F R A N K R IJ K. MENGELINGEN. Tusschen Glasgow en Dalmuir Works is weder de ketel van eene stoom boot gesprongen, waardoor eenige menschen het leven hebben verloren. De boot heeft weinig schade bekomen. Uit Lissabon heeft men tijding tot den 12 Junij. Twee Ministers had den hun ontslag ingediend, doch hetzelve was door de Koningin niet aange- nomen. Parijs den 22 Junij. Men verneemt met genoegendat de Regering het plan heeft een standbeeld ter eer van den wereld-beroemden Abt de PEpée, die zich door zijne onderwijs aan doofstommen zoo verdienstelijk gemaakt heeft, op te rigten. Er is reeds eene Commissie benoemd, om over die zaait te raadplegen aan welker hoofd de Voorzitter der Kamer van, Afgevaardig den de heer Dupin, staat. In de laatste zittingen van de Kamer van Afgevaardigden zijn onder, scheiden ontwerpen van wet tot het aanleggen van ijzeren spoorwegen aan genomen. In die Kamer wordt thans beraadslaagd over de begrooting van de ont. vangsten, welke spoedig zal aangenomen en de zitting gesloten worden. Den 2osten is dan ook die wet met 248 tegen 37 stemmen aangenomen zoodat men alleen nog zal bijeenkomen om de sluiting te vernemen. De Kaïner der Pairs is op een Koninglijk bevelschrift in GeregtsHof veranderd, om te oordeelen de heer Laity, ex-Luitenant, die in de geDeur- tenissen van Strasburg is betrokken geweest; hij is om het uitgeven van eene brochure, in staat van beschuldiging gesteld. De Mexikaansche Gezant te Parijs zou aan den Minister Moli zijne passen gevraagd hebben en naar Engeland vertrokken zijn, De Prins de Joinville ïs den 20 Mei te Norfolk gearriveerd aan boord van het linieschip Hercule, en den volgenden dag naar Richmond en Was hington vertrokken. Er was te Parijs een gerucht in omloop dat Nederland aan Belgie den oorlog verklaard had. Uit Toulon schrijft men van 15 Junij als volgt: Gisteren avond heeft de zee-Prefect per telegraaf den last bekomen om de korvetten Danaïde en Brillante voor eene dringende bestemming uit teruscen. Ook is er bevel ontvangen om het herstel van alle aan de werven liggende schepen te bespoedigen en dezelve zeilvaardig te maken. Ten gevolge van deze bevelen zullen de corvet Perie en de brik Cygne morgen uit het dok worden gehaald. Het doel van deze uitrusting is nog een geheim. In een onzer vorige nommers hebben wij'gemeld, dat de Generaal Ne. grier uit Constantine eenen togt meer binnenwaarts gemaakt had; het vol gende wordt hiervan nog medegedeeld: Gedurende den togt der mobile colonne, werden van tijd tot tijd door den Generaal zendelingen aan de onderscheidene volkstammen afgevaardigd, om zijne aanstaande komst aan te kondigen, en de met ons verbondene hoofden uit te noodigen van zich bij de colonne te voegen. Die oproeping bleef niet zonder gevolgzoo zelfs, dat toen de Genernal op een dagmarsch van den stam van Selectas, te midden waarvan de verjaagde Bey Achmed zich ophield, was aangekomen, meer dan twintig Scheiks zich bij hem bevonden. Achmed kon slechts over 1500 gewapenden beschikken; en onze colonne telde meer dan 3,000 bajonetten. De hoofden der stammen, die zich bij den gewezen Bey bevonden, begaven zich naar de legerplaats van den Generaal, zoo het heette, om aan Frankrijk in onderwerping te komen, maar eigenlijk om de magt der Franschen te bespieden, en daarvan aan Achmed, van wien zij allen bloedverwanten waren, berigt te geven. De Generaal, op hnnr.e fraaije betuigingen weinig vertrouwende, hield sommige hunner ais gijzelaars bij zich, en zond de anderen aan hunnen meester terug, om dezen aan te manen van in onderwerping te komendaar hij anders als een oproermaker zou wor. den behandeld. Eene drukke wisseling van renboden had er plaats. Achmed wilde, dat hij niet tot het nemen van een besluit gedwongen wierd, alvorens hij van den Gouverneur, met wien hij, volgens zijn zeggen, onderbande, lingen had