A0. 1838. LEYDSCHE C O R A N T. VRIJDAG, NEDERLANDEN. *9 J U N IJ. Leyden den 28sten Junij. t)e Staats-Courant van heden bevat hec volgend besluit van den n Junij *838, houdende voorloopige verordeningen opzigtelijk de waarneming der functien van Procureur en Deurwaarder bij de Regterlijke Collegien, die, Volgens de nieuwe Nederlandsche Wetgeving, zullen worden ingevoerd: Wij WILLEMbij de gratie Gods, Koning der NederlandenPrins van Oranje-NassauGroot-Hertog van Luxemburgenz. enz. enz. Willende voorloopig en tot tijd en wijlen daarin nader door Ons zal zijn voorzien, de noodige verordeningen vaststellen opzigtelijk de waarneming deï functien van Procureur en Deurwaarders bij de Regterlijke Collegien, die, volgens de nieuwe Nederlandsche Wetgeving, zullen worden ingevoerd; Op de voordrage van Onzen Minister van Justitie, van 23 Mei 1838 N°. 84; Den Raad van State gehoord; Herzien Ons besluit van den 8sten Junij 1829, 'Staatsblad N°. 46); Hebben besloten en besluiten: Art. i. De Hooge Raad zal aan Onzen Minister van Justitie, in tijds, inzenden eene voordragt van personen, welke met den isten October aan- staande voorloopig als Procureurs alle regtzaken zullen waarnemen, toc.de bemoeijenissen van een Hoogen Raad behoorende. 2. De Procureurs, thans bij het Hoog-Geregtshof van 's Gravenliage fungerende, zullen voorloopig in die hoedanigheid werkzaam blijven bij hec provinciaal Geregtshof van Holland, voor zou verre zij niet mogcen verkie zen, voorloopig, in die betrekking bij een der Geregtshoven in de andere provinciën te fungeren, in welk geval zij echter, daartoe, Onze bijzondere toestemming zullen behoeven. 3.„ De functien van Procureur bij de provinciale Geregtshoven, uitge- zonderd in de provincie Holland, zullen voorloopig worden waargenomen door de Procureurs, thans aangesteld bij de Regtbanlten van Eersten Aan leg" in de hoofdplaats van iedere provincie, onverminderd de bevoegdheid, om tevens voorloopig bij de nieuwe Arrondissements-Regtbank aldaar werk. zaam te zijn. 4. De Procureurs, thans bij de respective Regtbanken van Eersten Aan. leg fungerende, zullen, voorloopig, werkzaam blüven bij de Arrondissements. Regtbanken, vervangende de Collegien, bij welke zij tegenwoordig dezelfde bediening bekleeden. In de gevallen bij de wet voorzien, zullen de func. tien van Procureur bij de Criminele Regibank te Amsterdam, voorloopig worden waargenomen door de Procureurs, die, aanvankelijk, bij de Arron. dissements-Regtbank te Amsterdam zullen werkzaam zijn. 5. Te rekenen van den isten October aanstaande af, zullen de thans bij het Hoog-Geregtshof in 's Gravenhage, fungerende Deurwaarders, die functien voorloopig, bij den Hoogen Raad, mitsgaders bij het provinciaal Geregtshof van Holland, blijven uitoefenen. 6. Bij de overige provinciale Geregtshoven zullen, insgelijks voorloopig, de functien van Deurwaarder worden waargenomen, door de Deurwaarders thans werkzaam bij de Regtbanken van Eersten Aanleg in de hooldplaatsen der provinciën; zij zullen tevens bevoegd zijn, om dezelfde functien, voor loopig bjj de nieuwe Arrondissements-Regtbanken aldaar te bekleeden. 7. De Deurwaarders, thans in functien bij de respective Regtbanken van Eersten Aanleg, zullen, voorloopig, die hoedanigheid blijven uitoefe nen bij de Arrondissements-Regtbank, vervangende het Collegie, waar bij zij thans zijn aangesteld. Insgelijks zullen de Deurwaarders der tegenwoor dige Vredegeregren hunne functlenjvoorloopig blijven uitoefenen bij de Kanron- Geregten, die, ter vervanging der eerstgenoemden, zullen worden ingesteld. 