•v jrgunnittg om tot het wereldlijke leven terug te keeren en hij huwde Mile» Grondt, welke hij, bij zijne terugkomst uit Amerika, te Hamburg bad lee- icn kennen. Van dien tijd ook dagteekent de twist tusschen hem en Fouchi. Napoleon, Keizer geworden zijnde, benoemde Talleyrand tot groot Kamer- heer des Rijks en droeg hem later de waardigheid van regerend Vorst van Benevento op, terwijl hij hem tevens het portefeuille van Buicenlandsche ■Zaken liet behouden. In 1807 werd hij verheven tot de waardigheid van Grand Electeurwaar. bij hij in zijne betrekking van Minister van Buitenlandsche Zaken door den heer de Champagny vervangen werd. Talleyrand bestreed met kracht de ontwerpen van Napoleon ten aanzien van Spanje, en de eerste nadeelen, welke de Fransche troepen leden, ver. bitierden den Keizer nog meer tegen hem en deden hem iq ongenade ver. vallen. Uit het Bestuur en uit den Keizerlijken Raad verwijderd, bevond hij zich als ware het onder zeker toezigt, waarover hij zich echter weinig bekreunde, want hij bad reeds meermalen vroeger de waarde van het ge. duld leeren kennen, gelijk het geduld dan ook altijd zonder tegenspraak een der grootste middelen van welslagen van dezen bekwamen Diplomaat is geweest. In 1S14 vinden wij hem dan ook terng als President van het provisionele Bestuur, en Frankrijk tot op de aankomst van den Graaf van Artois beheersciiende. Destijds oefende hij op de buitenlandsche Vorsten en vooral op den Keizer Alexander, die zijn hótel te Parijs betrokken had, eenen invloed uit, welken geheel Frankrijk gevoelde. Den 12 Mei 1814 benoemde Lodewyk XVIII hem tor Pair van Frankrijk en Minister van Bui tenlandsche Zaken, en den 4 Junij van datzelfde jaar vertegenwoordige hij Frankrijk op het Congres van Weenen. Gedurende de honderd dagen bieef hij doof voor al de aanbiedingen des Keizers, cie te laat ziinen invloed en zijne staatkundige belangrijkheid begreep. Met Lodewyk XVIII naar Frankrijk teruggekeerd, vatte hij zijne bediening van Minister van Buitenlandsche Zaken weder op, en werd buitendien Pre sident van den Raad; doch drie maanden daarna gaf hij zijne demissie, wil lende hij niet zijnen naam teeltenen onder een tractaat, welks bepalingen, volgens hem, eene schande en een bederf vboi Frankrijk waren. Tot Groot- Kamerheer benoemd, verscheen hit steeds ten Hove, doch bleef van de za ken van het Bestuur verwijderd'. Niettemin schaarde hij zich steeds aan de zijde der oppositie van de Kanier der Pairs; hij verscheen weinig op het spreekgestoeltedoch oefende eenen grooten invloed op zijne collega's uic. Als koele aanschouwer en waarnemer der gebeurtenissen, wachtte Tallty. rand met kalmte de uitkomst van de verheffing van den heerPolignac tot het Bestuur af; hij had zijne maatregelen dien ten gevolge genomen, en de uit Darsting van 29 Julij vond hem geieed om op nieuw in het perk te treden. Dadelijk na de drie dagen tot Gezant te Londen benoemd, had hij bereids ziine baueriien in gereedheid gebragc om" wel ontvangen te worden door bet Ministerie IVellingtonwaarvan hij toen reeds den val voorzag. Talleytand is de eerste schrijver van een gelijkvormig stelsel op de theorie der maten en gewigten. Te Straatsburg is den iaden dezer een hevige brand in een der stallen van het iste regiment artillerie ontstaan. In weerwil der spoedig aangebragte hulp is het gebouw, hetwelk bij geluk afgezonderd stond, door de vlammen vernield geworden; van de 99 paarden zijn er 17 verbrand. Dit ongeluk wordt aan de onachtzaamheid van een' artillerist toegeschreven. Ook te Lyon heeft in den nacht van 11 op 12 dezer een geweldige brand gewoed, waar door meer dan honderd familien huisvesting en bezitting hebben verloren, .men vreest zelfs dat er menschen bij zijn omgekomen. Uit Algiers wordt van den 4 Mei gemeld, dat de legermagt van Abdel- Kader al meer en meer in de provincie Constantine indrong en verscheidene Scheiks, die te voren onder Achmet-Bey gestaan hadden, zich aan