A". 1838. ,L E Y D S C H E IS". ?3. C 0 U R A MAANDAG, 2 J U L IJ. .Xt s*i-* +?j Burgemeester, en Wethouders der Stad Leyden, brengen mits deze ter ken- «nisse van de belanghcbbeudcn, dat bij Hun Ed. Achtb. van den Controleur der Directe feêlastingen is ontvangen liet primitieve Kohier der Personecle Belasting, dienst 1838 en ;g^, van de vier eerste Wijken dezer Stad, welke op den assten dezer maand is executoir Verklaard, en dat dezelve aan den Heer Ontvanger is verzonden. Leydenden 28 Jufaij 1838. J 1 J. G. de mey» Ter ordonnantie van dezelve, P. A. du Pui. NEDERLANDEN. Leyden den iscen Julij. Het Algemeen Handelsblad meldt, dat, naar men vernam, de Hoogleeraar Roijens voor zijne benoeming naar deze stad bedankt heeft. Men meldt uit 's Gravenhage van den 29 Junij: Z. K. H. de Prins van Oranje is van zijne Duitsche reis, gisteren nacht in deze Residentie teruggekeerd. Laatstleden Donderdag, den 2isten dezer, is de rouw over wijle Hare Maj. de Koningin geëindigd. De groote of geheele routv, welke 25 weken geduurd heeft, heeft een aanvang genomen op Donderdag, den 26 October 1837, en is op Donderdag, den 19 April jl., geëindigd; de middelbare of halve rouw is gedurende zes weken, van 19 April tot 31 Mei, gedragen; en de kleine of ligte rouw 3 weken, van 31 Mei tot Donderdag den 21 Junij. Bij het eindigen van het dragen van rouw voor wijle Neétlands dierbare Ko ningin, uit men den opregten wensch, dat het den Algoede moge behagen het Vaderland lange van dit droevig verschijnsel te bevrijden, Men leest in het Journal de la Haye het volgende belangrijke berigt; Wij vernemen van goedeihand, dat de Duitsche Bondsvergadering dezer dagen heeft bewilligd in den afstand vair een deel van Luxemburg aan Bel gië, behoudens eene. schadeloosstelling in grondgebied, door Zijne Maj. den Koning der Nederlanden aan den Duitschen Bond toe te kennen. Men verneemt, dat het Hoog Bewind sceeds ernstig bedacht is op het beramen van de gevorderde maatregelen, ten einde het Haarlemmermeer droog te maken, en in vruchtdragende velden te verkeeren. Z. D. H. de Groot-Hertog van Baden, die den 24sten dezer Carlsrulie verlaten heeft, om zich naar Scheveningen te begeven, ten einde er de zee-baden te gebruiken, is heden avond in deze Residentie aangekomen, en aan het hótel de Bellevue afgestapt. Gisteren morgen is in den ouderdom van bijna 71 jaren, in deze Re. sidentie overleden, de hoog-edel-gescrenge heer Mr. Daniel Jacob Heeneman, in leven Kamer-President van het Iloog-Geregtshof, Ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. De heer Ramon de la Sagru, lid van het Koninglijk Instituut van Frankrijk, die de instellingen van liefdadigheid en de gevangenissen in de Vereenigde Staten en in Belgie heeft bezocht en nagegaan, is thans in deze Residentie aangekomen, en aan den Gouden Leeuw afgestapt, ten einde zich nopens den staat van een en ander in ons Rijk te onderrigten. Naar men verneemt, heeft de wel-edel-gest. heer Mr. G. J. Jordens, thans Raadsheer bij het Hoog-Geregtshof, en door Z. M. benoemd tot Pre. sident van het Provinciaal Geregtshof van Overijssel te Zwolle, voor laatst» genoemde betrekking bedankt. Ook verzekert men, dat de heer Mr. .7. H. Huygens verzocht heeft van alle regterlijke betrekkingen verschoond te blijven. Naar men verneemt is, uit onderscheidene opgave, betreffende de thans onder het Rundvee in sommige provinciën van het Rijk heerschende long ziekte, gebleken dat, van den kant van eenige besturen, te weinig de hand gehouden wordt aan de naleving van de op dit stuk bestaande verordeningen, en bepaaldelijk van art. 459, 460 en 461 van het nog in werking zijnde wetboek van strafvordering. Dienvolgens heeft de Koning het verlangen doen te kennen geven, dat aan de betrokkene autoriteiten en collegien de bestaande verordeningen, tot weering der heerschende veeziekte, herinnerd worden, en dat vooral de plaatselijke Besturen worden aangeschreven, om, zich het middel ter afsluiting ten nutte te maken, waardoor welligt de ziekte reeds sedert lang in hare uitbreiding zou zijn beperkt geworden. Volgens de bij het algemeen Bestuur ingekomen berigten, wordt inzonderheid hieraan nergens de strenge hand gehouden, zoodat de wet, die de krachtigste ,mid. delen aan de hand geeft, kan beschouwd worden niet te bestaan, dewijl men het veelal bij redekavelingen en het vragen van inlichtingen laat berus ten, daar toch de afzondering, indien zij gestrengelijk wordt