A". 1838.
LEYDSCHE
Stios.
COUR A N T.
VRIJDAG,
Burgemeester en. Wethouders der Stad Leyden, brengen mits deze ter ken-
tiisse van de belanghebbenden, dat bij Hun Ed. Achtb. van den Controleur der Directe
Belastingen zijn ontvangen, het Tweede Aanvul lings-Kohier der Personeele Belasting en
het Tweede gedeelte van het Primitieve Kohier der Patentendienstjaar 1838 en 1839,
welke op den i^den en 20sten dezer maand zijn executoir verklaard, en dat dezelve aan
den Heer Ontvanger 2ijn verzonden.
Leydenden 23 Augustus 1838.
j. g. de Mey.
Ter ordonnantie van dezelve,
paul du rie'u,
WethouderLS
NEDERLANDEN.
Leyden den 23sten Augustus.
Nadat gisteren middag te één nur Z. K. H. de Prins van Oranje deze
stad was doorgereden, om Hoogstdeszelfs Gemalin te Alpben af te halen,
zijn des namiddags te 4 ure HH. KK. HH., vergezeld van Hoogscderzelver
jongsten Zoon, Z. K. H. 'Prins Hendrik, die Hoogstderzelver Moeder van
Tilburg naar Nijmegen was te gemoet gegaan, alhier wederom gepasseerd,
zich naar 's Gravenhage begevende.
Dien dag werd alhier de tweede verjaardag van Z. K. H. Prins JVillem
Frederik, Zoon van HH. KK. HH. Prins en Prinses Frederik der Néde'rian
den, op de gebruikelijke wijze gevierd. Op het paleis in het Huts ten Bosch,
nabij 's Gravenhage, was bij die gelegenheid, des middags, zoo als gewoon,
lijk, groot diner.
Wjj vernemen met genoegen, dat op morgen, de verjaardag van Zijne
Maj. den Koning, ook in deze stad op eene meer luisterrijke wijze dan ge.
woonlijk zal gevierd worden. Op de Ruine wordt alles in gereedheid ge-
bragt, om op den avond van dien dag, bij gunstig weêr, eene prachtige
illuminatie te doen plaats hebben; terwijl een corps muzijkanten aldaar,
gedurende den avond, onder eene verlichte tent, een fraai muzijk zal doen
booten. Het is te wenschen, dat het wéér, hetgeen heden zeer treurig is,
de loffelijke toebereidselen, welke de Regering dezer stad laat daarstellen,
niet verhinderen zal.
- Bij Koninglijk besluit van den I4den dezer is de heer C. E. Stijft,
geheim-Referendaris voor de zaken van het groothertogdom Luxemburg,
als een blijk van Zijner Majs. tevredenheid over de door hem, ten deze,
tot hiertoe bewezen diensten, bevorderd en aangesteld tot Geheimraad voor
de zaken van dat Groothertogdom.
Bij Koningiijke besluit van den sden dezer, is de onlangs te 's Bosch
opgerigte naamlooze vereeniging, onder de benaming van de Maatschappij
van Brandverzekering voor het Koningrijk der Nederlandenbij acte, op den
24 Mei 1838, ten overstaan van den te 's Bosch residerenden Notaris F. J.
M. Rits, in tegenwoordigheid van getuigen, verleden, bekrachtigd, met
goedkeuring van de bedingen en voorwaarden, waarop deze maatschappij,
welker doel zich uitsluitend bepaalt tot verzekering tegen brandgevaar en
de gevolgen van dien, is aangegaan, en zoo als die in de even bedoelde
acte zijn omschreven. Het maatschappelijk kapitaal is bepaald op 500,000,
verdeeld in 500 actiën, ieder groot 1000, waarvan bij het verlijden der
acte, voor 131 actiën is deelgenomen; terwijl bepaald is, dat de overige
actiën binnen een jaar, na de dagteekening van het besluit van bekrachti-
ging, zullen moeten zijn geplaatst. Deze maatschappij, welker hoofdzetel
.te 's Hertogenbosch zal gevestigd zijn, is aangegaan voor den tijd van 25 ja-
ren, doch zal moeten ontbonden worden, bij een verlies van 40 ten honderd
van het maatschappelijk kapitaal, ten ware aan de belanghebbenden ver.
gund werd dezelve met het alzoo verminderde kapitaal voort te zetten,
of hetzelve weder aan te vullen. Het bestuur der maatschappij is opgedra
gen aan de heeren: Mr. G. M van der Hen, J. A. SpyersP. A. A. van
Boxtel en Mr. 7. M. B. J. IHillebeis; terwijl als Commissarissen benoemd
zijn, de heeren: 7. Linsen, Jhr. 7. F. de Kuiper, Jhr. Mr. 7. M, van der
Beken Pastee!H. E. Her schoorH. T. 7. van der Hen en Mr. Her he llotn.
Overigens is aan de belanghebbenden de naleving opgelegd, zoo wel van
de verdere bepalingen der statuten, als vaft Zr. Majs. besluit van 1 Decern,
ber 1833.