hem had. ■den onderworpen. Deze geheeie beweging, zoo vervolgt hetberigt, van Abdel-Kadcrs krijgs. oenden is van een veel bedenkelijker aard, dan men algemeen schijnt te be grijpen. Niet slechts heeft hij daardoor het met den Generaal Bugeaud aan de Tofna geslotene verdrag op eene in het oog vallende wijze geschonden, maar die zonder gerucht plaats hebbepde verovering van een groot gedeelte der provincie Constantine in naam van eenen Vorst, die voor weinige jaren nog slechts een gewoon Marabouc of geestelijke was, en zijn gezag alleen aan zijne eigene geestkracht en aan zijnen waren of voorgewenden ijver voor de leer van Mohammed te danken heeft, kan de vestiging der Franschen in Afrika aanmerkelijk benadeelen of zelfs op de duur onmogelijk maken. In dien men niet daartegen waakt, zullen binnen zes maanden al de Arabische volksstammen van de grenzen van het Regentschap Tunis tot aan die van i Marokko aan Abdel-Kader gehoorzamen. Nog berigt men van daar, dat het tractaat, hetgeen tusschen den Maar schalk Valléc en den Afgezant van Ack:net-BeyBen-A'issa geteckend was, de goedkeuring van de Fransche Regering niet heeft weggedragenen deze nu voorwaarden gesteld heeft, welke Achmet niet kan aannemen. TeLegraphische Depcche. Toulon, i6 Mei. Algiers, 12 Mei. De Maarschalk Vailée aan den Minister van Oorlog. De Provincie Algiers is bij voortduring rustig. Ons etablissement te Beiida is verzekerd; de Aiabicren verontrusten dezelve niet en zij voorzien de markten bij onze legerkampen geregeld van levensbehoeften. De forti, ficatie-werken zijn genóeg geyoraerd om onze troepen te dekkenbinnen weinige dagen zullen zij voltooid zijn. De onderwerping van Beni-Salaks schijnt volkomen te wezen; de Hadjouten komen op onze markten en een groot getal Arabieren, die sedert lang de vlakte verlaten hadden, keeren in hunne woningen terug, onder de bescherming van onze kampen. De dappere en steiüge wijze, op welke wij ons o'eral nedergezet heb ben, schijnt een einde aan alle onzekerheid van hunnen kant te maken. Men meldt nit Rio Janeiro, van den 21 Februarijdat 's Konings zoon, de Prins van Joirivilleeene zeer prachtige danspartij aan den Keizer van Brazilië, Don Predoll, heeft gegeven, aan boord van Zr. Ms. ooglogschip Herculewaarvan het dek, van den grooten mast tot aan de campagne, in eene prachtige danszaal was herschapen, en waarbij 300 der voornaamste Braziliaansche dames tegenwoordig zijn geweest. Na het feest, zijn de sche. pelingen op wijn en sterken drank onthaald, en hebben zij van de levendigste geestdrift voor den Koning en zijn geslacht doen blijken. MENGELINGEN. LIJDEN EENS FRANSCHEN AFGEVAARDIGDEN. Er is zeker niets eervollers dan Frankrijk in de Kamer van Afgevaardig. den te vertegenwoordigen; maar die eer heeft hare onaangenaamheden. Den Afgevaardigde des Departements is, door zijne volmagt, eene menigte we derwaardigheden opgelegd. De lieden zijner provincie beschouwen hem als een' Agent, als een* Zaakwaarnemer, die bij elke gelegenheid hun hulp moet verleenen. Zij vermeenen in alles regt te hebben op zijne bemidde ling, krachtens hunne magt als kiezers. Als slagtoffer van deze onbeschei denheid, behoort de Afgevaardigde zich zeiven niet; zijne ledige uren wor den door bezoeken bezet; de verzoeken en commissiën van allerlei aard, die Item bestormen, en dikwijls in tegenspraak mee elkander zijn, nemen hem geheel zijnen tijd weg. De kwellingen des Afgevaardigden beginnen bij zijn ontwaken. Hij door loopt de morgenbladen, gaat de staatkundige barometer na, en ziet zorg. vuidig of zlj.i naam nic'. in oer Qorsatrè of de Charivari geschandvlekt is. Weldra komen nu achtereenvolgend de bezoeken; een ieder heeft wat te verzoeken. „En onze brug?" zegt de eene, „gij had ons eene brug be loofd, en Wij wachten nog altijd daarop. De Regering acht ons, zoo hec schijnt, zeer gering, daar zij niet eens de kosten eener eenvoudige brug mag inwilligen. Overigens zijn er schikkingen te