melde heeren doen toekomen twee brfllanten ringen, vergezeld van eenen brief, waarin H. K, H, hare. bijzondere goedkeuring betuigde over de vor. deringen, welke ook deze tak van nijverheid in ons vaderland heeft gemaakt. Het genootschap' voor Leeraren aan de Gymnasiën hield op den 30 Jn'iij jl. ter dezer stede deszelfs achtste algemeene vergadering, onder voor zitting van den heer P. TydemanRector aan het Gymnasium te Tiel. [Iet dagblad de Avondbede van Vrijdag II. bevat het volgende: Van eenen wel onderrigten kant ontvangen wij eenige beschouwingen no. - pens de Nederlandsche Handel-Maatschappij, waaruit wij het niet onbelang rijk achten het navolgende over te nemen: De fluctuation, welke de aandeelen der Nederlandsche Handel-Maatschappij sedert ecnigen tijd ondervinden, verdienen apinerking, omdat dezelve in geen bepaald verband schijnen te staan met den algemeenen loop der prijzen van 'het Staatspapier. Het beursberigt, van den iajunij 11., lost het raadsel eeni- germate op; doch wij houden her er voor, dat de destijds opgegevene oor- zaak van daling door ons publiek niet met zaakkennis is beoordeeld geworden. Wanneer men let op het erkende nut, door de Nederlandsche Handel-Maat» schappij gesticht, op hare naauwe betrekking tot allerlei industriële inrigtin- gen en ondernemingenen eindelijk op den geest onzer Regering, die veel eer aan de bevestiging, dan aan de verzwakking van Zulk een belangrijk lig- chaam, doet denken, dan komt het Voor, dat er weinig gronden zijn voor bezorgdheid, al ware het dan ook, dat de gestadige uitbreiding der aan de Nederlandsche Handel-Maatschappij toevertrouwde zaken het denkbeeld eenér matiging iu het cijfer der provisie had doen ontstaan. Voor de ondervonden daling bestond, onzes inziens, te minder reden, om dat de prijs van het effect, in verhouding tot den standaard der rente, steeds gebleven is ver beneden het algemeene peil, waaruit volgt, dat eene matige vermindering der winsten geenszins eene aanmerkelijke prijsvermindering van het effect behoefde 11a zich te slepen. Uit Hoorn wordt aan het Algemeen Handelsbladonder dagteekening van den 3den Augustus, het volgende geschreven: Gisteren voormiddag is er brand ontstaan in de Groote Kerk alhier, welke met zulk eene hevigheid toenam, dat ten éën ure de toren met de klokken instórtte en het orgel met al wat houtwerk was, spoedig in de asch gelegd werd. Van de woningen, aan het kerkgebouw gelegen, is, in weerwil "der veelvuldig aangewende pogingen slechts zeer weinig gespaard kunnen blij ven; van verdere onheilen weet ik nog niets bijzondersdewijl hier alles in rep en roer is; doch ik meld u voorloopig dit in haast, ter voorkoming van ver. keerde geruchten, die weiligt ook door het terug blijven der veerschuit., weke heden avond te Amsterdam moet aankomen, nopens een en ander in omloop zullen geliragt worden. De oorzaak is nog onbekend; eenige pa. pieren van waaide zijn gered, alsmede het zilver, hetgeen voor het Nacht, maal gebruikt wordt. Allertreurigst is het gezigt daar van dat heerlijk stuk van bouworde onzer voorvaderen, zoo wat de kerk en hare sieraden betreft, als het orgel en den predikstoel enz., alsmede van den toren en het klokkenspel, niets dan een puinhoop en kale muren over is. In den morgen van den 31 Julij heeft er binnen Utrecht een zwaar óuweder gewoed, waarbij de bliksem een werkman op de steenbakkerij van Mevr.de weduwe Rase, buiten de Tolsteegpoort aldaar, heeft gedood. Deze man laat vrouw en kinderen na. Dezer dagen is te Zutphen overleden de'Wei-Edel Gestrenge heer Mr. A. Op ter. Hoort, President der Regtbank van eersten aanleg aldaar, en Rid. der der orde van den Nederlandschen Leeuw. Dezer dagen is te Leeuwarden, juist op zijnen zes-en-tachtigsten ver. j&ardag, overleden zekere Anne LFjbes IHeydema, de laatst overgeblevene van zeven broeders en zusters, van welke een den ouderdom van vijf-en- negentig jaren en negen maanden heeft bereikt, twee acht-en-tachtig jaren Oud zijn geworden, terwijl een in den ouderdom van zeven-en-tachtig jaren een in dien van