aangeknoopt, antwoord "ontvangen had, maar de Generaal Negrier eischte eene onmiddelijke, onvoorwaardelijke onderwerping. Eindelijk stemde hii er in toe, dat Achmed te midden van eenen stam aan den zoom der woes- tijd eene wijkplaats zocht; maar hij liet hem dan ook tevens verklaren, dat, indien hij het grondgebied van dien stam verlietzijne magt hem wel zou weten te bereiken, en dat hij dan generlei genade te verwachten had. Te Havre heeft men, over Nieuw-York de voorwaarden vernomen, welke de heer Defaudis aan de herstelling der vredes- en vriendschapsbe trekkingen met Mexico gehecht heeft; zie hier dezelve: i°. Eene som van 600,000 dollars moet, vóór den isden Mei, betaald en aan boord van het voor Vera-Cruz liggende Fransche oorlogschip bezorgd .worden, ten einde door het Gouvernement verdeeld te worden aan die Fran, schen, welke van den kant van Mexico verongelijkingen ondergaan hebben, en die in drie klassen veraeeld zijn, als i°.zij die, gedurende de burgertwis ten, geplunderd zijn of wier koopwaren men vernield heeft; 2°.zij, welken men aan gedwongen leeningen heeft onderworpen; 3°. zij, aan welken regc geweigerd is en die het slagtoffer van onregtmatige en willekeurige uitspra ken geweest zijn. 20. De Colonel Gemez, die bevel gegeven heeft tot het ter dood brengen, te Tampico, van twee Franschen, de heeren Demvissent en Saussieu, zal zijnen rang verliezen en aan de familiën der slagtoffers 20,000 dollars betalen. 3°. De Colonel Pardo, Commandant van Colinfa, zal, wegens het aantas ten en kwetsen van den heer G. Dulany, van zijn officiers-post ontzet wor den en aan den heer Dulany 9660 dollars betalen. 40. De heer TamayoRegter te Mexico, zal, omdat hij een onregtvaar. dig vonnis tegen den heer Lemoine geveld heeft, afgezet, de heer Lemoine daarentegen in vrijheid gesteld wordenen als vergoeding 2,000 dollars ontvangen. 5°. Men zal de som van 50,000 dollars betalen aan de familien der Fran, schen, die te Arenztego vermoord zijn. De hierboven bijzonderlijk opgegevene sommen maken geen gedeelte uit van de in het eerste artikel vermelde 600,000 dollars. De heer Defaudis vordert daarenboven, dat de Mexikaansche Regering zich op de uitdrukkelijkste en plegtigste wijze verbindewel te verstaan onder de voorwaarde eener volkomene wéerkeerigheid, in hetgeen betrek king heeft tot de agenten, de burgers, den handel en de scheepvaart van Frankrijk. Te dien opzigte zijn de volgende drie punten voorgeschreven: i°. Men zal voor altijd, op den grond der republiek, aan de diploma tieke en consulaire agenten, aan den handel en aan de scheepvaart van Frankrijk, de voorregtender meest begunstigde natiën verzekeren, uitgezon derd echter zekere persoonlijke en staatsregten, bij de constitutie van het land voorbehouden aan de burgers der nieuwe republieken, die zich in de oude bezittingen van het gewezen Spaansch-Amerika gevormd hebben. 2°. In alle gevalle zal men, van de Fransche burgers, noch eenigerlei oorlogscontributie, noch daartoe betrekking hebbende belastingen, bekend onder den naam van imprestitos forzosos, welke ook de doeleinden mogen zijn, waartoe men dezelve bestemt, afvorderen. 3°. Eindelijk zal men de gemakkelijkheden, welke de Franschen tot heden toe genoten hebben, om dén kleinhandel te oefenen, gelijk de Mexicanen zulks doen, op geenerhande wijs beperken, zonder aan de eersten toerei kende vergoeding toe te kennen. Men merkt te dezer gelegenheid aan, dat niets in deze berigten aanduidt, dat de vordering der 600,000 dollars tot 1,500,000 verhoogd was, gelijk daar van geruchten geloopen hadden. DE MAAGD van ORLEANS. Historisch voorgesteld naar MICHAUD en P OU JOU LET. Hoewel de verbalen der geschiedschrijvers, over het leven van Jeanne d'Arc, elkander klaarblijkelijk tegenspreken; hoewel de sluijer des geheims over hare gestalte, tot nog toe, niet is opgeligt, en