maken, breng gij de zaak op het tapijt; het is immers uwe zaak zoo goed ais de onze. Bij elite ver. kiezing stemmen wij voor dien Car.didaat, welke ons de brug belooft, en wanneer de tijd om is, hebben wij geen brug, en zijn genoodzaakt voor eenen andeten te stemmen. Zoo duurt de zaak sedert twintig jaren voort, doch wij zullen niet loslaten. De Kamer zal, zoo men zegt, ontbonden worden; des te beter voor ons. Denk daar wel om; wij zullen alleen voor u stemmen, wanneer wij bij die gelegenheid over onze brug kunnen gaan; moeten wij echter over het veerden vloed overtrekken, dan stemmen wij voor uwen mededinger. Daar echter de bouwing der brug eenigen tijd zal vereischen, zoo zijn wij te vreden, wanneer gij ons eene ordonnantie ver. toont, die ons den spoedigen ophouw verzekert." Mij 11 heer," zegt een ander, „Frankrijk zal thans twee spoorwegen be. komen, een dezer banen zal zich van Parijs naar Marseille uitstrekken; wij verlangen dat dezelve door onze stad loope. Op u rust de verpligting dezen onzen wensch door de Regering te doen aannemen." „„Maar ligt uwe stad niet op eenen berg?"" „Ja, maar wat doet dat? Komt de kunst niet alles te boven? Het zcude er ellendig uitzien, indien men zich door zulke nietige hinderpalen liet tegenhouden." „„Een nog moeijelijker punt is, dat de baan eenen grooten omweg zoude moeten maken om 11 op te zoeken, Gij ligt ge. heel buiten de rigting. De tegenwoordige straatweg, welke ook de spoorweg in ons departement volgen moet, loopt, naar ik geloofop eenen afstand van 15 uren van uwe plaats."" „Het is waar, dat de onder-Prefectuur van B. door bijzondere gunst den straatweg heeft verkregen, maar ieder het zijneen thans is de beurt aan ons. Ook is het onze stad wel waard dat men voor de zelve eenen omweg van 15 uren zoude maken. Het is eene, in vele opzigten, merkwaardige stad. Men heeft daar kortelings geleden eene Romeinsche graf. tombe ontdekt, welke de bewondering der oudheidkenners tot zich heeft ge- trokken. Men zal er ongetwijfeld nog andere ontdekken. Gij Ziet dat weten schap en kunst onze zaak begunstigen. V/ij rekenen op 11, Overigens moet ik u verwittigen, dat gij voor de volgends verkiezing eenen mededinger hebt, die ons den spoorweg plegtig beloofd heeft." Na deze verzoeken betreffende plaatselijke belangen, biedt zich eene dame aan; zij heeft eene uitgezochte kleeding, droefheid is op haar gelaat te le zen, zij zet zich met eenen diepen zucht neder, en verklaart de oorzaak van haar bezoek als volgt: „Gij ziet eene ongelukkige vrouw voor u mijn heer. Ach! tooneelspelen en romans hebben geen ongelijk, wanneer zij hec lot der vrouwen met zulke treurige kleuren afschilderen. Ons leven bestaat waarlijk .uit tranen. Balzac kent ons voortreffelijk! ook draag ik hem daar voor in het hart. Ik ben nog geen dertig jaren oud, maar bij de gehuwde vrouwen wacht het ongeluk niet op het getal jaren. Ik behoor tot rijke maar verblinde ouders. Zij hebben mij opgeofferd. Jong en zonder onder, vinding, wierp men mij in de armen eens reeds bejaarden mans. Ik ver langde eene ziel die in staat was de mijne te verstaan; maar ach! mijn man was twintig jaren te oud. Ik vraag geene emancipatie der vrouwenmaar alleen haar welzijn; ik verlang eene haven, een toeviugtsoord om onze, door de stormen van echtelijke verbindingen, geteisterde levens, in zekerheid te bren gen. Deze beschermende haven is de echtscheiding. De scheiding is eene garantie; het huwelijk zonder einde, is eene verschrikkelijke gevangenis. Ik heb over dit onderwerp een verzoekschrift aan de Kamer ingediend; ik hoop mijn heer, dat gij hetzelve met uw schoon redenaars-talent, met uwen in vloed op uwe mede-Afgevaardigden, of ten minste met uwe stem zult willen ondersteunen." De Afgevaardigde wacht zich wel, een onderhoud aan te knoopen dat niet eindigen zonde, en belooft, alle mogelijke zorg aan de scneidings-questiete besceden. De ongelukkige vrouw dankt hem zeer, en zegt bij het weggaan: „Ik wii mij persoonlijk tot alle Afgevaardigden wenden, reeds sedert achc dagen leg ik bezoeken af, en ik heb nog slechts bij honderd zes en negentig vertegenwoordigers te gaan, maar met moed, en op zijnen tijd een fiacre bereikt men het doel." Naauwelijks is de echtscheidings-dame vertrokken, of onze Afgevaardigde ziet een der aanzienlijken van de stad, welke hij vertegenwoordigt, in zijne kamer treden. Hoe lang," roept deze uit, „zal ik nog op mijn kruis van het eere-legioen wacnten? Ik kan zonder grootspraak zeggen, dat ik een der voornaamste mannen van het Departement ben, en mij ontbreekt hec kruis. Die is belagchelijk en veroorzaakt mij duizende kwellingen. Onlangs b. v. was ik bij den Maire, wij kegelden, en ik was de eenige die geen orde-lint had! In tien minuten tijd had ik het spel verloren. Gewis ben ik niet zoo bijgeloovig, dit ongeluk aan den mangel van een rood bandje toe te schrijven, maar toen ik mijne drie medespelers met hunne kruissen versierd, mij alleen van alle onderscheiding beroofd zag, voelde ik eene mismoediging en een gevoel van terugwerking, welke mij van mijne gewone vaardigheid ceroofden, ik maakte eenen ttvintig en verloor de partij met tien. Dit verlies van tien, aan mannen met orden, heeft mij verbitterd. Het is waaraentig te erg, dat een tnan als ik, die ttvee honderd vijftig morgen bosclt bezit, geen kruis van het eere-legioen heeft. Ik ben mogelijk de eenige man in Frankrijkdie zulke bezittingen en geene orden heeft. Is de grondeigendom niet de steun van den troon, en de voornaamste hulpbron des budgets? Gij vraagt naar mijne verdiensten? Mijne boomen,- mijn hout zijn mijne verdiensten. En wat nog meer is, ik heb mij steeds openlijk als een' aanhanger der Regering bekend gemaakt, wat is er meer noodig mijn heer, om het kruis te hebben? Wanneer ik er op loopen wilde, had ik nu reeds liet Commandeurs kertis moeten bezitten." De lieden, die voor hunne bijzondere belangen spreken, zijn wijdloopig; de Afgevaardigde weet, dat de minste tegenbedenking eenen nieuwen woor denvloed ten gevolge zoude hebben; hij hoort daarom stilzwijgend toe, geeft door teekenen zijne aandacht te kennen, en belooft, wanneer zijne rede ten einde is, zich vlijcig mee het kruis van zijnen achtingwaardigen stadgenoot bezig te houden. Een nieuwe landsman verschijnt thans, doch een man, die niet naar orden maar naar vermaak haakt. „Mijn waarde Heer Vertegenwoordiger, wij zijn voor de feesten te Patys geltomen, en ik reken hieromtrent op u, zoo als gij bij de verkiezingen op tnij kunt rekenen. Ik heb mijne vrouw en drie dochters hier, die zich gaarne op de hof-bals wilden vertoonen. Gij weet, dat de vrouwen veel aan deze vermaken hechten en dit is zeer natuurlijk. Die arme vrouwen! Zij kwellen zich met de zorgen van het huishouden en vervelen zich dikwijls te huis; het is dus billijk haar van tijd tot tijd eenige verstrooijing te verschaffen. Ik heb ook miinen zoon bij mij, Inatoleeen kind van dertien jaren, maar iets buitengewoons voor zijnen ouderdom; ik reken op u, om voor item eene beurs bij eene der gymnasien van Parys te verkrijgen. Mij valt nog in, dat, daar mijn zoon later hoogere staatsbetrek. kingen moet vervullen, hij ook vroeg de groote wereld moet leeren kennen; ik zoude dus wenschen, dat hii mede 111 de uitnoodiging begrepen ware, welke gij ons zult verschaffen. Overigens is Anatole wel opgevoed, en geen onaardig kind dat zich aan de ververschingen te buiten gaat en de presen- teer-blaadjes omstoot. Ik zal hein vooruit zeggen, hoe vele stukken koek en glazen ijs hij nemen moet. lit verzoek u alzoo om eene famille-üitnoo. diging voor het bal op het stadhuis, liet bal der nationale garde en het bal op de tuilerien. Gij weet, dat wij voor lang ingerigt zijn, om overal te kunnen verschijnen." De uitnoodtgingen tot de hoffeesten zijn moeijelijker te verkrijgen dan het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leydse Courant | 1838 | | pagina 3