Uit Amsterdam meldt men van den 21 Augustus:
Bij de opgraving der fondamenten van de huizen, gestaan hebbende op den
hoek van den Dam en de Kalverstraat alhier, heeft men, op eene diepte
van bijna drie ellen onder den beganen grond, een' gaven boomstam gevon.
den, waarvan de wortels lager wegschieten, en welke dns blijken draagt op
dezen lagen grond te zijn gegroeid; twee en een halve eeuw moet dezelve
tot steun van het gebouw gediend hebben.
In de Middelburgsche Courant leest men:
Het is zeker, dat de landbouw in de provincie Zeeland als onder de voor.
naamste in ons Koningrijk mag genoemd worden, en dat het volgen der voor.
vaderlijke wijze in deze provincie steeds goede resultaten oplevert.
Als een bewijs hoe de Zeeuwsche landman steeds op voordeel bedacht is,
'en dit ook in de vereenvoudiging van de tot den landbouw vereischte werk.
tuigen tracht te vinden, mag het volgende dienen:
De landman P. 7. Geelhoed, in de gemeente Schoondijke, vierde district
van Zéèland, is op het denkbeeld gekomen om de naar de Engelsche wijze
ingerigte schroo- of snijmachine voor hooi en stroo, welke zware handen,
arbeid vordert, op eene zeer eenvoudige wijze, door middel van een paard
in beweging te brengen. Het is geblekendat door die machineofschoon
welligt voor nog meerdere vereenvoudiging vatbaar, in één uur tijds, 60 bos.
sen of 300 Ned. ponden stroo kunnen worden fijn gesnedenin snijlingen ter
lengte van 7 strepen.
De meerdere voordeelen dezer machine bestaan hierin, dat volstrekt niets
v-erloren gaat, en dus met dezelfde hoeveelheid voeder een grooter aantal
v ee kan onderhouden worden, en dat door dezelfde machine te gelijker tijd
de molen voor het snijden van mangelwortelpaardepeen en aardappelen in
ht weging wordt gebragt; terwijl het reeds blijkt, dat de karnmolen, het voor
de n veehouder zoo belangrijk werktuig, ook door dezelfde machine zal kun.
net 1 werken.
j Ten twijfelt niet, of het voordeel dezer machine voor den landman of
veel 'tonder zal velen bij naauwkeurige waarnemingtot navolging doen be-
sluit en, en het is waarschijnlijk, dat de Commissie van landbouw in gemeld
distr, iet hare bevinding dienaangaande in het maandschrift de Landmansvriètid
meer uitgebreid zal mededeelen.
Eene te Arlon opgeworpene Commissie, die zich het centrale patriot-
sche C ommitté van Luxemburg noemt, heeft aldaar thans onder dagteekening
van d- en 15 Augustus, de navolgende proclamatie uitgevaardigd:
24 AUGUSTUS.
Medeburgers
„De gemagtigden der provincie zijn te Ardenne toegelaten, om aan den
Koning hun adres tegen de verbrokkeling van het grondgebied aan te bieden.
„Door eenige der gezegden des Konings, welligt te spoedig, zoo als dit
bijna altijd gebeurt, als zulke dierbare belangen op het spel staan, maar
daarom ook levendig, ongerust geworden, hebben zij zich naar Brussel be
geven, om aan de verantwoordelijke raadslieden der kroon hunnen pijnlijken
angt over het lot des lands bloot te leggen.
Zij wilden te gelijkertijd de aandacht van de Ministers des Konings op
den verlaten toestand vestigen, waarin men bij de bedenkelijke omstandighe.
den, in welke wij ons op dit oogenblik geplaatst zien, Luxemburg laat
blijven. En werkelijk, terwijl de altijd talrijke bezetting der bondsvesting,
die het geheele bij het verdrag der 24 artikelen afgestane grondgebied be.
heerscht, nog vermeerderd wordt, ziet men niet zonder ongerustheid Luxem.
burg van alle militaire verdedigingsmiddelen ontbloot en door niets tegen eene
gewapenderhand ondernomene overrompeling gewaarborgd, dan door de va.
derlandsliefde zijner bewoners.
„Zietdaar het doel, hetwelk uwe gemagtigden zich bij hunne reis naar de
hoofdstad voorstelden: gij zult hun voor die poging, die uit de zuiverste
vaderlandsliefde was voortgevloeid, dank weten.
„Maar ten gevolge van beweegredenen, die wij hier niet te beoordeelen
hebben en die daarenboven vreemd zijn aan de belangstelling, welke uw
lot inboezemt, is het gehoor, hetwelk zij tot tweemalen toe gevraagd heb.
ben, niet toegestaan.
„Wat er ook van deze onvoorziene omstandigheid zijn moge, die intus.
schen geenerlei scheuring tüsschen het openbaar gezag en ons moet doen
ontstaan, wij achten ons gelukkig van u slechts geruststellende woorden te
kunnen toevoegen.
„Duitsche Luxemburgers! het juk, dat gij in 1830 verbroken hebt, is
voor altijd vernield; de diplomatie zal u de verwonnene vrijheid niet ontne.
men; gij zijt Belgen en gij zult dit blijven.