waarschijnlijk nimmer zal opgeheven worden, zoo kan er toch voor den historiekenner geen twij fel meer ontstaan, omtrent hetgeen van de maagd van Domremy, van haar karakter en hare zending, moet geloofd worden. De Kronijk van Monstrelet er, de Fransche Rijksgeschiedenis van Duhaillandie al hetgeen Jeanne d'Arc betreft in het belagcheiijkste daglicht hebben gesteld, verdienen, omtrent dit punt, even weinig geloof, als hare beide verdedigers eti lof. redenaars, Amelgard en Edmoud Richer, Opmerkenswaardig blijft het intus. schen, dat de beide laatste werken nimmer zijn gedrukt geworden. Zij gaan in hunne eenvoudige ligtgeioovigheid en bewondering even ver, als de eersten in hunnen haat en laster. Dat echter de bewegingen van Mon. strelet en Duhaillan bij voorkeur zoo veel ingang bij de lezende wereld gevonden hebben, is weder een voorbeeld van de onregtvaardigheid, waar mede het nageslacht dikwijls de zuiverste en glorierijkste herinneringen be smet. Te gelijker tijd verklaart zich hierdoor, hoe de naam en de persoon van Jeanne d Arc bij het Fransche publiek, zoo belagchelijk, om niet nog erger te zeggen, zijn geworden. Thans staat, zoo als gezegd is, de meening omtrent de maagd van Orleans, wat de hoofdzaak betreft, vast. De ernstige en grondige geschiedkundige, laat Mezeray ter regter, en den schrijver der Dictionnaire philosephique et crit:queter linker zijde leggen, en vindt, dat zich nergens de noodzakelijk, heid opdoet, de maagd, of voor eene door God onmiddellijk afgezondene heilige, of voor eene met den duivel omgaande heks, te houden. De ver standige Etienne Pasquicr, heeft reeds gezegd, dat er aan de geschiedenis van Jeanne d'Arc, wanneer men ook alle door tijdgenooten, uit goede of kwame meening, bijgebragte leugens en verhalen daarvan aftrekt, belang wekkends en wonderbaars genoeg overblijft. In den laatsten tijd hebben Lingard en Sismondi hetzelfde onderwerp behandeld, en het is zonderbaar, dat de eerste, met zijne Katholieke denkbeelden en gevoelens, de maagd veel minder gunstig daarstelt, dan de sceptische en redenerende Fransche schrijver. De Notice sur Jeanne d'Arc, door de heeren Michaud en Poujoulet ge schreven, draagt het kenmerk van onpartijdigheid, rondborstigheid en gron. dig onderzoek, al hetgeen, tusschen de beide uitersten, tot de waarheid voert. Hier verschijnt ons Jeanne d'Arc, als een jong landmeisje, eenvou dig van zeden en gemoed, doch bezield door geloof, gloeijend van ijver, dat door den aanblik van het lijden van land en Koning tot dweepzuchc wordt gedreven. Heeft zij werkelijk eene zending van God gehad? Ja, in zoo ver als zij een werktuig der Voorzienigheid, tot redding der Fran schen, geweest is; maar hare verzekering, dat zij boodschappen onmid. dellijk van den hemel ontvangen heeft, behoeft daarom niet voor letterlijk waar aangenomen te worden. Zij zelve duidde de openbaringen, welke zij zeide ontvangen te hebben, met de uitdrukking aan: de stem had haar gezegd of bevolen. Daaruit blijkt, dat zij de hemelsche boden niet met eigen oogen gezien heeft, maar alleen woorden vernam, die de uit drukking waren van hetgeen geheel hare ziel vervulde en verrukte. Dit verschijnsel heeft zich ten allen tijde herhaald; wanneer namelijk één voor werp geheel onze aandacht boeit, ons hart vervult, dan kan eene sterke verbeeldingden schijn waarheidde waarheid logen doen worden. Hier door wordt alles begrijpelijk, en het geloof aan wonder of aan bedrog noodeloos; de dorre spotternijen der vrijgeesten zinken in het niet, en ook de bewijsgronden der orthodox-geloovigen verdwijnen voor de eenvoudige en onbetwijfelbare waarheid. Kan men zich, in gemoede, met het gevoelen vereenigen, dot Johanna eene bedriegster was? dat zij de lieden iets wijs gemaakt had; omdat zij zich voor eene zendelinge des hemels uitgaf, omdat zij verhaalde, hoe dikwijls haar de aartsengel