kruis van het 'eer'e-le*ioen9 ondertnsschen slaat de Afgevaardigde dc 7.no
dringend gevraagde familie-uitnoodiging niet geheel af; hij belooft de noodige
stappen te doen om deze gunst te erlangen.
Nu verwittigt men hem dat het ontbijt gereed is; hij gaat in de eetkamer,
en vier verzoekers volgen hem; twee, plaatsen zich zonder verdere pügt.
pleging met hem aan tafel. Het ombijt-uur is dat, waarop de Afgevaardigde
de bij hem ontvangene brieven, leest. Hij vindt er verscheidene op ziin
servet zij dragen den srempei van zijn departement. Bij opening blijkt de
eerste van den Bibliothecaris der hoofdplaats te zijn en houdt het volgende in;
Mijnbeer, de bibliotheek onzer stad bevindt zich in eenen deerniswaar
digen toestand. Wij hadden eenen Voltaire en eenen Rousseau, welke de zen
delingen defekt gemaakt hebben, door de niet ketterij bezoedelde deelen te
verbranden. Wij hadden eene verzameling van den Motiiteurwelke onze
Prefect deerlijk gehavend heeft, door er die nummers uit re scheuren, waarin
zijne adressen en gelukwenschen aan den Keizer, aar. Lodewijk XVlllden
Hertog van Wellington en Karei X ce vi iden waren. Eenige andere weten
schappelijke werken zijn verloren geraakt. Onder deze treurige omstandig
heden, wenden wij ons tot u, om eenige dier werken te benomen waarop
het Ministerie altoos inteekenc, en die het, zoo men zegt, met groote edel.
moedigheid verdeelt."
Twee andere achtervolgens geopende brieven, zetten den Afgevaardigde
in groote verlegenheid, de eerste luidt; „Men staat op het punt van in de
Kamer der Afgevaardigden eene wet op het zout voor te dragen. Het door
de Commissie opgemaakte ontwerp is zeer voordeeiig voor ons departement,
wij hoopen dat gij hetzelve door eene krachtige redevoering zult ondersts-u
nend De tweede; „Men wil in de Kamer van Afgevaardigden eene wee op
het zout voordragen. Het door de Commissie opgemaakte ontwerp is zeer
nadeelig voor de belangen van ons departement; wij hoopen dat gij hetzelve
door eene krachtige rede zult bestrijdend
Een brief ligt nog ongeopend. „Misschien brengt mij deze uit de verle
genheid," zeide de Afgevaardigde, doch er staat niets van zout in dezen
laatsten epistel. Hier volgt dezelve;
Waaraan denkt gij dan zeer vereerde Ik verwacht eene kist met mode
artikelen, welke gij mij op den vijfcienden zenden zoudr; wij tellen reeds
den achttienden, en nog heeft men niets van u gehoord. Zoo langzaam heb
ik niet gewerkt, toen het er op aan kwam, uwe keus te ondersteunen en
stemmen te verzamelen. En daarenboven is het uwe eigene zaak, want zoo
ik eenigen invloed in onze stad heb, ben ik zulks aan mijn toilet verschul
digd. Ik zeg u verder niets als dat madame die, zoo gij weet, den Kan
didaat der oppositie ondersteunt, mij bij de laatste soiree des Ontvangers-
Generaal, verduisterd heeft. Haar kring van bewonderaars heeft zich ten
koste des mijnen vergroot. Zij had eene taille, welke haar een merkbaar
overzigt gaf, eene hoogst voordeelige taille, zeg ik u, welke ti bij de eerst
volgende verkiezing nog wel eenige stemmen zoude kunnen kosten. Zij is
zeer coquet, en de mannen laten zich zoo dikwijls door den schijn bedriegen,
liet laatste canezou-kleeddac gij mij gezonden hebt, staat niet goed. Me
vrouw J. heeft armbanden met cameëen. Draagt men dan thans cameëen?
Ik heb er een paar, welke ik zoude kunnen laten omvatten. De Generaal
geeft Maandag over acht dagen een bal, en wanneer ik voor dien dag mijne
kist niet heb, dan zijn wij ongelukkig. Schrijf mij toch, wat thans de
nieuwsce vorm der mouwen is, en welke bloemen rlians het meest gedragen
worden, voornamelijk door vrouwen van mijne haarkleur. Ik zend u een lok
van mijn haar in het geval dac gij u de schakering niet juist moge herinneren.