„Uwe zaak is die van allen.
„Het altijd grootmoedige volk koestert voor u het warmste medegevoel;
het is gereed, om ter verdediging van uwe nationaliteit toe te snellen.
„De wetgevende Kamers, de Raden, tolken der provinciën en der ge
meenten, vorderen als om strijd, en ten koste van elke opoffering, de on-
schenbaarheid van het grondgebied.
„De mannen, aan wie bet vertrouwen van het hoofd van den Staat-de
leiding der openbare zaken heeft toevertrouwd, zullen, wij moeten er niet
aan twijfelen, met zelfs-opofferingen en geestkracht, uwe regten weten te
verdedigen; en daarenboven is elk ministerie, hetwelk in de onderteekening
van het verdrag der 24 artilelen toestemmen mogt, voortaan onmogelijk.
„Eindelijk de Koning zelf heeft tot uwe gemagtigden gezegd: „„Ik zal
alles doen wat menschelijkerwijze noodig is.""
„Waarde medeburgers, hebt vertrouwen in de toekomst; de gebeurtenis,
sen, die zich voorbereiden, zullen, wij durven dit beloven, eene met .uwe
wenschen overeenkomstig beslissing tot stand brengen: het op zijnen Koning
steunende Belgie heeft zich voor u verklaard, en geheel Europa zal wel
voor de houding van Belgie, dat vast besloten is, om tot eiken prijs de
onschendbaarheid vari zijn grondgebied te verdedigen, moeten terugdeinzen.
Maar, ofschoon gij ook aan de knellende bezorgdheid, die 11 voor eenige
dagen in beweging bragt, het zwijgen oplegt, wacht u, om u aan eene ge.
rustheid over te geven, die voor u verderfelijk zou kunnen worden; rekent
tot uwe redding in de eerste plaats op u zeiven; bereidt alles tot eenen
krachtdadigen wederstand voor, en zijt gereed, om den geheiligden grond
des vaderlands te verdedigen, van den dag af, dat de vreemdeling het wa.
gen mogt, om aldaar een heiligschennenden voet te zetten.
„Eendragt en moed, en leve de Koning!"
O O S T - I N D I E.
Uit onze Overzeesche Bezittingen wordt het volgende medegedeeld-
Ter Westkust van Sumatra werd de rust al meer en meer bevestigd." Het
civiel bestuur aldaar had eene provisioneele reorganisatie ondergaan, waarbij
die residentie tot een gouvernement is verheven geworden, verdeeld' in twee
residentiente weten van Ayer-Bangies en van Padang. De laatste resident
van Sumatra's Westkust, de heer Francis, had reeds het gezag overgegeven
aan den Colonel Michiels, die tot civiel en militair Gouverneur was benoemd
geworden.
Daarentegen is de assistent-residentie Benkoelen, vroeger tot de residentie
van Sumatra's Westkust behoord hebbende, als nu met de residentie Palem.
bang vereenigd geworden, een maatregel, die, zoo men vertrouwdeveel
zou bijdragen tot bevordering van rust en vrede in die binnenlanden van Su
matra, welke tusschen Palembang en Benkoelen gelegen zijn. Het schijnt
nog onuitgemaakt te zijn, of de zetel der residentie te Palembang gevestigd
zou blijven dan wel of dezelve meer binnenwaarts verlegd zou worden.
In de binnenlanden van Palembang zelve hadden zich hier en daar oproe
rige benden vertoond, die evenwel tot dus verre, bij verschillende ontmoe.
tingen met de inlandsche hulptroepen, onder den zoogenaamden rijksbestierder
te Palembang, Pangerang Ferdana Mantri, telken reis met verlies zijn af.
geslagen geworden, en men verwachtte, dat, na de aankomst van de té
Batavia gereed gemaakte, en onder bevel van den Majoor Schwarz van daar
bereids vertrokken expeditiede bedoelde benden al spoedig uiteen gedre
ven en de rust alzoo geheel hersteld zoude kunnen worden.
Te Rio waren op den 29 Januarij jl. aangekomen Zr. Ms. Corvet Castor
en de koloniale schoener Krokodil, bestemd als kruisers tegen de zeeroovers
in de wateren van Linga.
Overigens heerschte overal de meest gewenschte rust.
Op Java mogt de staat van het rijstgewas over het algemeen als voordeelig
worden beschouwd, en hetzelfde kan gezegd worden met betrekking tot an*
dere, voor de Europesche markt geschikte produkten.
In het regentschap Soerabaija, in de residentie van dien naam, was door
de doorbraak van eenen dijk in de Dessa Podjeder, en later van eenen dam
te Melerip, eene aanzienlijke uitgestrektheid lands van negen palen in leng
te, en twee in breedte, overstroomd geworden.
Men vreesde, dat daardoor eenige schade zon worden toegebragt aan het
in genoemd regentschap te velte staande suikerriet en rijstgewas doch
was men met kracht aan het werkom de doorbraken te herstellen.