8. :l>e Deurwaarders, welke, voorloopig, bij de Arrondissements-Regt bank te Amsterdam zullen fungerenzijn tevens bevoegd om bij de Criminele Regtbank aldaar dtzelfde ambtsverrigtingen te vervullen. 9. De Hooge Raad zal, binneij den tijd van drie maanden, na deszelfs eerste openbare zitting, aan Onzen Minister van Justitie eene voordrage indienen omtrent het definitivelijk aan te stellen getal Procureurs, Deur waarders en verdere Regtsbedienden bij denzelven. 10. De provinciale Geregtshoven zullen, insgelijks, binnen den tijd-van drie maanden, 11a derzelver installatie, aan Onzen Minister van Justitie eene voordragt inzenden omtrent het definitivelijk aan te stellen getal Procureurs, Deurwaarders en Regtsbedienden bij dezelve, mitsgaders omtrent het aan te stellen getal Procureurs en Deurwaarders bij de Arrondissements-Regt banken en van de Deurwaarders bij de Kanton-Geregten. 11. Gelijke voordragt zal door de Criminele Regtbank te Amsterdam wor den ingezonden aan Onzen Minister van Justitie, voor zoo veel aangaat de bij dezelve aan te stellen Deurwaarders en verdere Regtsbedienden. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van liet tegenwoor dig besluit, hetwelk aan den Raad van State medegedeeld en in het Staats blad geplaatst zal worden. Gegeven te 'j Gravenhage, den nden Junij des jaars 1838, van Onze Regering het vijf en twintigste. (get.) WILLEM. Van wege den Koning, (get.) Van Doorn. Uitgegeven den zeven en twintigsten Junij 1838. De Secretaris van Staat, (get.) Van Doorn. Rij Koninglijk besluit van den 4 Junij 1838, (Staatsblad N°. 16)is de onlangs te Rotterdam tot stand gebragte naamlooze Maatschappij, onder de benaming van: de Maatschappij voor Brand- en Zeegevaar, bekrachtigd, en de deswege tusschen de deelgenooten aangegane acte van overeenkomst, goedgekeurd. Blijkens die acte, welke op den it Mei 1838, ten overstaan van de Notarissen M. van der Looij en A. van Rijckevorsel TVzn.te Rot. lerdam is verleden, is deze maatschappij aangegaan voor den tijd van vijf. tien jaren, waarvan het laatste verschijnen zal den laatsten December 1853, met bepaling evenwel, dat zij zal moeten ontbonden worden bij een verlies van 20 ten honderd van het maatschappelijk kapitaal, behoudens wederaan. vulling van hetzelve, of voortzetting van het verminderde kapitaal, bijaldien daartoe de Koninglijke toestemming wordt verkregen. Plet doel der maat. schappij bepaalt zich uitsluitend tot verzekering tegen zee-en brandgevaar; doch zal zij voorloopig alleen verzekeren tegen zeegevaar, en wel niet hoo- ger, dan ten bedrage van tien duizend guldens per bodem van het grootste charter, terwijl eventueel, wanneer tot verzekering tegen brandgevaar wordt besloten, het maximum van iedere brandpost bepaald is op ƒ25,000. Het maatschappelijk kapitaal is vastgesteld op vijfmaal honderd duizend guldens, verdeeld in honderd aandeelen vijf vijf duizend guldens ieder, welke bij het 9 frV XA "X verlijden der acte Waren geplaatst, en waarop bij voorraad tien ten honderd zal worden gestort. Het bedrag der reserve-kas is bepaald op 10 pCt. van het ingeschreven kapitaal, en het stemregt zal overeenkomstig de daarom trent bestaande verordeningen worden uitgeoefend. Het bestuur der maat. schappij is Opgedragen aan de heeren D. Twiss, M. Plemp, P. J. van Zwijn- drecht en I'. H. Tromp, als Commissarissen, en Franciscus Henricus Nor fier, als Directeur, allen te Rotterdam wonende. Eindelijk is aan de gezamenc. iijke belanghebbenden opgelegd de naleving der bestaande verordeningen en voorschriften, vervat in het Koninglijk besluit van den isten December 18-3, (Staatsblad N°. 