A". 1S3S, LEYDSCHE C O H A N T. ïïl WOENSDAG, ^Burgk^iejes'ter en Wethouders der Stad Leyden; brengen mits deze ter k£n- •Sissfe van 'de belanghebbenden, dat bij Hun Ed. Achtb. van den Heer Controleur der directe Belastingen is ontvangen, het eerste Aanvullings-Kohier der Personele Belasting dienst 1838 en 39, over de vier eerste IVijkcn dezer Stad, welke op den 3den dezer ijnaand is executoir verklaarden dat dezelve aan den Heer Ontvanger is verzonden. Zeyden, den 6 Augustus 1838. J. G. DE MEY. Ter ordonnantie van dezelve Paul du IIieu, L, S» gs w NEDERLANDEN» LeydeN den 7den Augustus» Men meldt nit 's Gravenhage van heden den 7dén dezer: Naar men verzekert, zal Zijne Maj. de Koning zich, tegen het einde der maand, naar het kamp bij Reijen begeven, om er de troepen, die aldaar gekampeeid zijn, in oogenschouw te nemen. Z. K. H. de Prins van Oranje en Z. K. H. de Erfprins vertrekken morgen naar Tilburg. Morgen zullen de troepen, het tvieede kamp uitma. kende, bij Reijen vereenigd zijn. Laatstleden Zaturdag is, nadat er bij Zijne Maj. een langdurige Kabi netsraad gehouden was, de heer Mazel, Referendaris bij het Departement van Buitenlandsche Zaken, met dépêches naar Parijs vertrokken. Zjjne Maj. heeft tot Rector-Magnificus aan de Groningsche Hoogeschool, voor het jaar 1838 op 1839, benoethd den Hoogleeraar B. A. Lulofs. Dezer dagen is de heer Mr. J.Op den Hoojf, lid van den Hoogen Raad der Nederlanden, eervol ontslagen als lid der te Amsterdam gevestigde Com. missie voor de Rijnvaart. Z. M. heeft Hoogstdeszelfs besluit van 29 November 1832, N°. 12, houdende organisatie van het West-Indisch leger, gewijzigd, door te bepa len dat voortaan bij het bataljon jager N®. 27'te Suriname in garnizoen, jlechts twee in plaats van de vroeger bepaalde vier chirurgijns der 2de klasse en slechts acht in plaats van tien 2de Luitenants der infanterie zullen dienen dat overigens de naar de eilanden St. Eustatius en St. Martin van het garni zoen te Suriname te detacneren militairen voor ieder van die twee eilanden niet meer zullen bedragen dan één serjant, één corporaal en 12 jagers; ter- wjjl de van de gemelde eilanden terug te keeren twee chirurgijns der 2de klasse en twee 2de Luitenants der jagers h la suite te Suriname zullen blijven die- nen, tot dat zij bij voorkomende vacaturen kunnen invallen. Naar men verneemt, zal de Commissie tot de zaken der Protestant- sche Kerken in Neêrlands Oost- en West Indien, voortaan, op den eersten Woensdag in de maand Maart, telken jare vaceren tot het afnemen van examina van degenen, die, op Nedèrlandsche Hoogescholen of Athenaea hebbende gestudeerd, begeeren in de kerkdienst van buitenlandsche kolo niën geplaatst te worden; zullende dezelve tot dat einde, vier weken te voren, bij den Secretaris der Commissie, den Wel-Eerw. heerient, alhier, franco behooren over te leggen de noodige Akademische en Kerkelijke ge. tuigschriftenbenevens een schriftelijk bewijs van hunne bepaalde bestemming. Van Batavia wordt berigt, dat, op de hoofdplaats van de Residentie Bantam, een gemeenschappelijk kerkgebouw voor Protestanten en Roomsch- Katholijken gebouwd zou worden; waartoe het plan, bij eene bezoekreis van den heer Buddingh, Th. Dr. en Predikant te Batavia, was ontworpen, waarvoor de noodige penningen, uit vrijwillige giften, zoowel aldaar als te Batavia, zouden worden bijeenverzameld en ter bevordering van welke gods. dienstige bedoeling de Gouverneur-Generaal aan de geestelijken van beide gezindheden te Batavia verlof gegeven had, om aldaar vier malen 's jaars dienst te verrigten. Bij eene dispositie van Z. Exc. den Minister van Staat, belast met de generale directie over de zaken der Hervormde kerk enz., is vastgesteld, dat, wanneer geinmarriculeerde ledematen van Israëlitische gemeenten, ten gevolge der vastgestelde bepalingen, de praerogatteven der inmatriculatie hebben verloren, of die in het vervolg mogten komen te verliezenderzel. ver, vóór het tijdstip van dit verlies geborene, ongehuwde kinderen, het zij zoon of dochter, rogtans het regt behouden, om, bij eventueel huwè- lijk, tegen betaling van het hiervoor bepaald bedrag, zich in de kerkelijke gemeente, alwaar hunne ouders of voorouders de immatriculatie-regken ver. kregen of genoten hebben, als geimmatriculeerde leden der gemeente te kun nen doen