ingevoerd, voor een groot gedeelte met den maatregel van het doodslaan dan ook on. der een langer verwijl, kan worden gesteld. Uit krachte van Zr. Ms. be velen heeft derhalve het gewestelijke Bestuur de voorschriften, in de jaren 1836 en 1837 hieromtrent gegeven, aan de daarbij betrokkene autoriteiten, commissien én ambtenaren herinnerd, en de stipte naleving van dezelve, voor zoo veel hen aangaat, hun op nieuw aanbevolen, met ernstige aan schrijving in het bijzonder aan de stedelijke en plaatselijke Besturen, om te zorgen dat, in voorkomende gevallen, het zieke van het gezonde vee afgezonderd worde en blijve, invoege zoo als in 1837 reeds gezegd is; zul lende, om de naleving van dien maatregel te beter te verzekeren, de poli. tie-beamaten door die besturen, ten aanzien van het toezigt op de afzonde, ring der zieke beesten, onder eene omiddelijke verantwoordelijkheid kun. nen gebragt, en bij de minste oogluiking of afwijking deswege gestrafc wor den. Het stellen van eenige voorbeelden, door de overtreders te doen ver volgen en straffen, overeenkomstig de boven aangehaalde artikelen van het wetboek van strafvordering, of (in die gevallen, waarin deze niet kunnen worden ingeroepen), ingevolge de bepalingen der wet van 6 Maart 1818 (Staatsblad N°. 12) zou, naar het gewestelijk Bestuur oordeelt, indien zulks tevens werd bekend gemaakt, het beste middel leveren, bij het bevorderen der zaak, het kwaad te beteugelen en bovendien het verkeerde denkbeeld wegnemen, hetwelk sommigen schijnen opgevat te hebben, als of van wege het Bestuur in deze met te veel toegevendheid zou worden te werk gegaan. De gemeente-Besturen zullen alzoo niet moeten nalaten, om elke overtre. ding op de hierboven aangeduide wijze behoorlijk te doen conscateren, en de gewestelijke Overheid met den uitslag van het regterlijk gewijsde be kend te maken. Door de Hoofd-Commissie tot de zaken der Israëliten is ter kennis der belanghebbenden gebragt, dat zij, die als Student in de Israëlitische godge leerdheid verlangen te worden ingeschreven, of als Bagnal Darsjouim Magi- dim en Rabbinale Aspiranten, bij het Rabbinaal-Collegie zich willen laten examineren; of wel, na aflegging van bet vereischt examen, ten einde in de Israëlitische godgeleerdheid bij het Seminarium te Amsterdam te wordeö opgeleid, met toekenning van ondersteuning, zij zich met een op zegel geschreven verzoek, vóór den I5den Julij aanstaande, alsnog tot de Hoofd- Commissie, bij gefrankeerde brieven kunnen vervoegen, terwijl diegene, welke door de Hoofd-Commissie worden toegelaten, nader zullen worden opgeroepen, tijdens dat de bijeenkomst van het Rabbinaal-Collegie van Examinatoren zal plaats hebben. Te Bodegraven ontstond den 28 Junij, in de broodbakkerij van M. J. Loonink, brand, die echter spoedig gebluscht is. Veel van het graan en de goederen, zoo wel van den bakker, ais van drie bij hem inwonende huis gezinnen, is verloren gegaan, voor wie door den Burgemeester aldaar, den heer Zalm, de liefdadigheid wordt ingeroepen. Men meldt uit Utrecht van den 2S Junij De heer H. J. Mareschal, die den 24sten der vorige maand de jufvrouwen Slangen uit het water heeft helpen redden, had eergisteren het geluk een jongetje van 6 jaren uit het water te halen, hetwelk zonder hein stellig zoude verdronken zijn. Omstreeks vier ure speelden eenige knapen aan het Leidsche Veer, waarvan er een in het water viel. Maresclial, die aan den Singel was, komt, op het roepen om hulp, aanioopen, en naauwelijks ziet hij het kind in het water, hetwelk al begon te zinken, of hij springt er in, en komt met den knaap terug, die hij naar zijn hnis neemt en doet verple. gen, waardoor hij hem in het leven heeft behouden. Dit ongeluk is niet aan de achteloosheid van de ouders toe te schrijven, want de moeder was uit het werken, om het brood voor hare 5 vaderlooze kinderen te verdienen. Uit de provincie Zeeland wordt van den 28 Junij geschreven: Het stadje Neuzen, dat door de aldaar sedert vier jaren aangelegde forti, ficatie-werkenongemeen in welvaart en bedrijvigheid heeft toegenomen, zal weldra, als uit hare asch herboren, den aangewezen rang in de vestin. gen van Noord-Nederland bekleeden. Bij de afschudding van het Spaansche juk in 1572 en 1573, werd dit plaatsje, door den Hertog van Alba, tegen de aanvallen der watergeuzen versterkt, welke hetzelve echter spoedig ver» meesterden; later, door Prins Maurits, aan den Prins van Parma ontnomen, werden