Gij zulc zestig franken van de rekening der waschvrotuv afcrekken, weiice
onbeschaamd hoog is. Ik zal u in de volgende week door den heer Bdie
Donderdag naar Parijs reist, eene handschoen en eenen schoen zendenkoop
mij zes paar witte en zes paar gekleurde handschoenen naar dat model, als
mede vier paar schoenen en twee paar laarsjes. Ik reken op uwe naauwge.
zetheidmaak uwe nalatigheid weder goed en bezorg mijne commissie mee
den ijver en de naauwkeurigheid eens goeden Afgevaardigden."
Nadat hij dezen lieven brief gelezen heeft, onevvijke de Afgevaardigde an
dere bezwaren door zijne woning te verlaten om zich naar de zitting der
Kamer te begeven. Maar de verzoekers wachten hem gaande wegs op. Ein
delijk komt hij in het palais-bourbon tusschen twee verschillende meeningen,
die hem om zijne scem verzochten. De doccnnairen grijpen hem regtsde
tiers-parti links aan, en ieder zoekt hem naar zijne zijde over te halen. De
zitting is geopend en nieuwe beproevingen beginnen; eerst eene rede van
den heer R., dan van D. Onze Afgevaardigde is zoo gelukkig van i;i te sla
pen. Plotseling doet hem eene hevige discussie ontwaken, en hij ziet dac het
etens-uiir daar is, doch moet bevorens nog eene eindelooze verdediging van
F. aanhooren, welke de zitting zeer laac doet voortduren. Eindelijk is hij
zoo ver vrij om aan cafel te kunnen gaan, doch ook hier moet hij zijne rol
van Afgevaardigde weder opnemen en voortzetten. Hij gaac in de opera en
vertoont zich eenen oogenblik in de loge des Ministers. Oogenblikkeiijk
stellen zich vijf of zes lieden uit zijne provincie als schildwachten voor de
deur, en zoodra hij daaruit te voorschijn treedt, kwellen zij hem om hen
aan Z. Exc, voor te stellen.
Voor den Afgevaardigde is er geen toevlugtsoord, geene schuilplaats,
welke hem tegen de verzoekers en kiezers zijner provincie zoude kunnen
beschermen. Zelfs eerst om middernacht naar huis gaande vindt hij somtijds
nog eenen vermetelen verzoeker, die hem afwacht; te middernacht heeft
hij even zoo vele brieven te lezen als des middags. Des nachts droomt hij
van kiezers, bal-uitnoodigingenbibliotheken, canezous, zoucwecten, kruis-
sen, hangende bruggen; de stem des verzoekers weêrgalmt in zijn oor, de
spoorweg loopt over zijn hoofd, zijn geheel departement zet zich op zijne
borst, om hem te verpletteren. Wanneer hij eindelijk uit dezen angscvollen
droom ontwaakt, zoo is het om den volgenden dag even als den vorigen
door te brengen.
GENEALOGIE der SUIKER.
Een zoo even onder den titel van: „Onderhoud over natuur en kunst"
Conversation on nature and artin Engeland verschenen boekje, bevat,
onder anderen, eenige belangrijke bijdragen tot de geschiedenis der suiker.
Het eerst werd de suiker aangekweekt in het land dat zoo vele zaken wist
en uitvindingen deed vroeger dan overal elders, namelijk in China. In Europa
daclu men nog niet om dit zoet genot, toen men zich in China reeds twee
duizend jaren daarmede verkwikte. De Grieken hebben dezelve gekend, doch
alleen als iets zeer kostbaars en zeldzaams, en dan nog wel eerst ten tijde
van Theophrastus. Zij ontving toen, waarschijnlijk om dac men dezelve alleen
iu haren zandachtigen witten toestand kende, den naam van „Indisch zout."