inschrijven; terwijl zij, gedurende derzelver ongehuwden staat als kinderen van geimmatriculeerden steeds zullen worden beschouwd, zoo dat het verlies der praerogativen van immatriculatie alleen als personeel zal worden beschouwd. Uit Rotterdam schrijft men van den 6 Augustus: Men kan met genoegen melden, dat de stedelijke tentoonstelling, die, met medewerking van het Schilderkundig Genootschap alhier, sedert eenige da gen geopend is, de belangstelling van alle voorstanders en beoefenaars der schilderkunst allezins waardig is. Verschillende tafereelen worden daarom bij herhaling beschouwd, en het kan dus niet twijfelachtig zijn, of velen zullen zich nog het genoegen verschaffen, om eene verzameling te bezigti- gen, die zich, zoo wel door smaakvolle plaatsing, als door aangename ver scheidenheid, aanbeveelt; muntende, onder eenige nagekomen stukken, het portret des Konings, door den Amsterdamschen schilder Kruseman, benevens de'schilderijen van onze voortreffelijke meesters Schelfhout en Haancn, Vooral nit. De volgende nadere bijzonderheden omtrent den brand te Hoorn, wor den doar een dagblad medegedeeld: f'Eene zware en in vele opzigten onherstelbare ramp heeft laatstleden Vrij dag de stad Hoorn getroffen. Omtrent een kwartier over één ure, na den middag, ontdekte men brand in de Groote Kerk aldaar, nabij den toren, en weldra verspreidden zich de vlammen met de grootste hevigheid door het geheele gebouw. Even na twee ure stortte de toren binnenwaarts in, een half uur later was er van de Kerk zelve niets dan de naakte muren over, en brandde alleen nog maar een klein hoekgebouw in het oosten, dat tot bewaarplaats van eene boekerij strekte, waarin zich verscheiden letterkun dige zeldzaamheden bevonden. Gelukkig slaagde men er in, den voortgang der vlammen hiet te stuiten, zonder hetwelk welligt de geheele buurt Ger. ritsland, met de aldaar staande Doopsgezinde Kerk, in de ramt) gedeeld zou hebben, daar eene naburige mouterij reeds vuur had gevat. Het stillen van den wind, die vroeger vrij hevig nit den zuidwesten gewaaid had, droeg veel bij tot behoud van dit gedeelte der stad. 8 AUGUSTUS. De Kerk, eene der grootste en schoonste uit ons Vaderland, wier bouw reeds fn het jaar 1469 aangevangen, en die aan St..Johannes en St. Cypi iaiuis gewijd was, bevatte de gedenkteekenen voor den Admiraal Fioriszoou, R, HocrgerhcetsVelius, Junius en andere beroemde mannen. Deze allen ziju verbrijzeld; van het prachtig en uitmuntend orgel, welks vox 'auniatia inzon derheid den roem van alle kenners wegdroeg, en dat nog onlangs beduidende herstellingen had ondergaan, is niets meer zigtbaar; het fraaije koperen koor. hek is.geheel versmoelten; alle gestoelten en kerkboeken zijn door de vlam men verteerd; alleen heeft men, niet zonder levensgevaar, de effecten, gel den en papieren der Kerk, benevens het zilver vow het Avondmaal, tut de kerkekamer kunnen redden. De schade wordt op ruim vier tonnen gouds geschat, terwijl niets voor brandschade was verzekerd. Gelukkig heeft men geene menschenlevens te betreuren, maar twee per. Sonen, een van welke de verzorger zijner bejaarde moeder is, zijn door het instorten van een muur zwaar gekwetst geworden. De beide Kerken, welke der Hoornsche Gemeente overblijven, zijn klein en afgelegen, en de grootste daarvan is bovendien zeer bouwvallig, zoodat zij, om op den duur als hoofdkerk bruikbaar te zijn, groote uitgaven zou vereischen. In alle ontvangen berigten wegens dit onheil worden de ijver en hulp. vaardigheid, niet alleen van de ingezetenen der stad, maar ook van die der naburige plaatsen, ten hoogste geprezen. Vrij algemeen denkt men, dat de brand aan onachtzaamheid der werklieden, die des voormiddags aan herstel, lingen bezig geweest waren, toegeschreven moet worden. Uit Deventer schrijft men van den isten Augustus: Men verneemt, dat dezer dagen door eenige Ingezetenen dezer stad ([onder noodige approbatie) het plan is ontworpen ter oprigting eener naamlooze maatschappij tot ontginning van woeste gronden. Aanvankelijk zijn reeds ongeveer hondert bunders van de zoogenaamde Gooiiermark tot genoemd einde aangekocht, terwijl door meerdere aankoo. pert aan deze zaak aanmerkelijke uitbreiding zal gegeven worden. In aanmerking nemende het wezenlijke nnt, dat in de kuituur van woeste gronden gelegen is, en den grooten