de in dat tijdperk bestaande verdedigins-middelen aanzienlijk ver meerderd, en bleef het toenmaals genaamde Fort ter Neuzen een geducht en krijgshaftig aanzien behouden tot in het begin der 18de eeuw. Na dien tijd werden de fortificatiën langzamerhand in bouwland herschapen, zoodat er in onzen tijd genoegzaam geen spoor van vestingwerken rondom dit plaatsje overbleef. De Belgische opstand bragt echter eene zeer gunstige verandering in het lot van Neuzen te weeg, de aangelegde zeer aanzienlijke vestingwerken lokten eene menigte arbeiders en handwerkslieden derwaarts, welke aldaar hun bestaan vonden, aanmerkelijke geldsommen kwamen er in omloop, het plaatsje bekwam daardoor eenen sedert lange jaren ongekenden graad van voor spoed welke gunstige omstandigheden nog zullen doen toenemendaar men binnen kort in hetzelve eene groote kazerne en bomvrije kruidmagazijnen zal aanleggen. Ook verneemt men dat de openliggende pleinen zullen wor» den bebouwd, waardoor dit voorheen onaanzienlijke stadje, binnen weinige jaren in eene uitmuntende aangelegde vesting en fraaije nieuwe stad zal worden hervormd. Uit Breda meldt men van den 28 Junij: De leger-afdeeling, welke in de eerste dagen der volgende maand het kamp bij Reijen zal betrekken, zal zijn zamengesteld als volgt: Bevelhebber: Generaal-Majoor de Favauge; iste brigade: Generaal-Ma. joor van Stirum; voorts bestaande uit het iste, 2de en 3de bataillon der 7de afdeeling infanterie, en het iste, 2de en 3de bataillon der 10de afdee- ling infanterie; 2de brigade: Generaal-Majoor de Harten bestaande uit: lste en 2de bataillon der 2de afdeeling infanterie, iste en 2de bataillon der 18de afdeeling infanterie en isteen 2de bataillon der 17de afdeeling infanterie. In de eerste dagen der maand Augustus zullen deze troepen door eene andere leger-afdeeling vervangen worden, welke gecommandeerd zal wor» den door Zijne Exc. den Luitenant-Generaal Baron van Geen, en bestaan zal: iste brigade: Generaal-Majoor, Z. K. H. de Erfprins van Oranje iste bataillon jagers, iste en 2de bataillon der afdeeling grenadiers, isce, 2de en 3de bataillon der 8ste afdeeling infanterie; 2de brigade: Generaal- Majoor Klerck, 2de bataillon jagers, iste, 2de en 3de bataillon der 5de af deeling infanterie en het 2de en 3de bataillon der 9de afdeeling infanterie. O O S T - I N D I E. Batavia den 14 Februarij. Het Hoog-Militair-Geregtshof van Neder- landsch-tndië heeft, na een behoorlijk onderzoek der zaak van den gewezeil Commandant van Zr. Ms. stoomschip IVillem I, J. K. D. Lammleth, bij eene uitvoerig gemotiveerde sententie van den 30 Januarij jl., verklaard, dat de iste Luitenant honorair bij het op te rigten corps mariniers, K. D. Lammleth, gewezen Bevelhebber van Zijner Majs. stoomschip IVillcm I, zich wegens het .verlies van gemeld vaartuig volkomen heeft verantwoord, en heeft hein vrijgesproken van alle schuld of pligtverzuim deswege, én mitsdien ontheven van alle verdere vervolgingen te dezer zaak, alsmede van de kosten. De voormelde uitspraak is hoofdzakelijk gegrond geweest op de overwegingen, dat het verlies van Zr. Ms. meergemeld stoomschip IVillcm I alleen moeten worden toegeschreven aan de omstandigheid, dat de ligging der Lucipara-eilanden en reeven op de daarvan bestaande kaarten en speciaal op die van Horsburgh, in 1833 uitgegeven, en welke door alle zeevarenden steeds wordt geraadpleegd en gevolgd, niet behoorlijk is geplaatst en be kend gesteld; zijnde het uit het gehouden onderzoek volkomen gebleken, dat de gezagvoerder Lammleth, in de bepaling van den koers, al die maatrege len van voorzigtigheid beeft in het werk gesteld, welke van eenen goeden en getrouwen gezagvoerder van een lands vaartuig konden verwacht worden. Door Zijne Exc. den Gouverneur is benoemd: Tot Predikant der tweede klasse bij de Hervormde gemeente te Soura- baya, daaronder begrepen Sumanap, de onlangs uit Nederland aangekomen Predikant der tweede klasse, A. tVestenbrink Meyer. In de laatste in Nederland ontvangen berigten van Java, werd gewag gemaakt van toebereidselen tot eene onderneming, door de Nederlandsche troepen op Sumatra, tegen het belangrijke, aan de Indische bezittingen al. daar grenzende district, bekend onder de benaming van de dertien Kotta's. Thans verneemt men uit over Havre oncvargene brieven van Padang, van den 24sten Februarij 1, I., dat die onderneming met den gewenschteil

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 1