60). Eervol is uit 's Rijks dienst ontslagen, de Ingeneur van den waterstaac vah Loon, en is in zijne plaats benoemd de heer Schovel, oudste adspirant van gemeld collegie. 7.. M. heeft, op daartoe gedaan verzoek, ingetrokken de benoeming van den surnumerair bij 's Rijks belastingen, Mr. A. F. Baron Sloet van Zwanen- burg, als ontvanger te Zoelen. Aan den Kapitein N. Geyer, behoorde hebbende tot de 2de afdeeling In. fanterie, is het non-activiteits-tractement toegelegd. Dezer dagen is aan de plaatselijke Besturen te kennen gegeven, dat het eene bekende daadzaak is, dat de wijze, op welke de verzorging der krahkzinnigen in Nederland plaats heeft, ondanks de hier en daar in de laat ste tijden daargestelde of voorgenome min of meer belangrijke verbeteringen, in het algemeen nog zeer gebrekkig is, en dat eene geheele hervorming als eene hoogst wenscheliike zaak is te beschouwen, waardig de belangstelling en behartiging èener Regering, welke, in geen ander opzigtmet betrek, king tot al wat onder instellingen van menschlievendheid kan gerangschikt wordenvoor eenig ander landsbeheer behoeft onder te doen. Deze gewig- tige aangelegenheid, waarop de aandacht van Z. M. sedert eenen geruimen tijd onafgebroken is gevestigd geweest, is thans, op last van Hoogstdezelve, op nieuw tot een punt van opzettelijk onderzoek en overweging gesteld, waarvan de uitslag is geweest, dat de Koning, op de meest stellige wijze, het verlangen heeft te kennen gegeven, dat er werkdadig worde overgegaan tot de zoo onvermijdelijke verbetering van het lot der krankzinnigen in Ne. derland; terwijl het gewestelijk Bestuur tevens is bekend gemaakt met Zr. Ms. menschlievende bedoelingen, onder aanwijzing der middelen, welke, naar Hoogstderzelver inzienzouden kunnen en behooren te worden aangewend om een zoo heilzaam doel te bereiken. Ten einde aan de uitgedrukte be geerte des Konings te kunnen voldoen, en de vereischt wordende voorstel len en beschikkingen te kunnen voorbereiden, zal het, in verband tot de vorenstaande beschouwing, in de allereerste plaats noodig wezen, zich juiste opgaven te verschaffen van het aantal der krankzinnigen en van de wijze, op welke zij, hetzij in, hetzij buiten gestichten, verpleegd worden, gelijk mede van het aantal krankzinnigen-huizen, derzelver oorsprong, toestand, enz.; en, daar er eene tijdvak van ruim dertien jaren verloopen is, sederc daaromtrent inlichtingen gevraagd zijn, zou het bedenkelijk kunnen wezen, om daarop thans af te gaan, vermits de intusschen plaats gehad hebbende veranderingen van genoegzaam belang zouden kunnen geweest zijn, om op de thans te nemen besluiten invloed uit te oefenen. Op grond van eene en ander zijn de gemeente Besturen uitgenoodigd, om, even als vroeger is ge. schied, te willen overgaan tot het invullen van twee tabellen, betreffende de krankzinnigen en de krankzinnigen-huizen, en om daarbij met alle moge lijke zorg en naanwkeurigheid te werk te gaan, alzoo de uitkomsten daar van dadelijk