ligen lugustinuszoo vele treffende blijken werden gegeven. De bul herin nert, hoe naderhand onder de harde en wreedaardige overheersching van Sar. racenen en Turken aan al dit goede den bodem werd ingeslagen, zoodat de pogingen der nog door de propaganda van tijd tot tijd naar Noord-Afrika ge zondene Priesters slechts weinig vrucht konden dragen; en hoe daarentegen thans reeds in de stad Algiers een der hoofdtempels, waarin de door den Koran gepredikte, onheilige en monsterachtige plegtigheAen werden gevierd, in eene Christenkerk is herschapen. De Paus uit voorts de verwachting, dat onder den zegen van God nog eenmaal geheel Afrika zijnen vroegeren roem en luister terug zal erlangen. Bij de uitvaardiging van die bul is eene Koningiijke ordonnancie gevoegd welke bepaalt, dat geene goedkeuring gegeven wordt aan de in de bul ver vatte bepalingen of uitdrukkingen, welke strijdig zijn of zouden kunnen ge acht worden met het constitutionnele charter, de wetten van het Koningrijk, of de vrijheden en grondstellingen der Gallikaansche kerk. Eene telegraphische depêche van Perpignan, gisteren avor.d aangeko. men, meldt, dat het vonnis van den krijgsraad, die den Generaal de Brossard veroordeeld had, door den Raad van Revisie is gecasseerd. MENGELINGEN. WOUDBOOMEN in AMERIKA. 'Vervolg van N°. 106.) Ongetwijfeld is het dat heillooze stelsel van afsluiting, door alle landen van Europa aangenomen, hetwelk den inwoners van Amerika, die onverschil ligheid jegens hunnen rijkdom in bosschen heeft ingeboezemd. Verstoken van vertier naar buiten, zijn zij alleen bedacht geweest om aan eigene be hoefte te voldoen; daarop zijn de overbodige wouden, zonder de minste voorwaardeaan de ontginnersaan de peonsaan de gauchos, aan de squat ters, en aan dien ganschen drom van begeerige uitdelgers, afgestaan, die hunnen zetel in de bosschen hebben opgeslagen. In den aanvang is men wel beducht geweest, dat de vraag naar medicinaal en verwhout nu wel dra Amerika zoude uitputten; maar de tijd heeft dit bezwaar opgeheven. Men heeft den groei dier soorten aangewakkerd, zoó dat dezelve thans rui mer voorhanden zijn, en tegen minderen prijs afgezet worden, dan tijdens dezelve voor de eerste maal in de consumptie gebragt werden. Het zou met het constructie-hout denzelfdeti weg gaan, indien Europa voor die waar zijne markten had opengesteld. Afstand is in onze dagen geen hinderpaal meer;de scheepsvracht levert geen bezwaar meer op, en Amerika, dat Eu ropa tegenwoordig van versche vruchten, ja zelfs van moesgroenten voor ziet, en naar Bombay en Calcutta ijs verzendt, zoude met dezelfde gemak kelijkheid, met even weinig onkosten, onze timmerwerven van constructie hout kunnen voorzien. De ontzettende ruimte, welke Amerika-beslaat, de geringe breedte van '<T»t vastelandde hooge bergketenen,die hetzelve in verschillende rigtingen doorinopende menigvuldige wateren, die liet besproeijen, de pbskhatvvJIt. den, die in het tusscben de keerkringen gelegen gedeelte de hitte dé: zon aanhoudend matigen, al deze natuurlijke omstandigheden hebben Zeer voet toegebragt tot die veelsoortige verscheidenheid ;van zware, sterke en grooc sche boomen. die de bewondering van eiken reiziger tot zich trekken, doch waarvan de beschaving geen gebruik maakt. Zeif in de streken, die hei digsc nabij den Noord-pool-cirkel gelegen zijn, vindt men eene aanzienlijke hoeveelheid mos en lichen, eene levende plant, die genoeg voedingstof in houdt, dat de Kanadische jagers zich dagen achtereen met dezelve voeden kunnen, zonder de minste hindernis daarvan te gevoelen (4). Op de wes telijke kusten van het groote Schier-eiland van Russisch-Amerika, aan den kant der Behringstraat, treft inen zelfs enkele lange, eiken-en berken boo men aan, terwijl in Nieuw-Kornwallis, in Nieuw-Hanover, en Nieuw- Georgie gansche bosschen