voorraad, die zich allerwegen aanbiedt, juichen wij deze onderneming hartelijk toe, en wenschen, dat zij ook elders navolging moge vinden, als strekkende tot Nut van 't Algemeen. Aan de deputatie nit Luxemburg, welke aan Leopold een dergelijk adres als de Limburgsche deputatie heeft overhandigdheeft hij ten antwoord gegeven: „Wij bevinden ons in moeijelijke omstandigheden, dit moet wel gezegd worden, maar houdt 11 overtuigd, dat het Gouvernement met ijver en toe- wijding de zaak van Luxemburg zal verdedigen. Onze betrekkingen met de Duitsche Bondsvergadering verwikkelen, zoo als ik reeds gezegd heb, onzen Staatkundigen toestand. Wij zijn eenen dubbelen invloed onderwor penaan den eenen kant zien wij de vijf groote Mogendheden, met welke wij traetaten hebben gesloten, van den anderen vertoont zich de Bondsver gadering, een ligchaam, dat in geenerlei opzigt onder bereik valt, en het. welk buiten den kring der Mogendheden zelf kan handelen. Men kan evenmin ontkennen, dat wij niet met vele Staatkundige harts, togten aan gene zijde van den Rltijn hebben te strijden, en ik geloof, dat ons belang vordert, dezelve niet te verbitteren. De Luxemburgsche quaestie beeft weinig gewigt als Europesch vraagstuken, indien de driften zich daar- mede niet bemoeiden, zouden de zwarigheden veel minder zijn. Ik geloof, sedert zeven jaren, dat ik in Belgie gekomen ben, u te heb ben bewezen, hoeveel belang ik in Luxemburg stel. Gij behoort dus niet te twijfelen aan mijn levendig verlangen om 11 allen te behouden. Ongelukkiglijk hebben de nederlagen van 1831 eenen noodlottigen invloed op den loop der onderhandelingen uitgeoefend, en het is moeijelijk, om, zelfs lang daarna, de ongelukkige gevolgen van groote gebeurtenissen weg te nemen. Overigens, houdt u ten volle overtuigd, dat niets, wat de omstandigheden zullen veroorloovenzal verwaarloosd worden, en, dat al, wat ntensChe. lijker wijze mogelijk isdoor mij zal gedaan worden." DENEMARKEN. RoïenHagen den 24 Jnlij. De oude nationale haat, welke sedert eenwen bijna overal tusschen naburige volken heerschte, vertoonde zich vooral leven, dig tot voor de laatste tien jaren tusschen de Zweden en Denen. De vorderingen in beschavingvermeerderde handelsverbintenissen en de verwisseling van let. terkundige voortbrengselen, hebben denzelven zelfs van tijd tot tijd vermin derd, en de Opvvoners van den Sond meer geneigd gemaakt elkander vriend schappelijk en als naburen de hand te reiken, en eene nadere bekendscliap daar te stellen. In de laatste jaren heeft men daar, hetgeen vroeger zeker zeer zelden gebeurde, Zweden in groot aantal in Deensche steden en in ver. lustigihgs-plaatsen gezien terwijl daarentegen de Kópenhngers de gezond, heidsbronnen te Ramlösa inde nabijheid van Helsingborg bezochten, ja zelfs bij sommige gelegenheden er door de Zweden feesten ter eer van de Denen, en van dezen ter eer van genen gegeven werden. Zeer levendig werd vooral dit verkeer in den verloopen strengen winter, welke den Sohd en alle onze wateren voor het eerst sedert vele jaren gedu rende eenige maanden met eene vaste ijskorst bedekte dagelijks zag men lange ijssleden van Landscrona en Malmö naar [Copenhagen komen en van hier weder vertrekken, veel grooter echter was nog het verkeer tusschen HelsingÖr en Helsingborg. Dagelijks wandelden duizenden over den Sond de Helsingborgers verschenen van muzijkkoren vergezeld, des avonds bij fakkellicht te Helsingör, werden daar zeer gastvrij ontvangen en ontvingen onderscheiden bezoeken van hunne Deensche naburen. Tot herinnering aan dit vriendschappelijk verkeer en tot bevestiging van dezen nieuw-gelegden band, heeft de stad Helsingborg thans aan de stad Helsingör door eene plegtige deputatie eenen smaakvol bewerkten drinkhoorn geschonken, en in een daarbij gevoegd vriendschappelijk geschrift den wensch gevoegd, dat de oude nationale haat nimmer meer in de harten der Denen en Zweden, kinderen van eenen stam, wortelen mogt schieten en van nu af aan uitgeroeid zijn. Dat schrijven wijst te gelijk aan, om volgens de zeden der oude Skandinaviersdoor bezoek en geschenken gastvrije verbindtenissen aan te knoopen, en daarom is de drinkhoorn, dewelke volgens den wensch der Helsingborgers ingewijd zal worden, wanneer dezelve op de gezondheid van

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 1