acht-en-zeventig jaren en een in zijn een-en-zeventigste levensjaar overleden is. Uit Groningen meldt men van 2 Augustus Een droevig ongeluk heeft hier eenige tamilien in diepen róuw gedompeld. Gisteren morgen wandelden zes jongelingen naar het naburige Paterswolde, om aldaar den dag in vrolijkheid door te brengen, zoo als vele Groningersin den zomer tot uitspanning gewoon zijn te doen. Om zich een weinig met roeijen te vermaken, begaven zij zich, met den Kastelein, bij wien zij hun intrek hadden genomen, omstreeks den middag, in een bootje en zijn daar mede op eene zoogenaamde veendobbe, of waterpoel, door het uitgraven van het veen omstaan, rondgevaren, tot dat plotseling het wrakke scheepje bezweek, allen in de slijkerige diepte wegzonken, en slechts één van heit het geluk had, zijn leven te kunnen redden. De verongelukte personen zijn: de Kastelein te Paterswolde, H. Hccrkens, oud 44 jaren, en onze stadge- nooten Derk Singer, oud 20 jaren, Jacob Bocrma, oud 20 jaren, Jan Oetzes Tiddens, oud 17 jaren, Martinus Bosman, oud 24 jaren en Elias Hoppinga oud 21 jaren. Met groote moeite en verbazende inspanning van krachten heeft de zevende persoon, weike zich in het bootje bevond, genaamd Klaas Folhers, van Winschoten, zich zeiven kunnen redden. Geene hulp was op dit oogenblik nabij en toen dezelve eindelijk kwam, was het te Iaatde slagt- cffers van dit ongeluk waren in Slik en moerassig water, na wanhopig wors telen tegen dezen verschrikkelijken dood, reeds omgekomen. Geneeskundige hulp was ook te verre verwijderd, dan dat dezelve vroeg genoeg heeft kun. nen aangewend wordenom misschien den een' of anderen nog te behouden. Voorleden Woensdag zijn door de troepen in het kamp van Reijen ge- legerd, in tegenwoordigheid van HH. KK. HH. den Prins van Oranje en zijne drie Doorluchtige Zonen, groote manoeuvres in het vuur uitgevoerd geworden. Ten acht ure des morgens rukten de twaalf bataljons infanterie, die onder het opperbevel van den Generaal-Majoor Favauge in liet kamp gelegerd zijn, hetzelve uit en trokken, in vereeniging met het regiment kurassiers N°. 1, het regiment lansiers en de batterij veldartillerie, N°. 8, welke vooraf uit hunne kantonnementen in tijds op de kampplaats versche nen waren, in onderscheidene kolonnen, over de heide henen, die naar het dorp Gilze leidt, welk dorp voorondersteld werd door vijandelijke troepen bezet te zijn. De tiraljeurs openden hier het vuur, en werd het dorp met kracht aangevallen hetgeen den vermeenden vijand tot den aftogt noopte?, waarop onze troepen het dorp doortrokken en zich achter hetzelve, op de 'heide van Chaam, waar de vooronderstelde afgetrokken vijand scheen stand te houden, depioijeerden en zich in twee linien in batalje schaarden, met de kavallerie achter en op de vleugels, en het geschut in het midden, fie vijand werd achtervolgelijk door het kanonvuur en het half-bataljons- en twee gelederenvtiur der infanterie aan het wankelen gebragt, waarna onder- scheidene aanvals-kolonnen, uit de tweede linie gevormd en door de eerste doorgelatende vijandelijke linie in verwarring en aan het wijken bragten daar de vijand thans echter zijne kavallerie ontwikkelde moest onze infanterie zich in carré formeren, waarna zij, door haar welgerigt vuur; den vijalid afsloeg. Door de kurassiers werd alsnu eene charge op des vijands linker flank gedaan, terwijl de lansiers den vijand regts aanvielen, waardoor het gevecht beslist werd. Deze verschillende krijgsbewegingen, formatien en frontveranderingen wer- den door de onderscheidene wapenen met groote naauwkeurigheid uitgevoerd. Na den afloop der mnnoeuvers, defileerden nog de troepen voor den Prins Veldmaarschalk, waarna dezelven wedtr naar het legerkamp en de kanton nementen aftrokken. Toen de Prinsen naar Tilburg terugkeerden en de troepen, alstoeit op de plaats rustende, passeerden, werd door dezelven een algemeen gejuch aangeheven. Het weder was bij uitstek fraai en zeer gunstig voor de uitvoering eener dergelijke krijgsoefening. I11 de Bredasche Courant leest men: 1, - - Door een passagier van