De Chinezen verstonden reeds de kunst om dezelve te raffineren. Van China
was dezelve intusschen westwaarts naar Indië gekomen daar ontving ze den
naam, welke daaraan nog gegeven wordt, namelijk Zuccarmet de bijvoe
ging mambudat is; bamboes-suiker
Van de Europesche volken der middeleeuwen waren het de Portugezen,
die de suiker het eerst, en wel in de westelijke havens van Indie, leerden
kennen. Volgens de Oosrersche wijze, verhaalden de Indianen wonderen
van dit product, en verborgen er den waren oorsprong van, zoo dat vele
fabelen daaromtrent in Europa verreld werden, en de geleerden zich hec
hoofd over de aankweeking van dit product braken. Eenige beroemde theo
retici verklaarden het eenvoudig voor Oostersche honig; hiertegen werd
aangevoerd, dat zich in dezelve volscrekc geene sporen van bijen, zoo als
in andere honig opdeden, waarop sommige zegevierend antwoordden, dac
deze honig zonder bijen werd vooitgebragt. Anderen geloofden dat het eene
joort van manna was, welke in Indie uit den hemel nederviel, weldra gingen
cok de Chimiei aan het onderzoeker, van dit nieuw manna v en verklaarden het
voor het verdikte sap eens boomstams. i)e eene verklaring werd, zoo men
ziet, langzamerhand duidelijker dan de andere. Eindelijk baqrde Mat co Paolo
algemeene verwondering, teen hij van zijne reizen te Venetie terug kinand,
en, met hec suikerriet in de hand, het geheim der suiker-teelt openbaarde*
Inmiddels had zich ook de aankweeking van het suikerriet uit Indie gedurig
meer westwaarts, tot in Arabie uitgebreid, en van daar maakte dezelve*
even als de koffij, de reis door alle zuidelijke deelen der wereld. De win
zucht had zich daarvan meester gemaakt, en deze propaganda heeft nog
groocere magc dan de staatkundige en Godsdienstige. Van Arabie kwam hec
suikerriet in Egypte, van Egypte naar Sicilië, van Sicilië naar Madeira, van
Madeira naar Spaansch-AmerikaBrazilië en Barbados, en van daar eindelijk
naar alle eilanden van Bricsch Wesc-Indie.
z f; e - t ij d I n g.
In Tessel binnengekomen W. G. Hillinga, van Christiaafisand, T. A. Warner, vau
Drammen S. Petrivan Cuxhavcn.
in het Vlie binnengekomen K. H. Plukker, van Sunderland, N. M. Lindegaard, van
Hull, J. Atkins, van New-Castle, P. Nilsson, van Gothenburg, D. li. de Groot,
H. D. de Groot cn IJ. H. Plukker, van ChristiaansandJ, G. de Vos en J. A. Zuil,
van Drobak, J. H. Deddes, van Libau, li, W. Luktus èn D. li. Daniels, van Ostri-
soer, J. Eilers, van Oudsoen.
Te Tersch. niets gepasseerd-
liet schip PhonixKapt. H. Bindemann, is den 18 Mei van Amsterdam naar Memel
verti okken.
liet suiiip Bantam, Kapt. C. Schoewert, [van Batavia naar Rotterdam, is den 9 Mei
gepraaid op 49"* N. breedte90 W. lengte.
liet schip Trc ykaKapt. P. 11. Mei nerts, van Livorno naar Amsterdam, is den 28
April gepraaid op 47" N breedte, 130 W. lengte.
Am vemen een Tc Montevideo Kapt. C. van der Wind, van Amsterdam'te New-York
E. 11. Mugge, cn ie Rouen 11. IJ. de Jonge, beide van Rotterdam; tc Belfast J. Willi
ams, van Dordrecht; re Liverpool Kapt. de Boer en D. Guyt, van Rotterdam, A. II.
Karsyns, van Dellzyl; tc Newport J. Woods, van Rotterdam, T. Lloydvan Dof-
drechtte Gravesend O. F. Fokkema van Workuin, R. Stranack /en te Hull W. Bouch,
beide van Rotterdam; tc Sunderland T. Brown, van Amsterdam, J. Scott, van Dor.
■drecht; te Nortshields j. Gowland, van Amsterdam.
PRIJS-COURANT der EFFECTEN.
Amsterdam den 19. Mei 1838.
Nederlanden,
Werkel.Schuld 2jpCt. 54Ja 54J
Dico 5 ioi^aioif
Uitg. a
Kans-Biljetren24'a 25}
Amort.Synriic. 4! 95 a 95^
3i79-1a 79?
Hand.-Maats. 4!- i87?-ai88J-
Nieuwedito.4J--]a
Aandl.H.Spoorw. a
Frankrijk.
Inschr. Grb. 3 pCt. a
Rusland.