van dennen-, ahorn- en wilde vijgeboomen de klisten als overdekt. Vooral zijn de pijnboomen in die noordelijke landen zeer menigvuldig, maar van alle bekende soorten is die, welke door Lurd Donglas, ten westen van het Steenachtig Gebergte gevonden is, de merkwaar digste. Die boom, de prachtigste van alle pijnboomen, en welke misschien het meest wonderbare voorbeeld van den plantengroei in Amerika aanbiedt, bereikc eene hoogte van 120-170 voet. De dikte van den stam wisselt af van 20 tot 50 voet omtrek; mj is volkomen regtstandig en zonder zijtakken tot aan eenen korten afstand van deszelfs tcp,waar eene sierlijke kruin eenen iiefelijken lommer spreidt. Deze soort van pijnboomen heeft zeer veel harst in zich, en de jongere stammen leveren eene vrij groote snikerachtige zelf standigheid, welke de inboorlingen gebruiken in het bereiden hunner spijzen; terwijl zij van de pijnappels koeken maken, die bij hen als eene groote lek kernij worden aangemerkt. In dit geheele gedeelte van Noord-Ameria is de plantengroei van eenen vrij eenvormigen aard, behoudens enkele uitzonderingen; in deze streken evenwel moet men de goede houtsoorten ook niet zoeken. De zon kan er niet genoeg werkzaam zijn; het klimaat is te vochtig en de houtvezels zijn te zeer met waterdeeien doordrongen. Sedert de bosschen van Kanada ge. noegzaam uitsluitend de Engelsche scheepstimmerwerven voorzien, heeft mén bevonden, dat een vroeger ongekend bederf de aldaar gebouwde schepen aantasc en dezelve in weinige jaren in eenen onbruikbaren staat doet ver. keeren; het Kanadasche hout is aan vermolming onderhevig. Doch deze bevinding heeft het Engelsche Gouvernement van deszelfs systema niet kun nen doen terugkomen, hetwelk de reeders dwingt, die soort van hout te gebruiken, dewijl het de van elders komende houtsoorten met een zesmaal hooger regt belast. Zoodat zij niet alleen verstoken zijn van het houtgewas der gematigde en zuidelijke landen van Amerika, welke een veel duurzamer kwaliteit voortbrengen dan die van Kanada, maar bovendien wordt er in Engeland nog jaarlijks ten behoeve dier kolonie een millioen st. betaald. Ziedaar, dus zegt een Engelsch schrijver, de vruchten van het zoogenaam de beschermende stelsel. Hec grootste gedeelte van het hout, dat uit Kanada geleverd wordt, groeit In de onmetelijke bosschen, die de inlandsche meren omgorden. De boo men worden des winters gehakt; een zware en moeijelijke arbeid, die even wel door de Kanadasche houthakkers met eene wonderbare behendigheid ver. rigc wordt. Nabij Brentfort, in Opper-Kanada, is men verwonderd geheel verdorde bosschen te zien. Hét schijnt ais of eene bovennatuurlijke hand de levenskrachten dier reusachtige ligchamen heeft verdoofd; de verstorven boomen staan daar in afwachting van den oogenblik hunner nedervelling. De wijze, waarop in weinige dagen geheele bosschen gekapt worden, be staat daarin, dat er eene kringvormige insnijding in de schors gemaakt wordt ter dikte van twee of drie duimen. Dit middel brengt den arbeid nog spoe diger ten einde dan het vuur; pijn-, eiken- en olmboomen, die eeuwen lang de grootste stormvlagen onwankelbaar het hoofd geboden hadden, bezwijken door deze kleine inkervingen. Als deze boomen ter aarde gestort en vaa takken ontdaan zijn, worden er ontzettend groote vlotten van gemaakc, en op dezelve hutten gebouwd, die tot woning verstrekken aan de houthakkers en hun gezin. Die vlotten, welke dikwerf verscheidene mijlen lang zijn, hebben tien of cwaalf vierkante zeilen en worden langs de St. Laurens-rivier tot aan Quebec gevoerd, van waterval toe waterval; een overtogc, die met duizende gevaren gepaard gaat en waarbij ongeveer een derde deel verloren gaat. Hec overige gedeelte blijft tegenover Qnebec liggen, in eene regte linie van vier tot vijf mijlen lengte. Dhkr wordt dit hout