het op den 9deu Mei jL, bij het Kaapsche Rif ontredderde barkschip de' Zaanstroom zien wij ons in;staar gesteld om van dit noodlottig voorval de volgende bijzonderheden mede te deelendie waar. "schijnlijk niet zonder belangstelling gelezen zullen worden: Het genoemde barkschip, gevoerd'door Kapitein P. P. Middel, vertrojc den 3den Maart'jl. van Batavia, cièstinatie hebbende naar Amsterdam, en kwatri, 11a zeventien dagen in Straat Stuïda door tegenwinden te zijn opge houden, den 2osten eerst in het ruime sop. Door gestadige koelten begun stigd, zette het nu zijne reis zonder hinder voort tbt'den'3den Mei, toen het, ter hoogte van het Natans-punt, bij het Kaapsche Rif, gekomen,door een geweldigen storm beloopen werd, die 48 uren aanhieldwaardoor het schip zwaar werd geteisterdonder anderen een gedeelte zijner verschansing verloor en eenige Iekkaadje bekwam. Nadat de storm bedaard en de zee aan het afnemen was, herstelde men het beschadigde zoo goéd mogelijk en trachtte men, met over en wéér te laveren, tegen de ongunstige noordweste- en zuid- hveste-winden op te zeilen: dit duurde tot den pden Mei, toen de wind zich eensklaps weder vefhief, en de zee hoog kwam opzetten. Tot op het groot marszeilden bezaan- en voorsteng en het slagzeil na, werden nu alle zei. len geborgen, en bereidde men zich overigens op het nieuwe onheil voor. De storm nam hand over hand toe, de zee ging hoe langer hoe hoöger en sloeg gestadig over het vaartuig heen, waardoor al wat op het dek stond omver en over boord geslagen werd, onder anderen een tiental varkens, aide watervaten, enz., terwijl de kombuis totaal vernield Werd; de bood werd door den woedenden storm uit hare klampen losgerukten niet dan niet do grootste inspanning kreeg men dezelve weèr tegen boord vastgejord; lot over maat van ramp, scheurde de wind het digtgereefd groot marszeil vau boven tot beneden op en nam het bezaan-en schoenjerzeil geheel weg. Een nieuw groot marsteil verving weldra het gescheurde en werd onder de ra digt ge reefd. In dfeii toestand, en terwijl de zware buijen onophoudelijk aanhiel den, ging men den nacht te gemoet. Ten twee ure 11a middernacht werd men gewaar, dat er beweging in het roer was en verkreeg men aldra üe ge wisheid, dat het in den kop gespleten en van onderen los was; hierdoor sloeg hetzelve met zulk een geweld tegen het achterschip, dat men alle oogeu- blikken moest duchten, dat het door het schip heenstooten en het vaartuf' alzoo onvermijdelijk eene prooi der golven zou worden. Geen kans ziende om hetzelve vast te zetten, werden thans alle pogingen aangewend om hec geheel kwijt te worden, hetgeen, na veel moeite, tegen 5 ure in den mor genstond gelukte. Verblijd over het welgelukken hiervan, wilde men zich met nieuwen moed aan het pompen begeven, toen men, tot aller ontsteltenis het water gaande weg in het schip zag wassen, hetgeen, bij onderzoek' bleek veroorzaakt te worden door het afwijken van den achtersteven, en doordien al de stutten van het dek, bij het over boord slaan der verschan sing, tevens met een gedeelte van het potdeksel-mede waren afgerukt. D;e benaauwende toestand duurde tot den uden op den middag voort; töeneersc werden het weder en de zee eenigzins handzamer. Hiervan maakte men ter stond gebruik om een noodroer zamen te stellen; doch door de nog steeds 'hooge zee en daarop volgende windstiltewilde het schip niet sturen en moesc men hetzelve, onder gestadig pompen, op Gods genade laten voortdrijven. Den I3den met het aanbreken van den dag, werd men onderlij een schip gewaar en bespeurde men, met den kop om den Noord liggendetevens land, zijnde dit het land bij de Mosselbaai. Terstond werd op den Zaan- strom de Hollandsche vlag ten onderste boven van den voortop gehesclien hetgeen door het bijschen der 'Hollandsche vlag van den gaffel van het in hec gezigt zijnde vaartuig beantwoord werd, hetwelk te geltjker tijd koers naac het in nood zijnde barkschip zette. In den namiddag was hetzelve bij den Zaanstroom genaderd, en bleek alsnu te zijn de Middelburg, Kapit, C. lliec- ■iels, van