Michael, de heilige Margarethade heilige Katharina, verschenen waren, ten einde haar moed in te spreken? Neen, Johanna be. droog niet, zij heeft de verschijningen werkelijk gehad, de stemmen waar lijk vernomen, maar het was niet uitwendig, in hare ziel viel dit voor. Men mag dit dweepzucht, overspanning, waanzin noemen: wat doet het er toe welk woord men kiest, om de oorzaak der niet te ontkennen werking te kenmerken? Had Johanna niet in het vast geloof geleefd, dat zij Gods last vervulde, ware zij niet geheel en al doordrongen geweest van het bewust zijn, dat zij door den hemel geroepen was, om Frankrijk en den Koning te redden, waar zoude zij dan moed en kracht gevonden hebben, tot de daden, waarvan de geschiedenis ten haren opzigte getuigt? Geen wijsgeer kan ont kennen, dat Jeanne d'Arc toenmaals Frankrijk gered heeft, dat het zonder haar verschijnen met de Fransche onafhankelijkheid en nationaliteit gedaan was. Hoe zag het er in 1429 in Frankrijk uit? Sedert vijftig jaren hadden de burger-oorlogen zonder ophouden gewoed, de partijen van Bourgogne en Armagnac verscheurden het iand, het bloedde uit duizend wonden; hulpe. loos was het aan de aanvallen van overmagtige vijanden prijs gegeven. Drie vierde van het Fransche grondgebied in het zuiden, westen en noorden waren in handen der Engelschen, vereenigd met de Hertogen van Bretagne en Bourgondie. Hetgeen Hendrik V van Engeland, bij Azincourt (1415), zegevierend begonnen was, zette zijn broeder de Hertog van Bedford, in gemeenschap met den Graaf Salisbury en den beruchten Talbot, voort; zij overwonnen bij Crevant en Verneuil; gedurig enger werd de kring waarin 'Karei VII was opgesloten. Deze zat te Chinon aan de Loire, met weinige getrouwen; van dag tot dag dunde verraad of vrees de rijen zijner aanhan gers; zijne strijdmagt smolt te zamen; het kwam zoo ver, dat hij slechts eene schaar vreemde huurlingen, die onder het bevel van eenen SchotDouglas genaamd, stonden, tot zijne verdediging overhield. Door herbaalde nederla. gen geheel ontmoedigd, koesterde hij reeds het voornemen naar Dauphiné te vlugten, en geheel zijn Koningrijk, dat hij noch behouden noch bescher men kon, aan de Engelschen over te laten. Nog bood de trouwe stad Orleans tegenstand, doch dit laatste bolwerk, zonder uitzigt op hulp of ontzet zoude ook weldra in de magt des vijands hebben moeten vallen; men kon in deze moedige verdediging slechts de laatste wanhopige pogin gen der bijna vernietigde Koninglijke partij ontwaren. In dezen bangen noodtoen het laatste uur der Fransche monarchie en onafhankelijkheid scheen geslagen te zijntreedt plotseling Jeanne d'Arc op het schouwtooneel. Zij verschijnt aan het Hof te Chinon; met geestdrift en vasten moed tegen over de dreigende gevaren, belooft zij, in naam Gods, nog alles te redden, zoo men zich aan hare leiding toevertrouwt. In den beginne gelooft men hare woorden niet; maar hare verhevene rede, de over tuiging, welke haar zigtbaar bezielt, en haar vaste wil, maken weldra op de ongeloovigen indruk. Koning Karei zelf, verwonderd over de hardnek, kigheid, waarmede de jongvrouw bij haar voornemen volhardt, nieuwsgierig welk einde deze ongewone onderneming zoude hebben, en bij den wanho. pigen toestand zijner zaken wel geneigd zijnde, eenen op zoo zonderlinge wijze aankomenden bijstand op goed geluk aan te nemenvoldoet eindelijk aan haar verlangenen stelt eene gewapenne bende onder haar bevelwaar mede zij tot redding van Orleans wil uittrekken. En ziet, naauwelijks heeft de jongvrouw zich in de belegerde stad geworpen, of op eens verandert de stand van zaken; eene ommekeer van het krijgsgeluk heeft plaats. De En gelschen hooren van de wonderbare heldin, die zich tegen hen verklaart, en wanen dat de hemel of de hel er mede gemoeid is. De belegerden, door de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 3