verkocht, hetzij tot planken gezaagd, hetzij bij balken, en naar Europa 'overgevoerd. Dit vertier is zeer levendig en houdt alleen 900 schepen in de vaart en verschaft aan bijna 1200 menschen eene kostwinning. Het totaal van den uitvoer was in 1831 over al de landen van Amerika 1,877,600 voet kort hout voor schrijnwerkers, 46,287,000 voor deltdeelen, planken; 6,925 vaam lathout; 6,783 .mascen en sparren; 25,795 wrikriemen; 2,372,000 groote duigen en 7,653,000 kleine; 14,815,000 deelen wagenschot en 470,580 conhen eiken en dennen-constructie-houc. De waarde van al deze artikelen en eenige andere min belangrijke wordt geschac op 1,380,000 st. Er zijn.weinig landen waar de natuur zdo veel verscheidenheid van boo. men doet 'groeijen, als op het grondgebied der Engelsche bezittingen in Ame rika. Men telt er 173 boomsoorten, die êene hoogte bereike van 1013 Ned. ellen; 95 soorten worden bij de verschillende ambachten gebezigd. Europa bezit op verre ua zulk eenen rijkdom niet. Frankrijk telt, in het gunstigste klimaat, slechts 37 soorten van boomen, die zulk eene hoogte hebben zeven, van welke slechts kunnen aangewend worden tot burgerlijk- of scheepsgebrtiik. In de Vereenigde Staten groeijen 26 soorten van eikenboo- m'en die alle meer dan loNed. ellen hoog zijn. Onderdic aantal zijn er, welker schoonheid voor derzelver nut niet behoefc ce wijken, maar geene dezer soorten overtreft den Europeschen eik, quercus robur. De soort die daarmede het meest overeenkomt, is de witte eik, quercus albawelke oók het meest gebruikt wordt, ivanc de steen-eik, waarvan het hout hec sterkste en duur. zaamste is, is veel zeldzamer, en groeit slechts in enkele Staten, ten Noor. den van Virginië gelegen, terwijl van Kanada tot aan Louisiana de witte eik Overal in meerdere of mindere mate welig wasc. Eene boomsoort, die in Amerika te veel veronachtzaamd woïdtis de witte olmboom, ulmus /Imericana. Wij kennen er geene, die bekoorlijkeris voor het gezigten de snelheid zijner ontwikkeling doet denzelven bijzonder geschikt zijn voor sieraad. Wat overigens de Amerikaansche bosschen tegen het einde des jaars aan prachtig groen opleveren, is dac der menigvuldige soorten van ahorn-boomen, waarvan enkele hnn zilverachtig blad tot in den winter behoudenterwijl de roodachtige het eerst de komst der lente ver kondigen. Zij spreiden zich uit mee purperkleurige bloemendie zoo dik zijn, dat de ganschen boom langen tijd daarmede als overdekt schijnt te zijn, voor dat nog een enkel blad zich vertoonc; ook de vrucht heeft niet minder Q) Het is bekend, dat Kapitein Parry bovendien op 82 graden breedce nog eene plant ontdekt heeft, die aldaar in grootcn overvloed groeit, maar niet in de aarde of op de rotsengelijk de Saxifraga flageliarisdoor Brown op het ei land Melville ontdekt. Óp de sneeuw, die bijna onafgebroken den grond dezer landstreken overdekte, tiert dezelve welig. De roode tint van de sneeuw, waar. op men die plant vindt, en waarin zij zich tot op 12,voeten hecht, heeft aart dezelve den naam van roode sneeuw doen geven, wordende zij in de taal der we tenschap jtenoemd protococcus nivalis. Bij eenen eersten oogopslag zou men haar bezwaarlijk voor eene plant aanzien; maar men heeft zich de overtuiging verschaft, dat zij uic zaad geboren wordt; dat zij door uitwendige organen wordt gevoed; dat zij geen vermogen van verplaatsing heeft; dat zij groeit, zaadkorrels draagt en sterft. Dc Kapitein Parry heeft dezelve in zijne beide reizen naar de Polen aangetroffen. Ook heeft hij dezelve vastgehecht gezien aan rotsen, of: groeijende op mos, welke zy met eenen dunne korst overdekt, die rood eil geleiachtig is; eindelijk heeft hij dezelve meer gevonden midden in het ijs, en Zoo vér het hem mogelijk geweest is naar dc Polen door te dringen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 3