Batavia naar Nederland. Op de vraag van laatstgenoemden Kapi-f tein, waarin hij van dienst kon zijn, begaf Kapitein Middel zich met da sloep naar zijn boord, om den toestand van zijn vaartuig bekend te maken, waarna Kapitein Rieckels met de meeste bereidvaardigheid besloot om voorl eerst zich niet te verwijderen. Tegen den avond zag men in de verte no£ een barkschip, hetwelk eerst koers naar den Zaanstroom scheen te zetten, doch .naderhand weer afhield. Vol van verlangen om de schipbreukelingen van nut te wezen, maakte Kapitein Rieckels jagt op dit vaartuig, doch inoesc hiermede ophouden, daar hij anders den Zaanstroom uit bet gezigt had kun- 'iien verliezen. De nacht werd weder onder aanhoudend pompen doorgebragt; maar des morgens bevond men desniettemin dat er drie voet water in hec schip stond, hetgeen de equipagie den Kapitein deed verzoeken om het schip te verlaten, daar er nu nog gelegenheid voor lijfbehoud was; terwijl bij hec opsteken van den wind die gelegenheid voorbij was en de Middelburg medé groot gevaar zou loopen. Kapitein Rieckels hierop aan boord van den Zaan- stroom komende, en de drangredenen der equipagie vernomen hebbende nam hij den staat van het schip op, en'verklaarde, dat hij wel bij het wrak wilde blijven, maar hetzelve niet op sleeptouw konde nemen, of het altharS 'bij noodweër toch moest laten glippen. Na nogmaals rijpelijk den toestand overwogen te hebben, waarin men zich bevond, kwam men tot dit besluie om het steeds meer en meer reddeloos wordende vaartuig, hoe ongaarne dan ook, te verlaten, daar anders niets dan de dood voor oogen was. lit bood en sloep werd nog zoo veel van de provisie enz. geladen, als mógelijk •was; en des achtermiddags ten 4 ure verliet men gezamenlijk het ontred derde vaartuig, om zich aan boord van den Kapitein Rieckels te begeven, die zich toen gedurende de verdere hansche réis even gastrij als menschlie- vend betoonde, en in aller behoeften zoo veel doenlijk voorzag. Den vol genden morgen zag men het verlaten wrak nog drijven en deed de manschap nog eene poging, om iets meerder van de provisie'te redden, hetgeen hun nog gelukte; het water stond toen echter reeds tusschendeks. Tegen den avond kwam eene koelte opzetten en stuurde de Middelburg koers naar hec Vaderland; met weemoed oogden den gezagvoerder en de manschap van den Zaanstroomnaar het vaartuig, dat zij ten spel der vernielende golven moes ten achterlaten. Den 3den junij wierp de Middelburg hec anker te St. He. lenaalwaar te gelijkertijd het schip Maria Hil/ègonda, Kapitein de Jong, aankwam, volgens Wiens verklaring eens menigte voorwerpen tot den Zaan stroom behoord hébbende, reeds drijvende waren gezien. De passagiers op het vaartuig de Zaanstroom waren dé gepensioneerde! Kapitein dér infanterie G. Bernaerts, Doctor Giimme met echtgenoot en kind; de wachtmeester Monprooit, én een korporaal. De leden van den Liraburgschen Gemeenteraad hebben bij Leopold van Belgie, terwijl hij in het kamp van Beverloo vertoefde, een gehoor gehad en hem hec volgend adres overhandigd: Sire'! „Het c'ractaat van 15 November 1831 is door Holland niet ten gepastêrt 'tijde aangenomen; daar het niet "terstond ten uitvoer is gelegd en in de om. standigheden waarvoor het was daargesteld, kan het voor Belgie niet meef verbindende zijn. „Limburg heeft nimmer deszelfs toestemming gegeven tot dit tractaat dat tweevoudig onregtvaardig isvooreerst wac den afstand van een deel des grondgebieds en ten tweede wat de verdeeling der schuld betreft. „Sedert hijna eene halve eeuw zijn al de gedeelten van Limburg onder, ling verbonden en maken een geheel uit. „De provincie, het gansche land heeft deszelfs onafhankelijkheid doof gezamentlijke krachtsinspanning verworven. Zouden Belgen, die onder eènen Vorst van hunne keuze, onder eene vrijzinnige zich zeiven gegeven con. stitntie leven, die eenen en denzelfden 'Oorsprong, dezelfde godsdienst, dezelfde zeden, dezelfde belangen hebben, er in kunnen bewilligen om hunne broeders op te offeren?

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 2