tot een' voornamen grondslag der beraadslagingen van het ge westelijk Bestuur zullen moeten strekken. Deze tabellen worden bij hec gewestelijk Bestuur reeds uiterlijk den 12 Julij te gemoet gezien, welke ter. mijn door de gemeente Besturen volstrekt niet zal mogen overschreden worden. Dezer dagen is ter kennisse van de stedelijke en verdere gemeente- Besturen gebragt, dat Z. M. de Koning geene genoegzame redenen heefc gevonden, om de met onbepaald verlof gezonden miliciens, mobiele schut ters, en manschappen van vrijwillige corpsen, vrij te stellen van den omslag der gemeentelasten en van het verrigten van hand- en spandiensten of andere dergelijke praestatien, voor zoo veel zij overigens in de termen vallen van tot die lasten en diensten verpligt te zijn. Tevens is, bij deze gelegenheid, ingevolge het verlangen des Konings, aan de voorschreven besturen herinnerd of medegedeeld het aangenomen beginsel, dat aan hen, die, voor het vierde kwartaal des jaars, de gemeente met der woon verlaten en voor het geheel» jaar in de gemeente-omslagen zijn aangeslagen, op derzelver te doene aan vragen, remissie moet worden verleerd van zoo vele twaalfde gedeelten van hunne aanslagen, als er maanden van het jaar, nadat zij de gemeente hebben verlaten, overblijven. Men verzekert, dat de geboortedag des Konings dit jaar in de hofstad luisteriik zal gevierd worden. De Avondbode berigt, dat eenige grondeigenaars langs de vaart van Am. sterdam naar Haarlem over wier gronden de aan te leggen spoorweg moet loopen geweigerd hebben afstand te doen van grondgebied, als reden aan voerende, dat de Fransche wet van 8 Maart 1810 ten dien opzigte geene kracht meer had. De directie van den spoorweg is nu met voornoemden in een proces gewikkeld. De Belgische leening van 37,000,000 fr., met het huis Rothschild, is aangegaan tegen afgifte van 3 pCt. schuldbrieven, tegen 73J- ten honderd. Het huis voornoemd zal tevens een commissie-loon genieten. VOlgens nadere berigten uit Luik van den 23 Junij, waren bij de gaz- ontvlamming, die den vorigen avond in de steenkolenmijn CEspèrancenabij Seraing, heeft plaats gehad, 99 werklieden in die mijn, eene der diepste in Belgie, afgedaald. Van dezen waren in den namiddag van den 23sten, reeds 56 dooden en 7 ligter of zwaarder gekwetsten uit de gangen opgehaald. De nasporingen aldaar werden roet onvermoeiden ijver voortgezet, zoodat men, ofschoon er van de 99 werklieden sommigen geweest zijn, die zich bij tijds door de vlugt hebben gerednog altijd eenigen scheen te missen. Een dier geredden heeft niet geschroomd, om terstond met den meesterknecht in de mijn weder af te dalen, ten einde zijne makkers te hulp te komen. Een huisvader, die op het gerucht van het plaats gehad hebbende ongeluk was toegeschoten, heeft onder de opgehaalde lijken die van drie zijner zonen herkend. Overigens is, na gedaan onderzoek, gebleken, dat er nergens in de mijngangen eene uitstorting heeft gehad, zoodat de arbeid aldaar zal kun nen worden voortgezet. Den 23sten des namiddags, en dus slechts weinige uren na de plaats gehad hebbende ramp, zag men de mijnwerkers, mee even veel bedaardheid als te voren, en zonder eenige andere voorzorg, dan het slaan van een kruis, naar het donker verblijf afdalen, waar zij, aan meer dan een gevaar blootgesteld, hun sober stuk brood moeten verdienen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 1