Gb.#.&C°.i798 5pCt.io4?aio5
i8?2 5a -
Ins. en Certif. 668?a 69
18R 597?a 98
Gebl,
54
101J
25
95!
79i
1 °4 s I
681'
97 s
Pruissen.
Geldl. te Lond. 4pCt. a
Aandeelen van ditoa
Spanje.
Nieuwe 1835 85 5pCt.2i?a22
Ditoonbep.st...a
Dito passive5 a 5J
Dito uitgesta
Coupons 1 Nov...a
Oostenrijk.
jObl. G0//&C0.5 pCt. a
[Certificaten.2Ja
|Neg. Mecaliek2ja
Idem5 - a
Dito in Lond5 a
Bank-Aktien.. 3 a
Napels.
jCertificaten.5 pCt. a
Dito in Napels. 5 a
Gebl.
5Ï'
De Prijs van de BOTER aan de Waag binnen Leyden.
Zaturdag den 19. Mei 1838.
Llooi Boter. Van 24 tot 28 gulden.
Gras Boter. Van 31 tot 35 36 gulden.
De Staatsraad, Gouverneur van Zuid-Holland, herinnert bij deze alle houder;
van Pretentien, zoo ten laste van bet Rijk als van de Provinciale Administratie in Zuid-
Holland, over de dienst van 1837, dat de tijd tot het indienen van hunne Rekeningen cf
Decliratien, ten gevolge der bepalingen, vervat in de wet van 8 November 1815 QStaaty
blad N°. 51)met den laatsten junij zal eindigen; en er alzoo na dien dag gcène zooda
nige Declaratien meer kunnen worden aangenomen; noodigende hij mitsdien de belangheb
benden uit, 0111 dezen v.iterlijken termijn niet al'te wachtencn althans vóór den afloop
van dcnzelven, hunne stukken in te zenden aan die Autoriteit of Ambtenaar, van wien
zij den last, welke betrekking heeft tot het object hunner onbetaalde Pretentie, bekome»
hebben.
Gravenhageden 16 Mei 1838.
De StaatsraadGouverneur voornoemd
van der Duyn.
Getrouwd:
Leyden, 20 Mei 1838.
Eenige Kennisgeving
j.
T,
J. Q U A N
iVeduwnaaren
S. F. SNOECKX.
Heden verloste voorspoedig van eene welgeschapene DOCHTER
GODEFRIEDA MARIA van BAALEN, geliefde Huisvrouw van
Leyden, 19 Mei 1838. JACOBUS van den BERG.
Heden morgen overleed, toe onze bittere droefheid, de jongst»
onzer Lievelingen, JOHANNES MARINUS, in den ouderdom van eei
jaar en zes maanden.
Leyden J. W. VISSER,
den 20 Mei 1838. M. VISSER,
geb. Poeliejoe.
Vrienden en Bekenden gelleven deze algemeene ook ais bijzondere,
Kennisgeving aan te merken.
De Ondergeteekende heeft de eer te berigten, dat hij zijn Nieuwl
aangelegde en opgerigte KOFFIJHUIS, thans genaamd BUITEN-LUSTJ
(voorheen Fijver-Lust)zal openen, op Woensdag den 23 Mei eerstko.
mende, en beveelt zich in de gunst van het geëerde Publiek, welke hij ziel
door eene civiele en fatsoenlijke bediening zal trachten waardig te maken.
Leyden den ai Mei 1838. J. C O U V E.
V WESSELING, H. WESSELTNG, G. W. WESSELING enJ.WES
SELING Hz., Makelaars, zullen op Vrijdag den 25scen Mei 1838, des na
middags ten drie ure, te Amsterdam, in de IFitte Zwaan, op den Nieuwen
dijk, presenteeren te Verknopen: Eene extra mooije geheel nieuw aange
komen en onaangebrokene Partij STUKHOUT, bestaande in Wagenschot
Piiphont, Vathout en Halfvathout; een extra mooije nieuw aangekomen
Partij Dennen, Vngten en Greenen, een mooi Partijtje Eikenhout, en an
dere HOUTWAREN. Liggende als bij Notitiën wordt aangewezen, die aal
het Kantoor van BONTEKONING en AUKES te verkrijgen zijn.
Bij tie Wed. ANTHONY de KLOP PER en ZOON, te Leyden.